zondag 18 februari 2018

30



Het eerste YPF–tankstation van San Juan zou goede wifi hebben. De juffrouw achter de balie moet even het modem resetten en dan doet ie het. En goed, ik kan bellen met Elize. Normaal blijf ik buiten, maar de hitte is niet te harden, dit moet tegen de 40 graden lopen. Binnen is het aangenaam, ze hebben airco. Net buiten San Juan is een groot stuwmeer en ik zie op de iPad diverse plekken. Maar bijna overal moet je betalen om aan het meer te komen en bovendien is het erg druk. Het is nog steeds weekend en vakantietijd.

Dan is er een zandweggetje dat een beschermd gebied ingaat dat wel wat heeft van het maanlandschap in Ischigualasto. Genoeg plekken hier en ik heb er gauw één gevonden. Tussen de bergjes blijft de warmte wel hangen, dus alles moet open ook de grote ramen. Gelukkig heb ik daar ook muskietengaas voor want die kleine etterbakvliegjes zijn nog steeds in grote getalen aanwezig. Er komen nog wat crossmotoren en auto’s langs maar dan is het weer helemaal stil.

Ik wil naar Barreal, een dorpje naar het westen waar positief over geschreven wordt. En die kant moet ik nog steeds op om uiteindelijk bij de grens met Chili te komen. MapsMe geeft een route binnendoor, de RP404. Het ziet er uit als een bergweggetje en hij zal zeker niet geasfalteerd zijn. Maar misschien wel een hele mooie rit. Totaal is het 130 kilometer en omrijden over de grote weg is het het dubbele. Het eerste stuk zuidwaarts van zo’n 30 kilometer is goed gravel, hoewel ik toch de banden aflaat om er net iets soepeler over te rijden. Dan maakt de weg een bocht naar het westen en gelijk wordt het anders.


Ik moet regelmatig een rivierbedding doorkruisen die door recente regens diepe dwarsliggende groeven hebben, al of niet nog met water gevuld. Die moet je heel langzaam nemen anders vliegt alles door de auto. Ook wordt de weg steeds smaller, zodat het eigenlijk nog maar een pad is. Af en toe moet ik me door struiken wurmen, wat een geluid geeft als met nagels over een schoolbord. Het stijgt ook nog behoorlijk en door de zachtere banden en de ruwe weg moet ik een paar keer de motor even laten afkoelen.

Onderweg zie ik een paar keer een verlaten boerderij, verder nog geen mens gezien. Waren de afgelopen 20 km pittig, nu wordt het echt een uitdaging. De weg heeft nu ook steeds diepe geulen in de lengte, grote stenen en wordt steeds steiler. Het is dus echt navigeren over een pad dat niet veel mogelijkheden laat. Ik moet toegeven dat ik wel lol in heb. Dit is het echte werk. Ik zit inmiddels al boven de 2100 meter als de weg zich splitst. 

Automatisch volg ik de duidelijkere naar links. Naar rechts zie ik de weg enorm steil omhoog gaan. Maar als ik de linker volg zegt MapMe dat het de verkeerde is, dat ik wel degelijk rechtsaf moet. Ik rij de net gedane 100 meter weer achteruit en ga even lopend kijken. De weg is zo steil dat ik hem op mijn slippers nauwelijks kan doen. Boven zie ik de weg verder lopen. Ik weet uit ervaring dat de cruiser deze helling wel haalt. Het is ‘maar’ 10 meter omhoog en ik kan een beetje een aanloop nemen. Maar de weg helt ook naar één kant over en heeft ook nog een diepe lengtegeul in het midden. 
 
Ik ga nog een keer de weg linksaf naar boven en ga net zo ver tot ik overtuigd ben dat er geen aansluiting is op de rechter. Had gekund, een omleiding. Met veel moeite vind ik een plek waar ik kan keren en kom terug op de splitsing. De helling is een risico doordat ik in volle vaart in de geul kan terecht komen en wie weet wat er dan gebeurt. Omslaan is niet uit te sluiten. Tel daarbij op dat ik dan nog 70 kilometer moet naar Barreal en ik geen idee heb wat me nog allemaal te wachten staat. En er is hier helemaal niemand en ook al een tijd niet geweest. Het enige dat ik zie is een vaag spoor van een quad. Ja, dat is fun om te doen, maar niet met een camper van ruim 3 ton. 
Ik moet nu een beslissing nemen die me helemaal niet aanstaat. Ik ga terug, het is niet anders. Dit hoort ook bij avontuurlijk reizen. Ik kies een willekeurige plek langs de weg om te bivakkeren en de volgende dag doe ik dan toch maar de lange omweg. De tegenstelling kon niet groter zijn, een grote brede gloednieuwe asfaltweg. En ook nog door mooi landschap. Dat is dan ook weer genieten. 

Barreal heeft een prettige sfeer en het ziet er opgeruimd uit, dat is wel eens anders. Ook als ik de buurtsuper binnen ga, is opvallend hoe clean en strak het allemaal is. Niet lux maar gewoon netjes. Er is een mooie, ook weer verzorgde plek aan de rivier waar ik kan staan. De rivieren lijken hier allemaal eerder op modderstromen, zo bruin zijn ze. Ze voeren kennelijk heel wat zand en puin af uit de bergen waar ik zo mooi uitzicht op heb. Eigenlijk is het niet te geloven waar ik naar kijk. Een stuk of 8 toppen van boven de 5000 meter en drie van boven de 6000. Ik kan ook de hoogste berg van de wereld buiten de Himalaya zien, de Aconcagua, bijna 7000 meter hoog.

Het werd niet zo’n rustige nacht als ik gehoopt had. Een groepje mannen heeft het heel gezellig aan één van de betonnen tafeltjes. En dat duurt tot 3 uur in de nacht.
Te zuiden van Barreal ligt het Leoncito Park, waar ook twee sterrenkijkers staan. Eén er van is te bezoeken. Lijkt me interessant. Ik neem de afslag om na een kilometer of 10 hekjes op de weg te zien. No Pasar. Huh, dicht? Dat is raar. Omdat het lunchtijd is smeer ik hier een broodje, misschien komt er toevallig nog een ranger ofzo. En na een kwartier komt er toevallig een ranger. Wat is er aan de hand. Zware regenval heeft de weg beschadigd en de camping is gesloten. Dat is nou jammer. Dan blijft er niet veel over dan door te rijden naar het laatste plaatsje voor de grens met Chili, Uspallata. 

Onderweg kom ik een plek tegen waar bomen zijn geplant, bijzonder in het verder kale landschap. Even een break. Er is ook een gebedsplek van Difunta Correa. Het verhaal gaat dat een moeder langs de weg is omgekomen van de dorst, maar dat haar baby nog leefde omdat die nog aan haar borst hing. De Argentijnen zetten op diverse plaatsen langs wegen een bouwseltje met erin beeldjes van haar met baby. Er omheen leggen de mensen dan plastic flessen met water. Honderden soms en ook onderdelen van auto’s en autobanden, als getuigenissen van overleefde ongelukken. Je denkt eerst altijd een illegale vuilstort te zien. De nationale sport in vooral Argentinië, illegaal vuil storten. 

Het uitzicht vanaf deze plek is weer fenomenaal en ik besluit hier te blijven. ’s Nachts is er geen verkeer en een belofte van een mooie zonsopgang op de bergen. Ik verzet de auto als ik ineens merk dat ik een lekke band heb. Zomaar. Helemaal plat. Het is dan lastig de krik onder de as te krijgen, maar ik heb natuurlijk nog een krik en die heb ik op dit continent nog niet gebruikt. De Hi-lift Jack. Ik heb hem in delen op verschillende plaatsen in de auto. Goed moment om even te kijken of alles nog werkt. Voor het eerst steek ik hem in de speciaal gemaakte T-vormige krikgaten in de achterbumper. En zo krik ik de auto zo ver omhoog dat ik de gewone krik er onder kan schuiven. De Hi-lift krik kan heel hoog krikken, maar is daardoor ook tamelijk instabiel en dus gevaarlijk. Als de gewone krik zijn werk heeft overgenomen haal ik hem weg. Alleen al als dat ding omvalt kun je je voet breken. Ik vind het gat in de band en steek er een speciale reparatieprop in. Zo hoef ik het wiel niet eens van de as te halen. Later kan ik al of niet de band nog echt laten repareren bij een bedrijf. De volgende ochtend zit alle lucht er nog in. Of net niet alles, ik twijfel een beetje. We merken het wel de komende dagen.

Uspallata is ook weer een leuk aandoend plaatsje. Centrum voor kayakken en klimsport. Bij de tourist-info is de wifi sterk genoeg om weer een blog online te zetten. Hier kook is van de groente die ik nog heb een pastasaus, anders moet ik ze weggooien in verband met de grens naar Chili. Je mag geen verse waren meenemen en er wordt op gecontroleerd. Maar ik weiger om mijn kruiden weg te gooien hoewel ik niet zeker ben of die nou wel of niet mogen. Verschilt ook nog weer per grens geloof ik. Zo twijfel ik ook over een worst. Vers vlees mag niet maar en worst is verwerkt vlees. Ik neem geen risico en verstop de spullen goed in plastic verpakt in de ondervloerse kluis. Ik zet er nog een zak met vuilnis op dat stuk vloer. Als er controle van een hond is, dan ruikt hij zeker wat er in de zak zit. Hopelijk dan een werkende afleidingstruc.

Later in de middag rij ik het laatste stuk naar de grens. Het is de drukste grens tussen Argentinië en Chili, ook wel logisch met grote steden Mendoza en Santiago aan weerszijden. Ik lees horrorstories over honderden auto’s in rijen te wachten. Mensen die 5 of 6 uur gewacht hebben. Onderweg wordt ik nauwelijks ingehaald, wat een goed teken is. Ook als ik af en toe zicht heb op een lang stuk weg zie ik weinig verkeer in mijn richting. Sowieso al meer de andere kant op. Het landschap is weer van een ongekende grootsheid. De bergwanden stijgen hoog boven het relatief nauwe dal uit en doordat ze zo dichtbij zijn lijkt het allemaal nog indrukwekkender.
Je kunt kiezen uit twee wegen. Eén gaat door een tunnel en de andere gaat via een grote hoeveelheid haarspeldbochten over een pas. Ik kies natuurlijk voor de laatste en slinger mijn weg omhoog naar het punt waar een Christusbeeld op de grens van beide landen staat. Ooit neergezet om de wederzijdse vriendschap te benadrukken nadat de vele grensonenigheden eindelijk waren beslecht. 
Van de top naar beneden eerst nog gravel, later komt er nog een hele serie haarspelden op verharde weg. Wat ook apart is, is dat je alle grensformaliteiten aan één kant doet. In mijn geval aan de chileense kant. Daar wordt de argentijnse TIP van de auto uitgeschreven en krijg ik een nieuwe van Chili. Een uitstempel van Argentinië krijg ik niet, maar dat had ik al gelezen. De auto is nog gecontroleerd op voedsel en ik overhandig een ui, een ei en wat knoflook. Altijd iets afgeven is het beste. 

Terug in Chili, het verschil is gelijk te merken. Veel meer bewoning, overal waar je kijkt in het dal zie je gebouwen. Een plekje vinden gaat nog niet zo makkelijk worden. Aanvankelijk ook bijna geen zijweggetjes. Na een kilometer of 40 pak ik een willekeurige zijweg en rij een stuk omhoog. Een mototrijder had geschreven dat hier een plek is voor een motor en een grote tent, maar niet voor een auto. Dit klinkt voor mij direkt als totale onzin en dat blijkt het ook te zijn. Ik zou eerder zeggen dat een tent lastig zou zijn hier, want ik sta midden op een doodlopend weggetje.

Dan moet ik gaan nadenken over wat ik de komende dagen ga doen, want ik ben eigenlijk veel te vroeg in Chili voor het afhalen van Elize. Dat duurt nog vijf dagen. In de omgeving zijn er niet echt dingen om heen te gaan en over de slaapplekken wordt ook al niet te enthousiast geschreven. Eerst maar eens geld pinnen en inkopen doen. Ik overweeg even om naar Valparaiso aan de kust te gaan, maar dat wil ik samen doen. Moet erg mooi zijn, maar is ook berucht om zijn onveiligheid hier en daar. 

Buiten het plaatsje Los Andes vind ik een plek die geen goede eerste indruk geeft. Je moet door een stortplaats voor bouwafval rijden om er te komen. Het verandert in een stortplaats voor grint en keien en dat doet gelijk heel anders aan. Afgezien dat het allemaal gestorte bultjes zijn is het wel natuurlijk materiaal. Ik ga hier even lunchen om het aan te zien. Het is super rustig hier, de rivier waaraan ik sta overstemd het geluid van de weg erachter en er is geen mens te zien. Ik heb prachtig zicht op de bergen, eigenlijk helemaal niet slecht. Ik blijf twee nachten en doe wat klussen. Ik wissel alle wielen door en begin met de grote schoonmaak. De rijdende mancave moet weer een paleisje op wielen voor twee worden. Vandaag ben ik halverwege mijn reistijd, nog tweeëneenhalve maand te gaan. Hier even een kaartje met, in het lichtblauw, waar ik in de afgelopen even zolange tijd ben geweest.

Vanuit Los Andes ben ik nog noordwaarts de bergen in gereden op aanraden van iemand ie ik bij een tankstation sprak. Zijn voorstelling van het gebied was wel wat positiever dan hoe het mij over komt. Hellingen met verdorde begroeiing en overal huisjes, zo te zien vakantiehuisjes. Uiteindelijk vind ik wel en mooi punt langs de weg met schitterend uitzicht over een vallei. 
Tijd om naar Santiago te gaan. Ik rij naar een plek die iO aangeeft en vrij uniek is. Een bewaakte parkeerplaats in de stad, gratis en je kunt er ook nog overnachten. Het blijkt allemaal waar te zijn. En het is ook nog aan de rand van een groot stadspark en villawijk en ’s nachts heel rustig. Ideaal dus. Ik loop de volgende dag naar het centrum, zo’n 6 km en struin wat rond bij de Plaza de Armas en Belles Artes een kunstenaarswijk. Terug bij de auto voel ik de voetjes wel. 
Een jong stel uit Canada naast me moet hun busje dat ze in Colombia hebben gekocht zien door te verkopen aan andere overlanders. Dat is qua papierwerk nog helemaal niet zo makkelijk. Als het ze niet lukt willen ze terugrijden, maar hun budget is al op. Ik hoop het beste voor ze. 

Na nog een dag in het centrum ga ik ’s morgens vroeg richting vliegveld. Ik had rekening gehouden met druk verkeer, maar ik kan overal goed doorrijden. In de buurt van het vliegveld is een modern tankstation met douches. Tegen de tijd dat Elize’s vliegtuig landt, rij ik het korte stuk naar de aankomsthal. Een klein uurtje later vallen we elkaar in de armen. Samen verder.

donderdag 8 februari 2018

29


 

In Salta zijn we na inkopen doen weer naar de camping gegaan. We zijn er drie dagen gebleven. Even bijkomen van het avontuur. Lekker aanklooien, beetje schoonmaken, het stof zit overal. Elke dag een grote homp vlees op de barbecue. Janneke viert nog haar latente talenten als kapper op mij bot. Ik kan mij weer een beetje vertonen onder de mensen.
Naar de garage gegaan voor een welverdiende troetelbeurt voor de cruiser. Olie verversen en alles doorsmeren. Omdat ze in de garage goed internet hebben, boek ik een ticket voor Elize. Ze komt naar Santiago waar ik haar zal oppikken en samen gaan we eind april terug met dezelfde vlucht. Ik heb zelfs al de stoelen naast elkaar kunnen regelen. Ik kijk er naar uit om de tweede helft samen te beleven.

Met de bus naar het centrum, waar in een klein museum een mummie van een inkameisje wordt tentoongesteld. Ze is lang geleden als offer boven op een hoge berg gezet. Door de kou en droge lucht op 6000 meter, is ze ongelooflijk goed geconserveerd. Vooral haar kleding, nog volledig in originele kleur en onbeschadigd. Ze zou bijna denken dat ze zo weer tot leven kan komen, een beetje creepy is het wel.

Dan is het tijd om verder te gaan. Het is zaterdag en ik kijk niet uit naar nog een weekend op de camping. Ik ga dezelfde weg naar het zuiden doen als die we al gedaan hebben op weg naar de Dakar, door de Quebrada de Cafayate. Rode canyonlandschappen behoren tot mijn favorieten en ik doe de weg dus graag nog een keer. Ralf en Janneke hebben ander plannen en dus nemen we weer afscheid. Bijna twee weken hebben we samen doorgebracht en het was heel gezellig. Mischien kruisen onze paden elkaar weer, zou zo maar kunnen, want ook zij gaan uiteindelijk zuidwaarts. Maar ik vind het ook niet erg om weer alleen verder te gaan nu. Even wat meer tijd voor schrijven, lezen en andere dingen.


Ik doe nog een keer inkopen bij de hypermercado, rij de stad uit en kom voor de derde keer voor een dicht hek van een gasvulstation. Ja, het is weer zaterdagmiddag en dan zijn ze dicht. Mijn gasfles van nog geen 3 kilo doet het nu, inclusief einde vorige reis, al 10 weken. Hij zal één dezer dagen toch echt een keer leeg zijn. In Cafayate misschien.


Pas na 100 kilometer, als het rode gebergte begint, wordt de route mooi. Op aanraden van iOverlander neem ik een zijweggetje van gravel. Alleen de eerste paar kilometer staat hier en daar nog een huisje, dan rij ik door verlaten gebied. Ook hier schitterende kleuren in het gebergte. Het wordt al snel duidelijk dat de gravelweg waar ik op zit een onderhoudsweg voor electriciteitsmasten is, de weg zelf is ook redelijk goed onderhouden. Op 2150 meter is het hoogste punt, waar ik met moeite op de smalle weg omkeer, want het dal voor me ligt al in de schaduw. Een stukje terug had ik al een mooie plek gezien, een mast die op zijn eigen heuvel stond. Het toegangsweggetje is weliswaar ‘gebarricadeerd’ met stenen, maar die zijn niet groot genoeg om de cuiser tegen te houden. Boven zoek ik een vlakke plek en kan dan genieten van het fenomenale uitzicht. Ik moet even wennen aan het huilende geluid van de electriciteitskabels als er een windvlaag langs komt. 

In de verte is onweer, maar het is heel ver weg. Later als ik in bed lig hoor ik het ook en als ik buiten ga kijken, zie ik dat er rondom mij heen lichtflitsen en het dondert. Ik kijk het even aan maar als het steeds dichterbij komt, besluit ik hier toch weer weg te gaan. Ik heb geen zin om te wachten tot die buien boven mijn hoofd samentrekken en hun vereende krachten hier op mijn plek los laten. Sowieso moet ik bij die mast vandaan, maar ook doemt weer de mogelijkheid op, dat de weg versperd kan raken door aardverschuivingen of rotsen, of dat een stuk weg zelf in de diepte is verdwenen. Daar waren op de heenweg al sporen van te zien. Wegwezen dus, uit voorzorg. In het donker rij ik de 12 kilometer naar de grote weg terug en vind daar verderop een mooie plek langs de rivier, een stukje van de weg af. Heel prettig om voor dit soort gevallen de twee extra LED-lampen voorop te hebben. Een bak licht, goed om gaten en stenen op tijd te zien.

’s Morgens hoor ik vaag wat muziek en als ik in de richting kijk, zie ik aan de weg politie staan. Ze doen controles. Ik denk dat ze mij niet hebben zien staan, maar ik wacht toch maar even met het nemen van een bush-douche. Als ik een stuk ga rijden zie ik dat je een droge rivierbedding in kunt rijden. Na een kilometer of 2 wordt het een canyon die steeds smaller wordt. Ik rij door tot de canyon zo smal is, dat ik niet verder kan. Als ik de motor uit doe valt de stilte als een deken over me heen. Geen stromend water, geen wind, heel af en toe een vogeltje. Ja, hier wil ik de rest van de dag zijn en slapen vannacht. 

Een wandeling van een kwartier ‘stroomopwaarts’ kan ik alleen door een klauterpartij van een paar meter omhoog verder. Ik laat het voor wat het is en keer terug naar de auto. Ik ga wat aan mijn foto’s en video werken en lezen, als ik ineens stemmen hoor. Omdat de canyon kronkelt kan ik pas op het allerlaatst zien wie het zijn. Ze zijn ook verbaasd mij daar zo te zien zitten, naast de cruiser met een boek. Het blijkt een familie te zijn die en voettocht door de canyon maakt. We praten wat, ze kunnen goed engels, en gaan dan verder. Ze hebben aan de andere kant ook een auto staan dus ze komen niet terug. De rest van de dag is de canyon van mij. Van mij en mijn echo. 

In Cafayate wat rond het plein gehangen. Het stadje heeft een leuke sfeer, het ligt ook in het hart van een wijngebied. Allerlei wijnhuizen bieden proeverijen aan maar in mijn eentje heb ik daar geen zin in. Dat haal ik wel in als Elize er is. We zoeken dan  wijnboerderijen op waar we met de cruiser kunnen blijven staan. Dan kan ik tenminste haar voorbeeld van enkele jaren geleden in Stellenbosch Zuid-Afrika, volgen. Gewoon doorslikken.
Zo’n 50 km ten zuiden van Cafayate neem ik de afslag naar Tafi del Valle. Vanaf hier dus weer een stuk dat ik nog niet gedaan heb. Vrij snel zoek ik de plek die in iOverlander staat. Aangename plek in zandgebied, klein riviertje en wat bomen. Groepen papagaaien scheren vlak over me heen, als ware het een groet. Goede plek ook om weer een bushdouche te maken. Niet alleen geniet ik van de douche zelf, maar het hele proces van houtjes zoeken en de Kelly-kettle stoken is voor mij plezier. 

De weg klimt weer aardig en onderweg kom ik een museum tegen dat de moeite waard moet zijn. Het heet Pachamama, moeder aarde. Als ik binnenkom zijn er eerst twee zalen gevuld met koopwaar voor de toerist. Later zal blijken dat hier meer te zien is dan in de rest van het museum. Er is een redelijk collectie mineralen uit de omgeving, wat prehistorische tafereeltjes en kunst van de eigenaar zelf. Het terrein met alle gebouwen, waarvan de meeste gesloten zijn is wel heel fraai gebouwd van witte en donkere keien. Leuk om even gezien te hebben, maar ik had er wel iets meer van verwacht.
 
Tafi del Valle is een aparte plaats. Het is een van de weinige plaatsen waar een vierkante plaza niet het hart vormt. Door de hoogte schijnen veel mensen uit Tucuman, dat beneden in een broeierige vallei ligt, hier een tweede huisje hebben. Het heeft daarom ook weer iets gezellig toeristisch. Op zoek naar gratis wifi zie ik een jongen op een terrasje internetten. Ik vraag hem om het password van het cafe en we raken aan de praat. Hij is duitser en ook een half jaar aan het reizen hier.
Als ik later, na wat boodschappen weer terugkom om hem gedag zeggen, zit hij bij twee oudere heren. Eén van de heren staat er op dat ik een bier met hen drink. Eentje dan. Het is een grappige ontmoeting. Ze spreken een beetje engels en met ons gebrekkige spaans komen we toch een heel eind. De dikkere van de twee doet af en toe hilarische uitspraken zoals dat de duitse jongeman net zo klint als Mengele, de duitse nazi-arts die naar Argentinië gevlucht is. Een aantal keren zegt hij ook luid: we are not gay. 

We worden uitgenodigd om bij de kleinere van de twee bij hem thuis wat jazz te luisteren want daar zijn ze allebei gek op. Maarrr.. om acht uur moeten we weer weg want dan hebben de heren een afspraak met twee fijne dames. In het kartonnen huisje, een kilometer verderop, drinken nog een biertje onder het genot van Billy Holiday en Duke Eliington. Na een uurtje gaan we weer en ik zet Daniël af bij zijn hostal. Voor en plek rij ik langs een rivier het dorp uit en vlak voor donker settel ik me.

Voor internet ga ik nog even terug naar Tafi en ook moet ik gas hebben, want dat is nu echt op. Gelukkig heb ik een reservegasstelletje bij me, zodat ik de dag niet zonder een kopje thee hoefde te beginnen. Maar het spuitbusje gas daarin is zo leeg. Ik vraag nog eens rond en iemand gaf dezelfde clou als gisteren iemand anders al gaf. Ik had al een zandpaadje omhoog gekeken, maar geconcludeerd dat dat het niet kon zijn. Nu toch maar wel het paadje omhoog gegaan. Een rommelig zandpleintje met voor me een huisje en rechts een bende van 30 halve fietsen. Fietsverhuur had er wel beneden aan de weg gestaan. Nou, zoek er maar 1 uit. Ik loop nog even langs de fietsen naar een ander huisje als ik ineens zie, wat ik moet zien. Een grote gasfles op z’n kant met een slangetje er aan. Zo worden kleinere flessen gevuld, door over laten lopen. Ik roep ‘hola’ en er komt een oud vrouwtje. Ze knikt als ik vraag of ik een gasfles kan laten vullen. Na 10 minuten is het klaar en kan ik weer gassen. Ik maak nog even een notitie in iOverlander, zodat de volgende het makkelijker kan vinden. Ik draag elke dag nu iets bij, leuk om iets terug te doen voor alle gemak die ik er al van heb gehad. 

Dan ga ik op weg naar het zuiden over een weg die als heel mooi staat omschreven. Maar het gaat regenen en van een beetje genieten van de rit is geen sprake meer. Dan vind ik een plek van de weg af om de auto neer te zetten. Ik ga wachten tot de regen over is of ik blijf hier slapen. Dat laatste wordt het dus, midden in een stuk jungle. Bewijst maar weer eens hoe enorm afwisselend het noordwesten van Argentinië is. Woestijn, wijnstreken, jungle en wat nog meer wisselen elkaar binnen een dag af als je wilt. Ik zou niet weten waar dat elders ook kan.

De keuze van mijn route heeft wel een nadeel. Door naar Tafi del Valle te gaan en de weg er vandaan naar het zuiden te nemen, ben ik nu wel erg oostelijk uitgekomen. Ik moet nu daarom een hele lange saaie weg, eerst naar Catamarca. Daar heb ik even overwogen om op een camping te gaan staan, maar het was weer dezelfde treurnis. Veral tyfusherrie en bij de douches was ook bijna alles kapot, geen deuren en geen warm water. Heb een plek aan een stuwmeertje gezocht. Door de warmte is het water in de tank onder de auto te heet voor een douche. Een paar uur later was het precies goed. De dag erna naar La Rioja, een nog saaiere rit. 

En het werd warmer en warmer. Lees ik dat La Rioja de warmste stad van Argentinië is. Ik ben er dus ook niet gebleven, maar doorgereden. De weg buigt eindelijk af naar het westen, richting de Andes. Die mogelijkheid was er eerder gewoonweg niet. Weg uit deze vallei. Het is net een bakoven, gevangen tussen twee bergketens. Eerst maar een plek voor de nacht vinden. Op aanwijzing van iO neem ik een klein zandweggetje van de grote weg af en na een tijdje kruist deze een droge rivierbedding. Natte plekken suggereren dat het onlangs nog geregend heeft. Altijd een beetje op de hoede zijn als je op zo’n plek je kamp opslaat. Ik kijk dus om me heen naar welke hoge plek ik kan gaan, mocht ik midden in de nacht verrast worden door een watervloed. Maar wat weer een moeie plek is dit, met uitzicht op een rode bergwand. Ik ben in wijde omgeving de enige ziel hier en ik vind dat helemaal niet erg. Eén met de natuur. De volgende ochtend zie ik in mijn voetstappen rond de auto hoefafdrukken, waarschijnlijk van meerdere herten. Het lijkt alsof ze even bij de cruiser stil hebben gestaan en gekeken hebben wat dat is. Helaas heb ik ze niet gezien, het moet midden in de nacht zijn geweest.

Ik had de avond ervoor al last van ze, maar nu worden ze echt ondragelijk. Hele kleine vliegjes, met een grote voorkeur voor je gezichtsholtes. Het liefst vliegen ze rond je oor en als je niet even wappert vliegen ze erin. Of je neus of ogen of mond. Allemaal vreselijk irritant. Je krijgt ze ook niet te pakken, te klein en te snel. Ze doen in hun ergerlijkheid niet onder voor hun grotere neven in Australië waar we ook zo geterroriseerd zijn. Eerder dan ik zou willen breek ik maar op en ga rijden, dan heb je geen last van ze.

Ik ben op weg naar een park dat als heel interessant staat omschreven. Het heeft de onuitsprekelijke naam Ischigualasto. Vindplaats van dinosaurusbotten uit het Trias en beschermd landschap. Ik kom er rond de middag aan, maar ik ga nog niet naar binnen. Dit park heeft de bizarre regeling dat je alleen ik konvooi met andere bezoekers in eigen auto en met een ranger in de voorste auto het park kunt bezoeken. Om vijf uur gaat de laatste toer en die neem ik. Het licht is dan veel mooier en naar verluid zijn er dan minder auto’s. Alleen al voor het stof is dat gunstig.

Ik begrijp niet waarom je niet op eigen gelegenheid naar binnen mag en ga het vragen. De man achter de balie vertelt dat je zou kunnen verdwalen. Dan zet je toch bordjes neer met pijlen, zeg ik met een schampere blik. Hij haalt uiteindelijk zijn schouders op en zegt dat hij ook maar een werknemer is. Wat een zwakte. Ik heb nog nooit ergens in de wereld op zo’n manier een park moeten bezoeken. In het aangrenzende park Talampaya maken ze het nog gekker. Daar mag je voor veel geld alleen met een bustoertje het park in. Daar pas ik op voorhand al voor. Ik lees overigens ook dat als je in het zuidwesten van de USA bent geweest dat dit vergelijkbaar is.

De toer van vijf uur heeft maar 4 auto’s, dat is goed. Het kunnen er in hoogtij wel 30 zijn. We gaan op pad en maken een eerste stop bij een plek waar een fossiel blad van een boom is te zien. Eén blaadje, van 5 centimeter lang. Dat is het. De ranger is een heel aardige man en hij houdt er een heel verhaal over in het spaans. Doet zelfs nog een poging wat in het engels te vertellen. De volgende stops zijn al niet veel interessanter. In El Desierto Pintado lijken de bergjes qua vorm op die van de Painted Desert in de USA, alleen is de natuur hier zijn verfdoos vergeten. Waar die van de VS één en al kleur is, is het hier alleen maar grijstinten. Dan ineens een gebouw. Binnen is een opgraving van een dinosaurus te zien. Een jongedame geeft een ellenlang verhaal in ratelend spaans. Na een paar minuten hou ik het voor gezien en ga naar buiten  waar het licht eindelijk een goudglansje begint te krijgen. Binnen zie ik iedereen naar een groot televisiescherm kijken. Ik blijf buiten, Discovery kijken kan ik thuis ook.
 
Aan het eind van de toer komen we nog bij een balancerend rotsblok op een voet, zoals een paddenstoel. Daarvan heb ik er ook al talloze gezien, maar deze is dan weer wel indrukwekkend, vooral ook omdat we eindelijk in de buurt zijn gekomen van de rode rotswand, die een prachtige achtergrond geeft. Ik had gedacht dat we ook nog rode canyons zouden zien, maar hier aangekomen blijkt de toer voorbij en moeten we terugrijden naar de uitgang. Weliswaar gaat de hele weg terug langs de rode wand, maar langer stoppen dan voor een plaatje is er niet bij. Al met al teleurstellend, vooral door de poespas er omheen.