In Salta zijn we na inkopen
doen weer naar de camping gegaan. We zijn er drie dagen gebleven. Even bijkomen
van het avontuur. Lekker aanklooien, beetje schoonmaken, het stof zit overal. Elke
dag een grote homp vlees op de barbecue. Janneke viert nog haar latente
talenten als kapper op mij bot. Ik kan mij weer een beetje vertonen onder de
mensen.
Naar de garage gegaan voor
een welverdiende troetelbeurt voor de cruiser. Olie verversen en alles
doorsmeren. Omdat ze in de garage goed internet hebben, boek ik een ticket voor
Elize. Ze komt naar Santiago waar ik haar zal oppikken en samen gaan we eind
april terug met dezelfde vlucht. Ik heb zelfs al de stoelen naast elkaar kunnen
regelen. Ik kijk er naar uit om de tweede helft samen te beleven.
Met de bus naar het centrum, waar in een klein museum een mummie van een inkameisje wordt tentoongesteld. Ze is lang geleden als offer boven op een hoge berg gezet. Door de kou en droge lucht op 6000 meter, is ze ongelooflijk goed geconserveerd. Vooral haar kleding, nog volledig in originele kleur en onbeschadigd. Ze zou bijna denken dat ze zo weer tot leven kan komen, een beetje creepy is het wel.
Dan is het tijd om verder
te gaan. Het is zaterdag en ik kijk niet uit naar nog een weekend op de
camping. Ik ga dezelfde weg naar het zuiden doen als die we al gedaan hebben op
weg naar de Dakar, door de Quebrada de Cafayate. Rode canyonlandschappen
behoren tot mijn favorieten en ik doe de weg dus graag nog een keer. Ralf en Janneke hebben
ander plannen en dus nemen we weer afscheid. Bijna twee weken hebben we samen
doorgebracht en het was heel gezellig. Mischien kruisen onze paden elkaar weer,
zou zo maar kunnen, want ook zij gaan uiteindelijk zuidwaarts. Maar ik vind het
ook niet erg om weer alleen verder te gaan nu. Even wat meer tijd voor
schrijven, lezen en andere dingen.
Ik doe nog een keer inkopen
bij de hypermercado, rij de stad uit en kom voor de derde keer voor een dicht
hek van een gasvulstation. Ja, het is weer zaterdagmiddag en dan zijn ze dicht.
Mijn gasfles van nog geen 3 kilo doet het nu, inclusief einde vorige reis, al
10 weken. Hij zal één dezer dagen toch echt een keer leeg zijn. In Cafayate
misschien.
Pas na 100 kilometer, als
het rode gebergte begint, wordt de route mooi. Op aanraden van iOverlander neem
ik een zijweggetje van gravel. Alleen de eerste paar kilometer staat hier en
daar nog een huisje, dan rij ik door verlaten gebied. Ook hier schitterende
kleuren in het gebergte. Het wordt al snel duidelijk dat de gravelweg waar ik
op zit een onderhoudsweg voor electriciteitsmasten is, de weg zelf is ook
redelijk goed onderhouden. Op 2150 meter is het hoogste punt, waar ik met
moeite op de smalle weg omkeer, want het dal voor me ligt al in de schaduw. Een
stukje terug had ik al een mooie plek gezien, een mast die op zijn eigen heuvel
stond. Het toegangsweggetje is weliswaar ‘gebarricadeerd’ met stenen, maar die
zijn niet groot genoeg om de cuiser tegen te houden. Boven zoek ik een vlakke
plek en kan dan genieten van het fenomenale uitzicht. Ik moet even wennen aan
het huilende geluid van de electriciteitskabels als er een windvlaag langs
komt.
In de verte is onweer, maar
het is heel ver weg. Later als ik in bed lig hoor ik het ook en als ik buiten
ga kijken, zie ik dat er rondom mij heen lichtflitsen en het dondert. Ik kijk
het even aan maar als het steeds dichterbij komt, besluit ik hier toch weer weg
te gaan. Ik heb geen zin om te wachten tot die buien boven mijn hoofd samentrekken
en hun vereende krachten hier op mijn plek los laten. Sowieso moet ik bij die
mast vandaan, maar ook doemt weer de mogelijkheid op, dat de weg versperd kan
raken door aardverschuivingen of rotsen, of dat een stuk weg zelf in de diepte
is verdwenen. Daar waren op de heenweg al sporen van te zien. Wegwezen dus, uit
voorzorg. In het donker rij ik de 12 kilometer naar de grote weg terug en vind
daar verderop een mooie plek langs de rivier, een stukje van de weg af. Heel
prettig om voor dit soort gevallen de twee extra LED-lampen voorop te hebben.
Een bak licht, goed om gaten en stenen op tijd te zien.
’s Morgens hoor ik vaag wat
muziek en als ik in de richting kijk, zie ik aan de weg politie staan. Ze doen
controles. Ik denk dat ze mij niet hebben zien staan, maar ik wacht toch maar
even met het nemen van een bush-douche. Als ik een stuk ga rijden zie ik dat je
een droge rivierbedding in kunt rijden. Na een kilometer of 2 wordt het een
canyon die steeds smaller wordt. Ik rij door tot de canyon zo smal is, dat ik
niet verder kan. Als ik de motor uit doe valt de stilte als een deken over me
heen. Geen stromend water, geen wind, heel af en toe een vogeltje. Ja, hier wil
ik de rest van de dag zijn en slapen vannacht.
Een wandeling van een kwartier
‘stroomopwaarts’ kan ik alleen door een klauterpartij van een paar meter omhoog
verder. Ik laat het voor wat het is en keer terug naar de auto. Ik ga wat aan
mijn foto’s en video werken en lezen, als ik ineens stemmen hoor. Omdat de
canyon kronkelt kan ik pas op het allerlaatst zien wie het zijn. Ze zijn ook
verbaasd mij daar zo te zien zitten, naast de cruiser met een boek. Het blijkt
een familie te zijn die en voettocht door de canyon maakt. We praten wat, ze
kunnen goed engels, en gaan dan verder. Ze hebben aan de andere kant ook een
auto staan dus ze komen niet terug. De rest van de dag is de canyon van mij.
Van mij en mijn echo.
In Cafayate wat rond het
plein gehangen. Het stadje heeft een leuke sfeer, het ligt ook in het hart van
een wijngebied. Allerlei wijnhuizen bieden proeverijen aan maar in mijn eentje
heb ik daar geen zin in. Dat haal ik wel in als Elize er is. We zoeken dan wijnboerderijen op waar we met de cruiser
kunnen blijven staan. Dan kan ik tenminste haar voorbeeld van enkele jaren
geleden in Stellenbosch Zuid-Afrika, volgen. Gewoon doorslikken.
Zo’n 50 km ten zuiden van
Cafayate neem ik de afslag naar Tafi del Valle. Vanaf hier dus weer een stuk
dat ik nog niet gedaan heb. Vrij snel zoek ik de plek die in iOverlander staat.
Aangename plek in zandgebied, klein riviertje en wat bomen. Groepen papagaaien
scheren vlak over me heen, als ware het een groet. Goede plek ook om weer een
bushdouche te maken. Niet alleen geniet ik van de douche zelf, maar het hele
proces van houtjes zoeken en de Kelly-kettle stoken is voor mij plezier.
De weg klimt weer aardig en
onderweg kom ik een museum tegen dat de moeite waard moet zijn. Het heet
Pachamama, moeder aarde. Als ik binnenkom zijn er eerst twee zalen gevuld met
koopwaar voor de toerist. Later zal blijken dat hier meer te zien is dan in de
rest van het museum. Er is een redelijk collectie mineralen uit de omgeving,
wat prehistorische tafereeltjes en kunst van de eigenaar zelf. Het terrein met
alle gebouwen, waarvan de meeste gesloten zijn is wel heel fraai gebouwd van witte
en donkere keien. Leuk om even gezien te hebben, maar ik had er wel iets meer
van verwacht.
Tafi del Valle is een
aparte plaats. Het is een van de weinige plaatsen waar een vierkante plaza niet
het hart vormt. Door de hoogte schijnen veel mensen uit Tucuman, dat beneden in
een broeierige vallei ligt, hier een tweede huisje hebben. Het heeft daarom ook
weer iets gezellig toeristisch. Op zoek naar gratis wifi zie ik een jongen op
een terrasje internetten. Ik vraag hem om het password van het cafe en we raken
aan de praat. Hij is duitser en ook een half jaar aan het reizen hier.
Als ik later, na wat
boodschappen weer terugkom om hem gedag zeggen, zit hij bij twee oudere heren.
Eén van de heren staat er op dat ik een bier met hen drink. Eentje dan. Het is
een grappige ontmoeting. Ze spreken een beetje engels en met ons gebrekkige
spaans komen we toch een heel eind. De dikkere van de twee doet af en toe
hilarische uitspraken zoals dat de duitse jongeman net zo klint als Mengele, de
duitse nazi-arts die naar Argentinië gevlucht is. Een aantal keren zegt hij ook
luid: we are not gay.
We worden uitgenodigd om
bij de kleinere van de twee bij hem thuis wat jazz te luisteren want daar zijn
ze allebei gek op. Maarrr.. om acht uur moeten we weer weg want dan hebben de
heren een afspraak met twee fijne dames. In het kartonnen huisje, een kilometer
verderop, drinken nog een biertje onder het genot van Billy Holiday en Duke
Eliington. Na een uurtje gaan we weer en ik zet Daniël af bij zijn hostal. Voor
en plek rij ik langs een rivier het dorp uit en vlak voor donker settel ik me.
Voor internet ga ik nog
even terug naar Tafi en ook moet ik gas hebben, want dat is nu echt op.
Gelukkig heb ik een reservegasstelletje bij me, zodat ik de dag niet zonder een
kopje thee hoefde te beginnen. Maar het spuitbusje gas daarin is zo leeg. Ik
vraag nog eens rond en iemand gaf dezelfde clou als gisteren iemand anders al
gaf. Ik had al een zandpaadje omhoog gekeken, maar geconcludeerd dat dat het
niet kon zijn. Nu toch maar wel het paadje omhoog gegaan. Een rommelig
zandpleintje met voor me een huisje en rechts een bende van 30 halve fietsen.
Fietsverhuur had er wel beneden aan de weg gestaan. Nou, zoek er maar 1 uit. Ik
loop nog even langs de fietsen naar een ander huisje als ik ineens zie, wat ik
moet zien. Een grote gasfles op z’n kant met een slangetje er aan. Zo worden
kleinere flessen gevuld, door over laten lopen. Ik roep ‘hola’ en er komt een
oud vrouwtje. Ze knikt als ik vraag of ik een gasfles kan laten vullen. Na 10
minuten is het klaar en kan ik weer gassen. Ik maak nog even een notitie in
iOverlander, zodat de volgende het makkelijker kan vinden. Ik draag elke dag nu
iets bij, leuk om iets terug te doen voor alle gemak die ik er al van heb
gehad.
Dan ga ik op weg naar het
zuiden over een weg die als heel mooi staat omschreven. Maar het gaat regenen
en van een beetje genieten van de rit is geen sprake meer. Dan vind ik een plek
van de weg af om de auto neer te zetten. Ik ga wachten tot de regen over is of
ik blijf hier slapen. Dat laatste wordt het dus, midden in een stuk jungle.
Bewijst maar weer eens hoe enorm afwisselend het noordwesten van Argentinië is.
Woestijn, wijnstreken, jungle en wat nog meer wisselen elkaar binnen een dag af
als je wilt. Ik zou niet weten waar dat elders ook kan.
De keuze van mijn route
heeft wel een nadeel. Door naar Tafi del Valle te gaan en de weg er vandaan naar
het zuiden te nemen, ben ik nu wel erg oostelijk uitgekomen. Ik moet nu daarom
een hele lange saaie weg, eerst naar Catamarca. Daar heb ik even overwogen om
op een camping te gaan staan, maar het was weer dezelfde treurnis. Veral
tyfusherrie en bij de douches was ook bijna alles kapot, geen deuren en geen
warm water. Heb een plek aan een stuwmeertje gezocht. Door de warmte is het
water in de tank onder de auto te heet voor een douche. Een paar uur later was
het precies goed. De dag erna naar La Rioja, een nog saaiere rit.
En het werd warmer en
warmer. Lees ik dat La Rioja de warmste stad van Argentinië is. Ik ben er dus
ook niet gebleven, maar doorgereden. De weg buigt eindelijk af naar het westen,
richting de Andes. Die mogelijkheid was er eerder gewoonweg niet. Weg uit deze
vallei. Het is net een bakoven, gevangen tussen twee bergketens. Eerst maar een
plek voor de nacht vinden. Op aanwijzing van iO neem ik een klein zandweggetje
van de grote weg af en na een tijdje kruist deze een droge rivierbedding. Natte
plekken suggereren dat het onlangs nog geregend heeft. Altijd een beetje op de
hoede zijn als je op zo’n plek je kamp opslaat. Ik kijk dus om me heen naar
welke hoge plek ik kan gaan, mocht ik midden in de nacht verrast worden door
een watervloed. Maar wat weer een moeie plek is dit, met uitzicht op een rode
bergwand. Ik ben in wijde omgeving de enige ziel hier en ik vind dat helemaal
niet erg. Eén met de natuur. De volgende ochtend zie ik in mijn voetstappen rond
de auto hoefafdrukken, waarschijnlijk van meerdere herten. Het lijkt alsof ze
even bij de cruiser stil hebben gestaan en gekeken hebben wat dat is. Helaas
heb ik ze niet gezien, het moet midden in de nacht zijn geweest.
Ik had de avond ervoor al last van ze, maar nu worden ze echt ondragelijk. Hele kleine vliegjes, met een grote voorkeur voor je gezichtsholtes. Het liefst vliegen ze rond je oor en als je niet even wappert vliegen ze erin. Of je neus of ogen of mond. Allemaal vreselijk irritant. Je krijgt ze ook niet te pakken, te klein en te snel. Ze doen in hun ergerlijkheid niet onder voor hun grotere neven in Australië waar we ook zo geterroriseerd zijn. Eerder dan ik zou willen breek ik maar op en ga rijden, dan heb je geen last van ze.
Ik ben op weg naar een park dat als heel interessant staat omschreven. Het heeft de onuitsprekelijke naam Ischigualasto. Vindplaats van dinosaurusbotten uit het Trias en beschermd landschap. Ik kom er rond de middag aan, maar ik ga nog niet naar binnen. Dit park heeft de bizarre regeling dat je alleen ik konvooi met andere bezoekers in eigen auto en met een ranger in de voorste auto het park kunt bezoeken. Om vijf uur gaat de laatste toer en die neem ik. Het licht is dan veel mooier en naar verluid zijn er dan minder auto’s. Alleen al voor het stof is dat gunstig.
Ik begrijp niet waarom je
niet op eigen gelegenheid naar binnen mag en ga het vragen. De man achter de
balie vertelt dat je zou kunnen verdwalen. Dan zet je toch bordjes neer met
pijlen, zeg ik met een schampere blik. Hij haalt uiteindelijk zijn schouders op
en zegt dat hij ook maar een werknemer is. Wat een zwakte. Ik heb nog nooit
ergens in de wereld op zo’n manier een park moeten bezoeken. In het
aangrenzende park Talampaya maken ze het nog gekker. Daar mag je voor veel geld
alleen met een bustoertje het park in. Daar pas ik op voorhand al voor. Ik lees
overigens ook dat als je in het zuidwesten van de USA bent geweest dat dit
vergelijkbaar is.
De toer van vijf uur heeft
maar 4 auto’s, dat is goed. Het kunnen er in hoogtij wel 30 zijn. We gaan op
pad en maken een eerste stop bij een plek waar een fossiel blad van een boom is
te zien. Eén blaadje, van 5 centimeter lang. Dat is het. De ranger is een heel
aardige man en hij houdt er een heel verhaal over in het spaans. Doet zelfs nog
een poging wat in het engels te vertellen. De volgende stops zijn al niet veel
interessanter. In El Desierto Pintado lijken de bergjes qua vorm op die van de
Painted Desert in de USA, alleen is de natuur hier zijn verfdoos vergeten. Waar
die van de VS één en al kleur is, is het hier alleen maar grijstinten. Dan
ineens een gebouw. Binnen is een opgraving van een dinosaurus te zien. Een
jongedame geeft een ellenlang verhaal in ratelend spaans. Na een paar minuten
hou ik het voor gezien en ga naar buiten
waar het licht eindelijk een goudglansje begint te krijgen. Binnen zie
ik iedereen naar een groot televisiescherm kijken. Ik blijf buiten, Discovery kijken kan ik thuis ook.
Aan het eind van de toer
komen we nog bij een balancerend rotsblok op een voet, zoals een paddenstoel.
Daarvan heb ik er ook al talloze gezien, maar deze is dan weer wel
indrukwekkend, vooral ook omdat we eindelijk in de buurt zijn gekomen van de
rode rotswand, die een prachtige achtergrond geeft. Ik had gedacht dat we ook
nog rode canyons zouden zien, maar hier aangekomen blijkt de toer voorbij en
moeten we terugrijden naar de uitgang. Weliswaar gaat de hele weg terug langs
de rode wand, maar langer stoppen dan voor een plaatje is er niet bij. Al met
al teleurstellend, vooral door de poespas er omheen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten