dinsdag 24 april 2018

36

 

Op weg naar de grens met Argentinië moeten we eerst een nieuw hoogterecord vestigen. Die bult van 4850 meter hoog ligt voor de grens. Het klimmen gaat gelukkig niet heel steil maar de cruiser kruipt gestaag naar de bijna 5 kilometer hoogte. Boven de 4500 stottert hij een beetje, wat kan liggen aan het luchtfilter dat wel aan vervanging toe is. Verder wat gebruikelijke zwarte rook, niks bijzonders, hij doet het goed. Zelf trek ik het ook best goed. Zolang je niet te veel beweegt is het te doen. Na het hoogste punt blijft de weg nog honderden kilometers boven de 4000 meter. We rijden weer door een groot, leeg en bleek landschap. Af en toe prachtig besneeuwde toppen in de verte.

De grens is weer gecombineerd. Vier loketten op een rij om de vier grenshandelingen te plegen. Er zijn geen wachtenden voor ons en binnen en kwartier staan we weer buiten. De auto krijgt nog een controle, waarvan het doel ons ontgaat. We komen langs zoutvlakten, één ervan heeft stoomplekken. De aarde borrelt hier nog na.


De laatste salar die we oversteken is een zoutwinningsgebied. Bergen met zout wachten hier op transport. Dan gaat de weg eindelijk dalen naar een aanvaardbare slaaphoogte. In een aaneenschakeling van serpentines en haarspeldbochten voelt het bijna als een vrije val naar beneden. De laag wolken waar we doorheen gaan is gelukkig dun, op dit soort wegen wil je niet in dichte nevel belanden. Dan zien we gekleurde rotsen en een dorpje, Purmamarca. We zijn er, mooi een uurtje voor het donker wordt. We rijden gelijk naar de iOv-plek buiten het dorp. Het dorp zien we morgen wel.

Purmamarca is net als San Pedro heel toeristisch, maar hier concentreert het zich allemaal rond de centrale plaza. Aaneengesloten staan hier kraampjes met vooral geweven kleedjes, tassen, poppetjes en meer van dat spul. Voor mij is het genoeg om lekker op het plein te zitten en om je heen te kijken, mensen observeren. Het dorp is bekend en populair geworden door de gekleurde bergen die er achter staan. Onze plek staat er midden tussen. Voor ons zien we dieprood en paarsige bergen en achter ons zijn de bergen net een laagjescake. 

Nog steeds vind ik het onvoorstelbaar dat dit van nature bestaat. Overdag komen er veel wandelaars langs om de bergen te zien maar wij hebben ook veel bekijks. Er gaan veel duimen omhoog en af en toe komen er mensen een praatje maken, ook een paar keer nederlanders. Altijd leuk om met jonge mensen te praten. die je misschien wel inspireert om ook zo te gaan reizen in de toekomst.

Na nog een tweede nacht gaan we nog één keer naar het noorden want daar is nog iets speciaals te zien: de Quebrada Humahuaca. De kortste omschrijving is een rotswand vol enorme gekleurde haaietanden. De nacht op de plek buiten het dorp was voor mij één van de slechtste. Door de kortademigheid heb ik een deel van de nacht rechtopzittend in bed geslapen. Best vreemd, want het is hier 3300 meter en ik heb op grotere hoogtes betere nachten gehad en je zou zeggen dat er nu wel enige gewenning zou moeten zijn.

Het dorp Humahuaca is wat minder toeristisch, maar we vinden een leuk restaurantje met binnentuin waar we heerlijk hebben gegeten. Een lamabiefstukje in rode wijnsaus kan ik eenieder aanbevelen. We gaan laat in de middag de lange weg omhoog om de rotsen te zien. Het is weer klimmen naar bijna 4400 meter en ik moet de cruiser een paar keer laten afkoelen. Dat komt vooral door de rugwind die we hebben, er komt dan te weinig koelende lucht door de radiator. Het zicht op de rotsen is indrukwekkend, maar ze zijn wel heel ver weg, waardoor de kleuren enigzins vervaagd zijn. Evengoed weer een prachtplek waar we van genieten. Even is er plaatselijk een bui, een heel apart gezicht.

Als we wegrijden realiseer ik me dat we nu eigenlijk zijn begonnen aan de terugweg. Vanaf hier zal het bijna alleen maar omlaag gaan en zoveel mogelijk in zuidoostelijke richting naar onze stallingplek in Uruguay. Het betekent niet dat we de twee weken die we nog hebben alleen maar daar mee bezig zullen zijn. De ruim 1000 kilometer pampa doorkruisen zal niet heel enerverend zijn, maar we gaan proberen toch nog wat mooie plekken te vinden.
We doen nog een nacht in Purmamarca omdat het een leuk dorp is en je er goed kunt slapen. Als we naar het zuiden gaan hoeven we niet per se via Salta te gaan en er is ook niet veel wat me weer daarheen trekt, behalve een goede garage voor een grote beurt en een goede wasserij.


We pakken de routa 9 die afdaalt door een dal dat steeds groener wordt. Er is een deel van routa 9 dat heel smal is en zeer bochtig. Grotere auto’s en vrachtwagens mogen het dan ook niet doen, want het asfalt is maar 4 meter breed…voor twee banen. Maar omdat er ook bijna geen verkeer is, is het een feest van bochtjes draaien. De vegetatie is hier zo weelderig dat we af en toe door een groene tunnel rijden. De wolken in de verte zijn donker en het lijkt er op dat we sinds lange tijd een keer regen krijgen. Als we op een soort gratis camping aan een stuwmeer staan gebeurt het ook. Ons kan het niet schelen, het is zelfs wel lekker, al dat groen en de geur van natte aarde. Je kunt zeggen dat we het zelfs gemist hebben. Ook het geluid van heel veel watervogels is lang geleden. 

Bij Toyota Center in Salta, waar ik al twee keer eerder was, hebben ze gelukkig direkt tijd als we tegen tienen binnenrollen. Tijd voor een wellness-ochtend voor de cruiser. Weliswaar wat eerder dan de normale 10000 kilometer die ik als interval doe, maar hij heeft het wel verdiend na al dat ploeteren op grote hoogte zonder te zeuren. Nieuwe olie, alles doorsmeren, oliefilter, luchtfilter. Die laatste moest even bij de Toyota dealer gehaald worden vanwege het afwijkende type. Niet erg om te moeten wachten, we hebben snel internet in de garage.

Dan een grote tas boodschappen gehaald en de was die we vanochtend als eerste bij een wasserij hebben afgeleverd en weer klaar is. En dan kunnen we mooi Salta die middag nog weer achter ons laten. Ik zag er niet naar uit om voor de vierde keer op de Xamena camping te gaan staan. We hebben een mooie route op het oog maar geen idee hoe de toestand van de weg is. Gewoon beginnen dan maar. Het is de routa 48 die een stuk snelweg lijkt af te snijden. Korter is het niet want ook deze weg is weer heel bochtig door berggebied. Het begin is een stenige gravelweg, dan een stuk modderig door de regens van de afgelopen dagen. De hele weg is weer omzoomd door heel veel groen.

We vinden een heerlijke plek op een begraasde oever van de Rio Pasaje. We staan bij de brug, maar van verkeer is hier geen sprake. Nou ja, een koe dan die oversteekt. Er lopen paarden langs de auto en aan de overkant van de rivier is een lepelaar in de weer. Hij is roze en lijkt op een flamingo met een pollepel als snavel. Een prachtvogel. Het is zo relaxed hier dat we nog een dag blijven.

De snelweg naar het zuiden gaat richting Tucuman en onderweg is een hotel met hete bronnen. Het hotel dat is gebouwd in 1884 is prachtig en wordt grondig gerenoveerd. Het buitenbad was niet zo heet als je mag verwachten maar toch wel lekker voor een uurtje weken. We rijden nog en stuk door en komen bij een bijzondere plek. Een oud viaduct, ook uit 1884, 30 meter hoog en helemaal met bogen van gemetselde baksteen. Paralel er aan een stalen spoorbrug uit 1927 die de oudere moest vervangen toen deze de steeds groter en zwaarder wordende treinen niet meer kon dragen. Mooie vergane glorie en wat ook mooi is, is dat we hier kunnen blijven staan voor de nacht. De volgende dag ga ik via een omhooglopend pad naar het begin van beide viaducten en loop eerst over de stenen die bovenop helemaal begroeid is. Later loop ik ook over de stalen, waarvan ik later lees dat die nog in gebruik is. Oeps, dat had ik niet verwacht, hij is best al roestig. Er zal waarschijnlijk sporadisch nog een trein overheen gaan zo denk ik maar. 
 
Dan gaan we echt aan de west-oost oversteek beginnen. En de rit is minder saai dan we vreesden. Niet 1000 kilometer pampa zoals vorig jaar, of saai bushland zoals de heenweg die ik begin deze reis deed. Hier is het farmland en dan is er wat meer om je heen te zien. Bij een stuwmeer is het wel mooi staan maar er komen wel heel veel insecten op ons af. De meeste houden wel wel buiten de deur, maar er zijn ook heel veel hele kleine vliegjes die door het gewone gaas heen komen. Gelukkig heb ik aan de voor- en achterkant van de tent knuttengaas en dat houdt alles tegen.

We waren er de vorige dag vol verbazing al langs het circuit van Termas Rio Hondo gereden, we wisten helemaal niet dat er één was hier. Er was ook een automuseum bij en dat wilde ik graag even bezichtigen. Klein museum, maar heel mooi uitgevoerd en een paar gave racemachines. Boven nog een afdeling motoren. Tussen al het moois zie ik een lichtere uitvoering van een klassieke Honda die ik vroeger had en ook nog een Moto Guzzi, lijkend op het model waar ik nu op rij. We drinken nog even een koffie op de tribunes van het circuit waar in 2020 Formule 1 gereden gaat worden.

De volgende dagen rijden we flinke stukken om bij onze plek in Uruguay te komen waar we de auto stallen. We overnachten naast een amerikaans model windmolen die langs een zandweggetje stond. En dan het laatste nachtje in Argentinië met zicht op Uruguay, want we staan aan de brede gelijknamige rivier. De regen komt er met bakken uit de hemel. 
 
Het laatste stuk door Uruguay is van begin tot einde hetzelfde. Goede nieuwe wegen door licht glooiend boerenland. We hebben ruim de tijd om de auto stallingsklaar te maken, vooral schoonmaakwerk, omdat we wat speling wilden hebben de laatste dagen. Dan rolt er een mooie BJ45 Landcruiser het terrein op met NL kenteken. Bij het voorstellen komen ze reizigers me direkt bekend voor en dan blijkt dat we elkaar kennen van overland reunion drie jaar geleden. Peter en Michelle hebben nu ook een mooie overland wagen en zijn ook een half jaar per jaar hier onderweg. De heel gezellige avond en halve volgende dag zijn veel tekort voor wat we elkaar te vertellen hebben. We gaan elkaar vast en zeker weer ergens zien. We hopen het.

Dan is het tijd om weer voor een tijd afscheid te nemen van mijn trouwe vriend. De cruiser heeft het weer fantastisch gedaan. Weer bijna 17000 kilometer zonder grote problemen. We weten dat hij in goede handen is en staat voor het eerst onderdak gestald. Dat verdient hij. Hier nog de route die we reden.

We pakken voor de laatste dag een hotelletje in Montevideo. Hotel Palacio waar we twee jaar geleden onze eerste vier dagen verbleven in afwachting van het schip dat de auto vervoerde. Een prima plek voor de afsluiting van weer een reis die me bij zal blijven.

maandag 9 april 2018

35

 
Na Copiapo rijden we door naar de kust. Chili is een heel smal land en ben je van 4000+ op de grens binnen 200 kilometer aan zee. We landen op Bahia Ingles, een plaatsje net onder Caldera, beide badplaatsen. We gaan staan op de net gerenoveerde boulevard en ondanks dat het weekend is is het bijna uitgestorven. Het seizoen is echt voorbij. In het dorpje zelf zijn er nog wel genoeg standjes met sieraden, de meeste bemand door een oude hippie.
Caldera is wat levendiger en heeft een vissershaven en om die reden ook veel visrestaurantjes. We vinden er één die een heerlijke ceviche maakt. Verse vis die ingemaakt is zuur - zoals zure haring - en op smaak gebracht met spaanse peper, ui en koriander. We nemen erna nog een heerlijke gebakken vis met friet. De volgende dag gaan we, vlak voor we doorrijden, nog even op herhaling. Mjam. 

De routa 5, die deel uitmaakt van de beroemde Panamerican Highway volgt hier tot aan Chañaral de kust. Hier rijzen de bergen direct hoog uit de zee, waardoor er wolken ontstaan door de vochtige zeelucht die niet verder kan. Een schitterend gezicht en de kronkelende weg levert een prachtige rit op.

Na Chañaral gaat de 5 verder landinwaarts, maar de kleinere routa 1 blijft de kust volgen. We zijn maar een paar dagen aan zee en kiezen dus voor het laatste. De kust bestaat voornamelijk uit rotsen en de branding die er eindeloos op los beukt, maar heel af en toe is er ook strand. Bij één er van  gaan we twee dagen staan. Een enorme witte zandvlakte van een paar kilometer lang maar ook een paar honderd meter breed. We zetten de cruiser nog wel op de rotsen boven het strand, het zand is erg mul en ik heb geen zin om lucht af te laten. Bovendien is de plek die we vonden wel leuk. Iemand heeft van steentjes een spirituele spiraal gemaakt met allerlei teksten op grotere stenen. De positieve golven houden ons nog een dagje hier, of waren het de golven van de zee. 

Het vissersdorpje TalTal heeft een lange boulevard met wat steigers in zee. In de verte zien we wat drukte en dat betekent dat er verse vis aan wal gebracht wordt. Uit kleine bootjes worden bakken vol vis aan land gebracht en gaan van de hand. De meeste mensen gaan met en paar kilo naar huis, maar er zit ook een man in een rolstoel vis te fileren. We kopen een flink exemplaar en die gaat op een mooie plek aan zee gelijk in de pan. Verse vis uit zee, beetje peper en zout en bakken in boter. It doesn’t get much better.


Dan gaat de weg landinwaarts, waar je gelijk een steile klim begint. Achter de hoge kustbergen liggen nog hogere en binnen no time zitten we op 2000 meter. Op het hoogste punt is in de bocht van de weg een grote parkeerplaats met picknicktafels en bankjes gemaakt. Alles is nog splinternieuw en heeft een moderne vormgeving. Dat zie je niet vaak hier in Zuid-Amerika. En wat je nog minder vaak ziet is dat alle vuilnis in de afvalbakken zit en niet er omheen.

Maar wat alles slaat is het uitzicht hier. Je kijkt over de bergen heen naar de zee in de verte, die de meeste tijd deels is afgedekt door laaghangende wolken. Met de zon er boven is het ‘pure magic’. En zoals wel vaker op dit soort plekken wordt een kopje koffie een lunch en vervolgens blijven we er de nacht slapen. Dan zie je alle mooie momenten van de dag voorbij komen. Er komen in die tijd slechts 10 auto’s langs en drie stoppen er om even van het uitzicht te genieten.

Als we doorrijden komen we weer op de routa 5 die naar Antofagasta gaat. Die stad was ik al eerder in 2007 en ik herken ook wat dingen. Het is er behoorlijk veranderd, een toen op instorten staande houten pier is gerestaureerd en is nu een promenade richting de zee. Iets verderop een markhal met talloze visrestaurantjes. We doen ons nog een keer te goed aan een ceviche en later neem ik nog een vissoep. Die smaakte niet slecht maar halverwege was ik wel flauw van het zand dat me tussen de kiezen kraakte. In de haven zwemmen zeeleeuwen, wachtend op visafval dat van de kades is zee wordt gegooid.

Omdat we naar ons gevoel het beste van Antofagasta wel gehad hadden, zijn we verder gereden. Een nacht bij een tankstation valt niet onder onze favoriete plekken, maar voor het slapen kunnen we achter het station een stukje de woestijn in, zodat we geen last hebben van de af- en aanrijdende trucks. Er is wel snelle wifi en dat maakt een hoop goed.

Vlakbij is het spookstadje Chacabuco. Er werd salpeter geproduceerd en er woonden ooit 5000 mensen. Heerlijk om er vrij te mogen rondstruinen en een aantal van de gebouwen uit de 20-er jaren, zoals het theater, zijn nog intact. Andere, zoals de school zijn al compleet weg en voor de rest alles er tussen in. Ook indrukwekkend zijn de ovens van gietijzer en grote bakken van geklonken plaatstaal.

Volgende stad is Calama, een troosteloze mijnstad, maar de kopermijn in de buurt is wel de grootste open mijn ter wereld. Ook deze heb ik in 2007 al bezocht, maar ik wil hem best nog een keer zien en laten zien aan Elize. Die vindt dit ook heel gaaf. Bij het visitor center de volgende dag krijgen we echter te horen dat de toer voor die dag vol zit. We wachten dan wel een dag want je kunt hier niet aan voorbij gaan.

 
We vinden een andere plek in Calama om te staan, namelijk naast de begraafplaats. In ieder geval geen last van de buren en uiteindelijk wordt het verkeer ook rustig. Op Zuidamerikaanse begraafplaatsen is altijd veel te zien. Veel mensen worden boven de grond begraven in een soort grafflatjes. Vier of vijf hoog. Als de kisy er in is geschoven wordt de voorkant dichtgemetseld en blijft er een klein voorportaaltje met glasplaat. Daar worden foto’s en bloemen  geplaatst, maar soms ook andere attributen die met het leven van de overledene te maken hadden.

In de nacht moet ik nog een keer terugblaffen naar de plaatselijke onruststokende viervoeter, die dan met staart tussen benen aftaait. De toer is net als toen omgeven met overdreven veiligheidsregels. Als we na een bezoekje aan het jonge spookstadje Chuquicamata het terrein van de mijn oprijden, moeten we de in de bus al de helm opzetten. Natuurlijk kan de eerste keer dat je in zo’n open gat van 1,2 kilometer diep kijkt, nooit geëvenaard worden, maar ik ben toch weer onder de indruk. Ze zijn nu 200 meter dieper dan in 2007. Het zicht naar beneden is iets minder dan toen, maar de monstertrucks komen wel veel dichter langs rijden. Dit zijn de grootste kiepwagens die er zijn en met 350 ton erts kruipen ze met 12 km/u naar boven. Ze doen er een uur over vanaf de bodem en dat gaat 24/7 door, al decennia lang. De 600 miljoen kilo zuivere koper die per jaar wordt geproduceeerd, is maar net 3 promille van alles wat er uitgegraven wordt. Het is een middag vol duizelingwekkende cijfers.

Door naar San Pedro de Atacama. Een stoffig dorpje met lemen huizen en zandstraten, midden in de woestijn. Erg populair bij toeristen omdat er veel excursies in de omgeving te doen zijn. De meeste heb ik 11 jaar geleden gedaan, maar in die tijd is het uitgegroeid tot een ware industrie. Ontelbare busjes rijden af en aan. Ben blij dat ik dat allemaal niet meer hoef. Wij komen sommige dingen vanzelf tegen zoals de Valle de Luna. Een maanachtig landschap, behalve dan dat het steen rood is gekleurd. Zou beter Valle de Mars kunnen heten. Verderop staan busladingen zichzelf met het landschap als achtergrond te vereeuwigen.

Door een ontmoeting aldaar met duitse overlanders is het al donker als we bij een iOverlanderplek buiten het dorp aankomen. Bezet door een ander clubje en we rijden wat door. Als we net willen gaan koken, wordt de rust verstoord door twee soorten geluid waar ik het meest hekel aan heb: hondengeblaf en een generator. We klappen het dak weer in en rijden een stuk verderop. Hier is het stil en vlak, al hebben we geen idee waar we staan zo in het pikkedonker.

 

We lummelen wat rond in San Pedro. Het mooie witte kerkje hebben ze bruin geschilderd, beh. We besluiten om maar weer eens een camping te pakken. Deze ligt een eind buiten het dorp, maar heeft een wasmachine en dat was ook weer eens nodig. Mauricio, de eigenaar, is heel aardig en de camping heeft een prettige sfeer. We blijven een tweede dag waar ik met Mauricio bespreek of hij mogelijkheid voor stalling van de auto biedt. Weliswaar is de TIP in Chili maar 3 maanden geldig, maar deze is makkelijk te verlengen. Het schijnt zelfs twee keer. Uruguay wordt nu echt te ver weg. 

We moeten nu ook al bezig met de terugweg, want daarvoor moeten we weer een hoge pas over en hoewel het niet waarschijnlijk is, moet je toch rekening houden met sneeuwval en tijdelijke sluiting. We willen daarom niet wachten en bovendien is er aan de andere kant nog een stukje Argentinie wat ook heel interessant is. 

Hoewel de grensovergang Paso Jama ‘slechts’ op 4100 meter is, zijn ook hier ervoor en erna veel hogere passen te nemen. Vooral die aan Chileese kant is hoog, erg hoog. We moeten over 4850 meter en in totaal is het een heel lang stuk van boven de 4000. Als ik het uitreken moeten we bijna 400 kilometer rijden tussen twee aanvaardbare slaaphoogtes. De eerste vinden we 30 kilometer buiten San Pedro. De weg knalt daar gelijk omhoog en we stoppen op 3300 meter. Een klein weggetje brengt ons ver genoeg van de snelweg om er niks meer van te horen, want het is een drukke weg met veel vrachtwagens. We hebben wel Volcan Licancabur in de achtertuin staan. Het wordt een redelijke nacht slaap.

zaterdag 31 maart 2018

34



We vervolgen de weg verder naar het noorden en komen bij een plek die ik ook al kende, hoewel niet gekampeerd. Een flink stuk van de grote weg af aan de San Juan rivier. Het waait al stevig dus zet ik de auto achter een bosje. De wind is heel warm en ik bedenk me dat het de zonda moet zijn, waarover ik gelezen heb. Die naam kende ik alleen van een type exclusieve supersportwagen van Pagani. Maar het is dus ook een wind die vergelijkbaar is met de föhn in de Alpen. 

In de nacht nemen de windstoten toe en die zijn sterker dan we ooit in Patagonië hadden. De hele auto wordt heen en weer geschud. Door het bosje kunnen we dak wel open houden en het schudden nemen we voor lief, ik heb geen zin om in het donker de stabilisatiepoten onder de bumper te zetten. De wind blijf warm en we liggen lekker te zweten.

De weg gaat verder door een machtig landschap van grote bergen die vaak een stuk van hun ontstaansgeschiedenis tonen, sedimentlagen hier en daar staan schots en scheef omhoog. Ook is er soms ineens een fel gekleurde rotslaag te zien Een splitsing geeft de keuze tussen San Juan in het oosten waar vandaan ik vorige keer kwam, of verder naar het noorden. We gaan noordwaarts en dat is voor mij ook weer een nieuwe weg. 
 
We bezoeken een verlaten goudmijn met aanpalend spookstadje. Altijd leuk om in rond te dwalen en te fantaseren hoe de mensen hier geleefd hebben. Ik ben nog een mijngang ingelopen. De gang was net groot genoeg voor 1 persoon en ik moest licht gebogen lopen. Ik wilde testen hoe ver ik de mijn in durfde en net als ik 100 passen gelopen had en het welletjes vond, was daar het einde. De buitenlucht kan een bevrijdend gevoel geven.

Het plaatsje Rodeo ligt aan een stuwmeer dat bekend is doordat het zeer geschikt is voor wind- en kitesurfen. Iedere dag gaat het laat in de middag keihard waaien. Het golven op het meer hebben niet alleen schuimkoppen, maar die verwaaien ook nog tot wolken spray. De nadruk bij het zoeken naar een standplaats ligt voor ons dus op een beetje luwte. De rit tijdens die zoektocht is schitterend. Het meer is omringd door veelkleurige bergen en het doet me denken aan Lake Mead in Utah. We vinden de ideale plek. 
 

Na nog een nacht aan het stuwmeertje boven San José de Jachal, waar het gelukkig niet meer zo waait, komen we in Guandacol. Dat plaatsje is het beginpunt van een avontuurlijke rit, die grotendeels door een droge rivierbedding gaat en na ruim 150 kilometer weer uitkomt op de grote weg naar Chili. We willen daar de grens over en weer een stuk van de kust doen. De route wordt maar door een enkeling gedaan en de kans dat we onderweg iemand tegenkomen is vrijwel nihil. Alleen dure 4x4-tours nemen deze route soms. Dat maakt het wel extra spannend. Maar het moet een geweldig mooi landschap zijn waar je door gaat en door het zachte zand van een rivierbedding is het heerlijk rijden. 

In Guandacol is het hele dorp nog in siësta. Voor we vertrekken moeten we nog inkopen doen en we willen ook navragen hoe de route is op dit moment. We wachten bij het pompstation waar het uitgestorven is, maar ze hebben wel internet. De vrouw van de tourist-information vertelt ons dan dat de route gesloten is. De hevige regenval ruim een maand geleden heeft het onbegaanbaar gemaakt. Dat is een tegenvaller, maar we leggen ons er bij neer. Gelukkig moet de grote weg ook heel mooi zijn. 

Bijkomend voordeel is dat het volgende dorp langs de weg - Villa Union - wat groter is en tenminste echte winkels heeft. Na de koelkast weer vol te hebben, zoeken we weer een meertje op, het is te laat om verder te gaan. De volgende ochtend maak in een wandeling langs de oever van het meer en vind sporen die duidelijk van een grote kat zijn en dat kan in dit gebied alleen een poema zijn. 
 
We beginnen de weg naar Chili op asfalt en komen nog door twee kleine dorpjes. Onderweg zien we ook op onze weg de gevolgen van de overstromingen die hier geweest zijn. Om de kilometer ofzo is er een droge rivierbedding die de weg kruist en bij iedere zie je metershoge bulten met puin en zand dat met machines van de weg is geruimd. Aan het eind van het dal zijn ze er nog mee bezig en zien we nog een paar keer een halve meter dikke laag modder op de weg liggen.

Dan verandert alles vrij abrupt. De weg is gravel en kronkelt nu door een canyon van rood gesteente dat zeer prominent scheef staat. Overal om je heen scheve lagen rode steen. Het leuke van dit soort weinig bezochte gebieden is dat er weinig of niets over te lezen is en dit soort dingen je dus compleet verrast. Het licht is ook prachtig, iets wat we de laatste tijd afdwingen door pas laat in de middag te gaan rijden.
Als de canyon wat wijder wordt zien we een mooie plek voor de nacht op het zand naast de rivier. Ik zoek brandhout bij elkaar en vind genoeg voor een avond lang vuur. We genieten van de stilte.

Op de kaart staat dat we een pas over moeten van 4100 meter. Dat is een van de laagste grensovergangen tussen beide landen. Er zijn er zelfs twee van boven de 4700 meter. Dat was ook een reden voor mij om deze te kiezen. Na de canyon gaat de weg, inmiddels weer asfalt, behoorlijk klimmen en als we op iOverlander een plek zien ‘acclimatisation camp’ heet die op 2900 meter ligt, besluiten we dat dat een goede hoogte is om te wennen. Ik heb er een redelijk goede nacht, ook al is de apneu tijdens de slaap een beetje terug. 
 
We zijn inmiddels op 4000 meter belandt als we bij Laguna Brava aankomen. Het staat omschreven als een diepblauw meer maar als wij er komen is het bevroren en er ligt een laagje sneeuw op. Alles spierwit en het lijkt zo meer op een zoutvlakte. Aan de overkant ligt het wrak van een vliegtuig dat hier in 1964 een noodlanding maakte. Er staat een koude wind zodat we er niet al te lang blijven. We zien hier 1 andere auto, de enige die dag.
 
Dan blijkt het idee dat de grensovergang het hoogste punt is een misvatting, want het klimmen gaat door en door tot we ook hier bijna de 4500 meter aantikken. Ik heb last van deze hoogte, maar overdag zijn het meer de klassieke verschijnselen van hoogteziekte. Beetje duizelig, beetje hoofdpijn, een algeheel gevoel van ongemak. Ik ben blij als het weer naar beneden gaat. De grens is sinds enige tijd gecombineerd van beide landen. Ze hebben hier niet veel te doen, ik denk dat we vandaag de enige zijn, misschien wel enige deze week. Ze nemen voor alles ruim de tijd en ook krijgen we een uitgebreide controle op fruit en groente. Vrijwillig staan we wat uien en wortels af. Ook het brandhout dat aan de achterkant van de cruiser hangt, zijn we kwijt. Dan mogen we verder, Chili in, omlaag. Maar nee, ook nu weer gaan we tot twee keer toe over de 4400 meter voor het dan echt omlaag gaat. 
 
De bergen hebben hier weer allerlei aardkleuren gekregen en vormen samen een onwaarschijnlijk mooi gebied. Onderweg komen ons drie fietsers tegemoet. Je moet wel hele sterke benen en karakter hebben om dit hier te doen. De zwitserse jongens vragen ons of er binnenkort nog een dorp komt waar ze eten kunnen kopen. We moeten ze teleurstellen, pas ruim 100 kilometer verder is weer een dorp. We geven ze pakjes crackers en vis in blik, brood hebben we zelf ook niet meer. 
 
Na nog een nacht op 3000 meter dalen we verder af en zien om ons heen dat dit deel van Chili echt al woestijnachtig is. De bergen zijn kaal en bleek en dat blijft tot we de stad Copiapo binnen rollen. Met hongerige blik vullen we onze kar in de grootste supermarkt van de stad. Voor de rest is er weinig te beleven in deze mijnstad. Wegwezen maar weer.


dinsdag 20 maart 2018

33


Iets waar we niet genoeg van krijgen, is een mooi kronkelweggetje de bergen in. Een enkele komt bij de grens met Chili, de meest eindigen ergens hoog bij een meertje of iets anders. Als we er weer eens één inslaan, stuiten we halverwege op een slagboom en een post van de gendarmerie. Er is niemand om open te doen en we keren maar weer om.
We stoppen nog bij een hike naar een waterval waarvan we het bord op de heenweg al zagen. Heel in de verte en hoog zie ik hem. Naar de waterval en terug is het 3 uur lopen en dat is me net iets te veel. Ik kan natuurlijk wel de drone er heen sturen. Er staan geen auto’s dus er zijn geen wandelaars. Ik moet de drone hoog en ver weg laten vliegen en ook nog een canyon in, riskant. Het lukt om een opname te maken.

Later als we op een plek aan een riviertje staan, wil ik even een foto uit de lucht maken en laat hem weer op. Na nog geen minuut vliegen stort hij naar beneden en valt hard op de rotsen. Stukken vliegen in het rond. Ik weet gelijk dat het helemaal foute boel is. Als ik hem oppakt is er geen propeller meer heel en één arm is geknakt. Wat opvalt is dat er één propeller ontbreekt. Dat betekent dat hij net als vorig jaar er één in de vlucht is verloren en dat ie daarom is neergestort. Vorig jaar nog op bosbodem, nu dus op rotsen en die geven niet mee. Als ik hem opstart klinkt gekraak uit de motoren maar dat verdwijnt snel. Ik zie ook dat de gimbal - de camera-arm - niet goed meer werkt. Het beeld schudt en dat betekent dat de beeldstabilisatie ook aan gort is. Balen.
 
We willen in rond Mendoza ook weer een wijnproeverij doen en we hebben een wijnhuis gevonden die onze nieuwsgierigheid heeft gewekt. Het is bodega Salentein, een nederlandse naam die afkomstig is van een slot in Nijkerk. De familie Pon, in Nederland oa importeur van Volkswagen en alle aanverwante merken, heeft hier 4400 hectare grond gekocht en binnen twintig jaar een toonaangevend wijnhuis gecreëerd. In de gidsen wordt het huis aanbevolen voor een toer omdat het zich onderscheidt.

We gaan er heen en als de cruiser het landgoed op rolt, zien we gelijk dat het onderscheidende al met het gebouw begint. Hypermodern strak beton, natuursteen en glas. Het gebouw is de ontvangsthal, wijnwinkel en restaurant.

We doen de toer en lopen door een stuk wijngaard met verschillende druivesoorten naar een volgend gebouw in dezelfde stijl. We dalen af naar 9 meter onder de grond, waar op natuurlijke wijze een constante temperatuur heerst. In deze ruimte, die de cathedraal wordt genoemd, wordt de wijn gemaakt en opgeslagen. De symmetrische opstelling van de eikenhoten vaten in de centrale ruimte samen met nog wat wetenswaardigheden over het proces, geven de indruk dat hier op bijna religieuze wijze met edele vocht wordt omgegaan. In een cirkel om de ronde vloer staan nieuwe lege vaten, dan een stapje hoger de vaten met hun primus, hun nummer 1 wijn van de Malbec-druif. Er achter staan rekken vol met meer houten vaten.

We zien nog een ruimte met een gigantische tafel van travertin, waar de familie bij tijd en wijle een proeverij en of banquet houdt. Het schijnt dat Willem-Alexander en Maxima elkaar in deze ruimte - niet geheel bij toeval - voor het eerst ontmoet hebben. Duizenden flessen in opslag vormen de wandbekleding. We worden naar een andere ruimte geleid, waar ons wat van het moois staat te wachten. Drie flessen zijn ontkurkt, waarvan de eerste een bubbeltje. Lekker om mee te beginnen. Dan een Chardonnay, die ik wel kan waarderen, ofschoon ik deze wit meestal mijdt. Dan komt de wijn waar ik mijn oog al een tijdje op had laten vallen, de Primus. Het rode goed streelt de tong met complexiteit die je van een dergelijke wijn mag verwachten. Heerlijk.

Als Elize wat later bij de auto komt, heeft ze een verrassing gekocht: een fles Primus, wauw. We rijden weer een stuk verder naar veelbelovende plek, een heuvel met 360 graden uitzicht. De beschrijving klopt, ook dat het kleine stukje omhoog heel steil en slecht is.

Als we ons goed en wel gesettled hebben zien we in de verte een enorm donkere lucht ontstaan, die snel dichterbij komt. Niet lang daarna een gordijn van regen en onweer. De top van een heuvel is ‘not the place to be’ met onweer, dus rijden we weer naar beneden waar ook een sta-plek is aan de weg. Het meeste van de enorme bui gaat net langs ons heen, maar bliksems slaat niet ver van ons in. We zitten voorin de auto waar de stalen kooi ons zal beschermen in geval dat….

De ochtend kon niet beter zijn, een zonnetje en windstil. We rijden voor de tweede keer de heuvel op om van het fenomenale uitzicht te genieten tijdens ons ontbijt. Het gebergte voor ons heeft een dun laagje verse sneeuw ontvangen dat nu langzaam weer wegsmelt.
We moeten nodig weer eens een wasmachine vinden en de camping van Mendoza zou er één hebben. Camping Suizo heeft alleen nog de naam van de zwitser die hem begon, voor de rest is het Argentijnse treurnis op het gebied van onderhoud. Maar goed, twee belangrijke dingen zijn wel in orde, de douches zijn lekker en de wasmachine doet het. We blijven twee dagen. 

Er zijn drie wegen naar Uspallata, onze volgende bestemming. De grote weg, waarvan we al een stuk deden toen we hier kwamen, een weg door de bergen die half asfalt en half gravel is, en een klein bergweggetje dat zo slecht zou zijn dat bijna niemand er rijdt en alleen enduro-motoren het als funrit doen. De twee auto’s die het wel hebben gedaan en erover schreven in iOverlander zijn wel vol lof over de omgeving waar de weg door loopt. Wij gaan hem ook doen.

Na een aanloop over vlak terrein, begint het gelijk. Het gaat flink omhoog en de weg wordt slecht, heel slecht. Uitgesleten door waterstroompjes, kun je maar net grote brokken steen omzeilen. Een stuk rijden we niet op een weg maar in een rivierbedding, waar een laagje water ons tegemoet stroomt. De plekken waar we eventueel zouden kunnen omkeren zijn steeds dunner gezaaid. De weg is uiteindelijk niet meer dan een pad, waarvan één baan gebruikt wordt door motoren, dan andere kant is een mijnenveld van scherpe keien. Het is zo steil dat hele stukken alleen in eerste versnelling low-gear kunnen doen. De cruiser kruipt langzaam, maar beheerst naar boven. Hij doet het geweldig goed en ook de camperopbouw geeft geen krimp. Ook weer een goede testrit voor het geheel. Op een top van het voorgebergte vinden we een grote vlakke plek waar we kunnen staan. Hier kunnen we mooi het dal in kijken waar we naar boven zijn gekomen. Er passeren ons nog enkele motoren en ook een groepje quads. Duimpjes gaan omhoog voor ons. Het moeilijkste stuk hebben we gehad.

We moeten nog een stuk omhoog voor de eerste pas van 3000 meter, maar dat gaat makkelijk. Bij de afdaling aan de andere kant zijn nog wat uitdagingen, maar dan is het weer een gewone gravelweg. We passeren de berg met zeven kleuren.


Dan komen we er achter dat we onze zwarte waterzak missen, die we onder andere voor bushdouchen gebruiken. Vergeten op de camping. Bij het vullen heb ik hem bij de kraan laten staan. Stom. Even een kort afweging of we zin hebben om hem op te halen, het is 200 km op en neer. Ja, want we gaan hem anders missen en het was ook best een duur ding. En we kunnen de andere, goede bergweg nemen. Een zeer vriendelijke man van het toeristenburootje in Uspallata belt voor ons naar de camping, die bevestigt dat hij gevonden is.

De gravelweg klimt en klimt, maar is goed te doen. Net voorbij het hoogste punt is een mooi uitzichtpunt en ik merk dat ik eigenlijk te moe ben om door te gaan. De andere weg heeft toch aardig wat energie gekost. We stoppen hier, het is ook een prachtige plek. Na acht uur is er ook helemaal geen verkeer meer. Het is zo stil dat je de sterren hoort fonkelen. 

 
We kijken neer op een locatie met hete bronnen. Daar verheugen we ons op de volgende ochtend, maar helaas ze blijken gesloten te zijn. Net als een mooi hotel dat er staat. Al 40 jaar dicht. Dan rollen we maar verder de berg af baar Mendoza. We krijgen onze zak terug en springen nog even snel onder de douche. We pakken nu de derde weg naar Uspallata. We moeten dan door de stad, waar we nog even naar mijn favoriete hypermercado kunnen.

Onder Mendoza ligt een stuwmeer waar het goed toeven is. We blijven er twee dagen, even een dag niet rijden. Dan komen we voor de derde keer in Uspallata aan. Ik voor eigenlijk voor de vierde keer. Ruim een maand geleden toen ik richting Santiago ging kwam ik hier ook al langs. Ook de weg verder naar het noorden was voor mij al bekend. Hoewel, als je de andere kant op rijdt, ziet de wereld er vaak weer heel anders uit. De weg naar Barreal is goed gravel en gaat door kaal gebied omzoomd door hoge bergen. Een hele rij met besneeuwde toppen glijden aan ons voorbij. De enige plek met bomen voor wat schaduw -toen ik zuidwaarts ging heb ik hier gekampeerd- is nu bezet door wegwerkmachines. We rijden door tot we in het dorp komen, waar alles nog in siësta is. En die duurt hier tot vijf uur.
Ik heb vorige keer ook in Barreal vrij gekampeerd op een plek aan de rivier met fabuleus uitzicht, maar ben toen wel tot laat wakker gehouden door een groepje drinkende mannen. We gaan wel even naar de plek maar blijven er niet, want het is vrijdag en dan is de kans op herhaling groot.

De camping in Barreal is niet verkeerd. Veel bomen tegen de brandende zon en voor de verandering werkt alles en is er niets kapot. Goeie douches en zelfs warm water uit de kraan voor afwas en was. Dat is uniek te noemen hier. We maken van de gelegenheid gebruik om hier dan ook bijna alles wat we hebben te wassen.