Als we van de zoutvlakte bij Tahua weer aan ‘land’ komen gaan checken we een hotel waar
mensen volgens iOverlander voor de deur hebben gekampeerd. Elize vraagt of we er kunnen douchen en
dat mag voor een euro pp op een kamer die nog moet worden opgemaakt. Wat kan
een douche lekker zijn na een paar dagen. Ze hebben er ook nog redelijk
internet en ook dat is fijn na een tijdje digitale onthouding. Fris en fruitig
en bijge-appt, gaan we op zoek naar de het tankstation in Salinas de Garci
Mendoza. Op iOv vonden we dat deze redelijk makkelijk voor lokale prijs
diesel verkoopt. Ik ga onderhandelen en kom op een prijs per liter van 5
Bolivianos, een zeer aantrekkelijke 60 cent. De lokale prijs is 48 cent. Een
gringo, waar wij ook onder vallen, betaalt officiëel meer dan het dubbele, ruim
een euro. Net als hij wil gaan vullen gaan de digitale cijfertjes op de pomp op
blanco. Stroomuitval. We wachten nog even maar het wordt ook al laat en we
besluiten naar een slaapplaats te gaan, 7 kilometer verderop. Mooie plek met
uitzicht op de Salar in de verte. Hier zou je mooi tegen iemand kunnen zeggen
dat ie moet opzouten. Maar er is hier verder niemand.
De volgende ochtend doet de pomp het weer en gooien we beide tanks vol.
Gelukkig kon ik met het honderd-dollarbiljet, wat ik al heel lang meezeul,
betalen. We hebben nog steeds nergens kunnen pinnen.
Niet veel verder is er een krater van een meteoorinslag. Niet heel groot
maar toch fascinerend om te zien en een mooie plek voor lunch, waar we net te
lang blijven om Oruro nog te halen. Een plek achter een heuveltje langs de weg houdt
ons uit het zicht maar de nacht is gevuld met langsdenderende vrachtwagens.
In Oruro konden we dan eindelijk geld uit de muur trekken. Veel meer
heeft deze stad niet te bieden dus verder op weg naar La Paz.
De aanblik van deze stad verraste me volkomen. Het is een soort canyon met
rotspartijen die je in de Badlands van Dakota verwacht, maar dan volgebouwd met
huizen. Weinig straten zijn vlak, je gaat of omhoog, of omlaag en steil ook. De
kronkelrit naar onze bestemming is aardig vermoeiend, want er is ook veel
verkeer en omdat er geen rondweg is moet je altijd door het drukke centrum.
De plek is een die we vonden op iOverlander, een garage met minicamping.
Een berichtje vooraf sturen, vanwege de beperkte ruimte, was niet gelukt, maar
er was nog plek. Een camping is het niet, meer een ommuurd stuk grond met een
aantal auto’s en een werkplaats en daartussen plek voor nog wat bezoekers. Het
loopt behoorlijk af maar er staan twee flinke oprijbokken, zodat we toch vlak
kunnen staan. Marcos is met familie een paar dagen weg en we gaan gewoon
wachten tot hij terug is, want we willen naast een kampeerplek ook gebruik
maken van de garage. Een ouder frans stel, ook bezoekers, doet open leidt ons
rond. Er is snel internet en zo vermaken we ons wel. Het is ook wel lekker,
even pas op de plaats na iedere dag verder gereden te hebben.
Er moet nieuw vet in de draaikogels van de voorwielen. Bij nader
onderzoek blijkt dat de bewegende uiteinden van de stuurstangen ook versleten
zijn en vervangen moeten worden. Even een tegenvaller maar te belangrijk om
over te twijfelen. En Marcos blijkt een goede monteur. Met een hulpje van hem ga
ik naar de stad om de onderdelen te halen en gelukkig kunnen we alles in één
winkel krijgen. Al met al zijn we een dag bezig met de werkzaamheden. Ik vind
het leuk om mee te kunnen helpen en weer wat te leren.
Al met al zijn we 6 dagen bij Marcos gebleven en één dag daarvan zijn we
de stad in gegaan. Zonder auto welteverstaan. Marcos brengt ons naar het
leukste openbaar vervoer systeem dat ik ooit in een miljoenenstad zag.
Kabelbanen. Je waant je op wintersport als je in een 8-persoonscabine over de
stad vliegt. Je kijkt op dakterassen, sportvelden, drukke verkeerswegen met
files, enzovoort. En het is een uitgebreid systeem van wel 10 banen. Het ziet
er allemaal piekfijn uit en het kost geen drol. We stappen een paar keer uit om
een wijk te bekijken en gaan ergens lekker uit eten. Als we terug zijn op het
beginpunt hebben we een cirkel gekabelbaand. Omdat de laatste kilometers een
steile klim zijn, pakken we een taxi.
De laatste dag krijgt de cruiser nog een smeerbeurt en dan gaan we op
pad. Via het centrum gaan we naar het noorden eerst nog over Paso de Cumbre van
4700 meter hoogte. Dan gaat het in een rap tempo naar beneden.
We kunnen de grote weg vervolgen maar nemen een afslag. Een gravelweg
met de naam Death Road. Klinkt gezellig toch? Het was, met tientallen doden per
jaar, ooit de gevaarlijkste weg van de wereld, maar is nu niet veel meer dan
een toeristische attractie.
Sinds de grote weg is doorgetrokken over een andere
route, zijn de gebruikers nu mountainbikers op zoek naar kick en een nieuw
filmpje op hun YouTube-kanaal. In groepen razen ze naar beneden. Heb het ooit
ook wel eens gedaan in Ecuador. Best leuk. Wij doen de weg nu vooral omdat het
door een bijzonder gebied gaat. De transitiezone tussen de Altoplano en het
Amazonebasin. De weelderige begroeiïng bestaat uit nevelwoud. Bomen zijn
bekleed met baardmossen en het wemelt van de vogels. We beginnen aan de route
met nog maar een uurtje daglicht, want we weten dat er genoeg plekken zijn om
te slapen. Het korte stuk dat we doen is al echt genieten. De steile wand
rechts van ons en de gapend diepe afgrond links. Om die reden wordt je geacht
hier links te rijden. Want links rijdend kun je zien hoe dicht je langs de rand
kunt, als je een tegenligger moet passeren.
In de vroege ochtend doen we een direct-rijden-rit. Dat wil zeggen dat
we het bed nog niet wegbergen maar uit bed achter het stuur springen en een
uurtje rijden in het ochtendgloren. Dat is zo heerlijk om te doen. Flarden mist
en laaghangende wolken worden afgewisseld door een iel doorbrekend zonnetje. Vervolgens
zoeken we een mooi uitzichtspunt voor een uitgebreid ontbijt. De eerste
mountainbikers komen dan langsgeraasd.
Het is een mooie weg om te rijden, maar zijn reputatie als gevaarlijk is
gedegradeerd tot een reclameslogan voor de fietstoeristenindustrie. We hebben
wel voor hetere vuren gestaan.
Onderweg lukt het eindelijk om voor lokaal tarief te tanken. We rijden
nu voor éénderde van de Nederlandse dieselprijs. Na nog een lange dag rijden
bereiken we Rurrenabaque, ook wel Rurre. De aankomst kon niet veel beter. De
camping ligt op een heuvel en heeft een fantastisch uitzicht op de stad en
rivier, aangevuld met een prachtige zonsondergang. Dan blijkt dat we ook nog
net kunnen bestellen in het restaurant bij het zwembad. Koud biertje erbij.
Happy.
Het vinden van en geschikte tour naar de jungle van Madidi Nationaal
Park is nog niet zo eenvoudig. Ook weet Elize nog niet of ze meegaat. De grote
hoeveelheid insekten is voor haar niet erg aantrekkelijk. Ik heb in 2001 een
reportage in National Geographic gelezen over Madidi en sindsdien wil ik er al
naar toe. Het is de soortenrijkste plek op aarde, ook doordat het een van de
minst aangetaste delen van de Amazone is. Eigenlijk wil ik een avontuurlijk
voet- en boottocht maken en er is een gids die dat aanbiedt op privebasis. Maar
misschien is dat de Andre van 20 jaar geleden die dat wil. In die tijd deed ik
dat soort dingen ook. Bij nader inzien wil ik toch misschien liever in een eenvoudige lodge in het bos zitten met van daaruit uitstapjes. Wat me
aanvankelijk tegenhoudt is dat je dan in het toeristencircuit zit. Boten vol
met backpackers die de lodges bevolken. De tweede dag vind ik een burootje die
tochten maakt naar een priveterrein buiten het park, dat naar eigen zeggen
beter beschermd wordt. Parkofficials van Madidi schijnen corrupt te zijn en met
de bescherming wordt gerommeld. Ik zie in het buro ook de foto’s hangen uit het
National Geographic verhaal en de eigenaresse heeft toendertijd de fotograaf en
reporter begeleid. Het verhaal over de lodge en hoe alles werkt trekt mij aan
en Elize twijfelt nog. We besluiten om een dag naar een andere plek 100
kilometer verderop te gaan waar je tijdens een boottocht de roze rivierdolfijn
kunt zien. We regelen de tocht bij hetzelfde buro en rijden zelf naar Santa
Rosa de Yacuma.
We vertrekken om 6 uur in de morgen als het nog pikdonker is. Eigenlijk
tegen ons principe om in het donker te rijden, maar we rijden nu het licht
tegemoet en na een half uur kunnen de lampen uit. Ze zijn druk bezig met de
weg, sommige stukken zijn bijna klaar om te asfalteren, andere stukken heel
slecht. Ook veel omweggetjes om nieuwe aangelegde waterbuizen, die onder de weg
door komen. Er moet hier heel wat water door kunnen in de regentijd.
Een man op een brommertje komt ons tegemoet en stelt zich voor. We
volgen hem naar het huisje van zijn zus, waar we een zeer uitgebreid ontbijt
krijgen. Dan naar de boot, een lange kano met motor. We zoeven over de rivier,
waar het gelijk wemelt van de vogels en wildlife. We zien capibara’s en heel
veel kaaimannen. Ook een paar keer een groep kleine doodshoofdaapjes. Maar waar
we voor gekomen zijn is natuurlijk de dolfijn. Ineens het geluid als van een
snorkel die boven water komt. Daar is er één en nog één. Wat een geweldige
ontmoeting, voor mij vergelijkbaar met berggorillas of een luipaard.
De meeste
mensen weten niet eens van het bestaan van rivierdolfijnen, laat staan deze
roze. Eén keer eerder zag ik in Ecuador de andere soort, de grijze.
Zoals bij de meeste waterdieren zie je bijna alleen maar de bovenkant
die uit het water komt. Die bovenkant is meer fletsig blauw, het roze zit meer
aan de onderkant. Een fatsoenlijke foto maken is bijna onmogelijk. Je bent
altijd te laat, want je weet niet van tevoren waar hij boven komt. We hadden
gedacht dat de tocht een paar uur zou duren en dat we voor het donker weer
terug zouden zijn in Rurrenabaque, maar de gids neemt de tijd om ons nog verder
te brengen naar een plek waar de dolfijnen nog iets beter te zien zijn. Hier
schiet ik uiteindelijk een handjevol foto’s waar de snuit op staat en kunnen de
ongeveer 200 foto’s eerdere shots in de digitale prullebak. Een dansje op zijn
staart zoals Flipper deed zat er vandaag niet in.
We slapen die nacht bij de steiger en gaan de volgende dag terug.
Onderweg gaat het regenen en hoe verder we op de weg komen hoe natter het wordt.
Na 20 kilometer blokkeert een vastgereden vrachtwagen de smalle doorgang. De
modder is spiegelglad, ik kan zelfs niet op mijn slippers lopen en doe ze maar
uit. Er is nog plek, maar te smal om er langs te komen. Ik manoevreer de auto
bijna vast, maar weet nog net los te komen. De nieuwe banden zijn compleet
volgelopen. Ook mudbanden zouden hier niets hebben uitgehaald. Er komt een
andere Landcruiser aan, een ambulance. Die vraagt of hij mijn schep mag
gebruiken en graaft de blokkerende bult wat af. Hij komt er langs, maar ik ben
net wat breder en moet nog wat verder afgraven. Dan, met kromme tenen en witte
knokkels ga ik er voorzichtig langs. Waarschijnlijk zou met wat meer snelheid
beter zijn, maar dan is de klap ook groter als ik tegen de vrachtwagen kom. Net
als ik er naast zit voel ik de cruiser zijwaarts naar de vrachtwagen glijden. Een
dot gas gaf de redding, ik mis hem op een haar. Ik denk dat mijn vinger er nog
niet tussen pastte. Pfff.
We kunnen verder tot er 20 kilometer verderop weer een vrachtwagen vast
zat. Een andere doorgang lijkt expres te zijn geblokkeerd met een berg zand.
200 meter verderop is een kamp van wegwerkers en we zien de grote machines
staan. We wachten op…. ja op wat eigenlijk? Het doemscenario dringt zich op, je
kunt dagenlang vast staan op zo’n plek. De wegwerkers zien liever niet hun werk
vernield worden door trucks die de grond weer omploegen en laten ze rustig
wachten tot alles weer droog is.
Dan is daar de ambulance weer. Hij probeert de
aandacht van het kamp te trekken, door zijn sirene te laten loeien.
Uiteindelijk gaat hij lopend naar ze toe en even later zien we een graafmachine
in beweging komen. Kennelijk heeft hij laten weten dat bij hem achterin de
ambulance iemand ligt dood te gaan. De graver maakt een smalle doorgang waar
alleen personenauto’s door kunnen. En we zijn weer verder. Tot…je raadt het al…
de volgende vastgelopen vrachtwagen. Deze hangt bijna in de greppel. Die is nog
wel even zoet voor hij weer door kan rijden. Een taxi zit vast in het
passeergedeelte, maar weet zich los te graven. Weer zo’n hele smalle doorgang
voor ons. Ik waag het er op en hoor halverwege een harde tik. Rij iets achteruit
en glibber de cruiser naar een betere aanrijhoek. Dan lukt het wel om er door te komen. We
zijn nu over de helft en gelukkig hebben we alle opstoppingen achter de rug.
Pas een heel eind verder durf ik te kijken hoeveel schade ik heb aan de auto.
Dat blijkt gelukkig alleen een uitstekend haakje aan het dak te zijn, die ik
net had gemonteerd om een waterzak aan te hangen. Tja, die was ik even vergeten.