dinsdag 30 januari 2018

28






Het aanbod van de winkeltjes was niet geweldig, maar we hebben voor een paar dagen eten kunnen inslaan. We tanken alles vol wat we hebben, want ook al kunnen we onderweg mogelijk diesel krijgen, dan zal het zeker duur zijn. Dan begint de klim naar een pas van 4000 meter. Het landschap is van een ongekende grootte en leegte. De Landrover heeft het er moeilijk mee en verliest heel veel koelvloeistof. Ralf moet liters bijvullen. Waar het spul blijft is aanvankelijk een mysterie, hij lekt niet en de rook is pikzwart. Later zal blijken dat de dop van de overloop kapot is.

We  vinden  een  mooie  plek  aan een  lagune  op 3200 meter.  In de  verte  flamingo’s  en vicuñas, een soort lama. Overdag valt het mee, maar in de nacht heb ik last van ademnood. Telkens word ik wakker met een apneu-achtige ademstoot. Dat gaat de hele nacht door, wel vijftig keer. Hopelijk wordt het beter want ik zal nog op grotere hoogtes moeten slapen deze tocht. De cruiser heeft helemaal nog geen  moeite met de hoogte,  afgezien van een beetje zwarte rook. Later, bij steile lange klimmen gaat ook bij mij de koelvloeistof koken. Op deze hoogte gaat dat al bij  90 graden of nog minder. Even  stoppen en met  draaiende  motor af laten koelen werkt goed.
 
Er komen nog twee dorpjes onderweg en de eerste is El Peñon. Er is zowaar wifi, maar net als in Hualfin werkt het vaker niet dan wel. Eindeloos wachten tot een berichtje verstuurd is. Maar ineens kan ik bellen met Elize. Fijn, weer even contact. Aanvankelijk wilden we aan het plein overnachten, maar als ik vanuit dorp nog even een een sunsetritje ga maken, kom ik bij een mooi uitzichtspunt. Via de walkie-talkie zeg ik dat ik hier blijf en R&J komen ook. Weer een prachtplek. De nacht gaat me iets beter af, mijn lichaam is zich aan het aanpassen. 
 
Het volgende dorpje, Antofagasta de la Sierra, is maar zo’n 70 kilometer verder. Ook hier weer stotterend wifi aan het plein. Via iOverlander vinden we weer een mooie plek aan een lagune met erachter een prachtige zwarte vulkaankegel. Helaas waait het veel te hard om buiten te kunnen zitten. Er is een grote groep lama’s trekt zich niet veel van ons aan. Een mooi plaatje.
 


Tijdens onze rit naar de volgende bestemming, vallen we van de ene in de andere verbazing. Wat een landschappen heb je hier, ongekend. Zo oneindig groot, desolaat, en er komt ook steeds meer kleur in. Wij in Nederland kunnen ons dat nauwelijks voorstellen. We rijden nu al een paar honderd kilometer en zijn nog maar 1 andere auto tegengekomen. Als er geen wind waait is de stilte volkomen.

Als we langs de kant allemaal bulten zien met glinsteringen, lijkt het eerst dat er glas kapot gegooid is. Maar het is dan wel heel veel glas en er zijn geen mensen die het gedaan kunnen hebben. Dan denk ik te weten wat het is. We stoppen om het te onderzoeken en inderdaad: mica. Ik had ooit al gelezen dat dat hier ook gemijnd werd. Mica is ook glas, maar dan vulkanisch glas, net als obsidiaan. Obsidiaan is pikzwart is en heel scherp is als het breekt, in de prehistorie werden er messen en pijlpunten van gemaakt. Mica is doorzichtig en heeft laagjes. Als je goede kwaliteit hebt, kun je plakjes van een millimeter dik losmaken. Het werd vroeger gebruikt voor de raampjes in kolenkachels, toen men nog geen vuurvast glas kon maken. 
 
Als we een laatste bocht indraaien is er weer zo’n onbeschrijfelijk uitzicht. Een salar, een witte zoutvlakte, met heel prominent een bergje met een zuivere kegelvorm. Hij is ruim 150 meter hoog en een heilige berg. Hij mag daarom niet beklommen worden. Niet dat ik dat van plan was, ik ben al buiten adem als ik 150 meter rechtuit loop.

Met de zon opkomend achter de perfecte kegel begint er weer een nieuwe dag. We gaan op tijd op weg, omdat we niet alleen de verlaten zwavelmijn Mina de Casulidad willen bekijken, maar daar ook weer weg willen. De mijn ligt op 4100 meter hoogte en dat is voor mij te hoog om te slapen. Onderweg worden we getrakteerd op misschien wel de mooiste uitzichten van deze tour. Maar bij tijd en wijlen ook de slechste wegen. Hele stukken over vuistgrote brokken steen, waar meer dan 10 kilometer per uur zeker schade zou opleveren. Of gruwelijke wasbord, waarop je of 15 km/u of 65 moet rijden Dat laatste kan alleen als de weg recht is. Zo hard op wasbord de bocht door is levensgevaarlijk. Het laatste stuk heen en weer naar de mijn was zowaar asfalt en daar kun je dan echt even van genieten. Even geen gerammel en een beetje meer vaart. De weg gaat hoog boven en salar langs. Met de gekleurde bergen er omheen weer een onwaarschijnlijk mooi uitzicht.
 
  Dat het gebied zo verlaten is en ongenadig voor mens en dier, vind je terug in sommige namen. Laguna del Hombre Muerto, het meer van de dode man. En het Dode Paard of, ja echt, de Dode Duitser. Zelfs in deze tijd is het onverstandig om met één auto hier rond te rijden. Als je pech krijgt en niet verder kunt kan het weken duren voor er iemand langs komt en ben je soms honderden kilometers van hulp verwijderd. Als we op de weg naar het eerste stadje na een week ons ineens een auto tegemoet komt met knipperende lichten, blijken het onze Poolse vrienden te zijn. Huh? Het laatste bericht van hun kwam uit Antofagasta, dat betekent dat ze achter ons aan reden, met twee dagen verschil. En nu komen ze ons tegemoet? Even begrijp ik het niet. Maar ze hebben een andere route genomen en zijn niet naar de mijn gereden. Dat willen ze nog doen, maar dan moeten ze vanuit hier een doorsteek maken. Ik vind dat dus onverstandig, onbezonnen zelfs. Later kreeg ik nog een bericht dat ze terug zijn gekeerd. De weg was te zwaar en niet te doen.

De mijn is een spookstad waar alleen de muren van alle gebouwen nog staan. De kerk is nog wel redelijk intact en het lijkt er op dat er af en toe iemand woont. Er is echter niemand te bekennen. We dolen wat door de verlaten straten en bekijken ook de mijninstallaties. Daar ligt het bezaaid met stukken zwavel, lichtgeel en met de bekende rotte-eieren lucht. Na een paar uur hebben we het wel gezien en gaan we terug naar een hoogte waar slapen wat beter gaat. 

We volgen de weg terug die op het laatst vreselijk geribbeld is. Zelfs met banden waar ik al twee keer lucht uit heb laten lopen is het schudden en rammelen bijna niet uit te houden. We stoppen bij een plek met zoutwatergaten. Ze zijn door mensen gemaakt. Het lijkt er op dat men een gat graaft waar dan zout water in loopt. Het zout dat dan kristaliseert en aan de kanten en bodem aangroeit wordt waarschijnlijk geoogst. Mooi om te zien hoe het witte zout het turquoise water omsluit. 

We staan vlak voor de oversteek van de Salar, zo’n 30 kilometer kaarsrechte weg door het zout. Mijn vrees dat de weg net zo’n wasbord zal zijn wordt godzijdank geen bewaarheid. Het grootste stuk is mooi glad en je kunt er zelfs vaart maken. Aan het einde van de weg kronkelt hij nog door wat zoutige bergjes om aan te komen in Tolar Grande. Een gehucht van enkele honderden zielen. We zien voor het eerst weer wat auto’s en er zou zelfs internet zijn. Dat klopt maar zo als gewoonlijk doet die het maar even en laat het dan weer afweten. We kunnen wel de auto’s even afspoelen, hard nodig met al dat zout. 
 
Dan nog en flink stuk naar San Antonio de las Cobres. Het minst aantrekkelijke deel van de tocht. Veel wasbord en weinig moois te zien. En de aankomst in San Antonio verandert daar al niet veel aan. Ik moet Jacek gelijk geven met zijn omschrijving. It’s a shithole. Het heeft niets aantrekkelijks. We slapen op een parking in het centrum en ik heb het zwaar. Het is hier met 3850 meter net weer een paar honderd hoger en ik merk het gelijk. De volgende dag kan ik nog even online met het wachtwoord van het enige hotel, gekregen van Jacek. 
 
De weg van San Antonio naar Salta was wél heel interessant. Na een klim naar 4100 dalen we bijna 3000 meter af door een landschap van sterk verweerde bergen, meestal grauw, maar dan ineens kan er een gedeelte zijn met vlammende kleuren. Wat een geweldige tocht was dit, een echt avontuur, want we zijn van de ene verbazing in de andere gevallen. Deze tocht staat ook nergens zo beschreven en er zijn denk ik ook maar heel weinig mensen die hem gedaan hebben. Maar hij zou zo in de toptien-lijstjes kunnen staan van mooiste tochten ter wereld. Ik zelf reken hem tot de drie mooiste, samen met de Carretera Austral en Noordwest Namibië. Het rondje vanaf en terug naar Salta zal ongeveer 1500 kilometer zijn. Ik ben blij dat ik samen met Ralph en Janneke deze rondrit heb kunnen maken. We hebben al het moois met elkaar kunnen delen en met twee auto’s rijden gaf een gevoel van veiligheid, in een gebied dat maar voor een handjevol mensen de deur op een kier heeft gezet.

donderdag 25 januari 2018

27

 

Die nacht kwam mijn buik weer in opstand en moest ik er een paar keer uit. Omdat ik naar de garage ga, begin ik met een kuurtje tegen de diarree. Gelukkig zit die in de medicijndoos. En dat helpt acuut. Ik rol mooi rustig met de cruiser de berg af richting Salta met de garage in de navigatie als doel. Als ik aankom is eigenaar Miguel aanwezig, maar hij is nog even bezig. Ik vraag de wificode en stuur direct een berichtje naar Peter, mijn monteur in Kolham. Volgens hem is het een verstopt dieselfilter. Als Miguel met mijn probleem bezig kan, stelt hij voor de injectors en de dieselpompte demonteren en te (laten) testen. Ik zeg dat hij eerst het filter moet vervangen en gelukkig heeft hij de goede op voorraad. Ik doe een testrit en rij de berg met uitzicht omhoog de enige plek in de buurt waar je even goed gas kan geven. En hij doet het goed, hij houdt niet meer in, geen witte wolken meer. Ik kan het bijna niet geloven. Even nog afwachten hoe hij het doet op echte hoogte maar ik ben al positief gestemd. Ik rij terug met het goede nieuws en betaal het filter. Een dik uur later ben ik al weer onderweg naar boven. Ik doe dezelfde weg naar Cachi en pik de draad op waar ik gebleven was.

Ik kan mijn geluk niet op als ik merk dat hij ook boven de 3000 meter nog trekt als een lier. Peter had het dus gelijk bij het goede eind en heeft me een hoop ellende bespaard. Wat Miguel voorstelde is een tijdrovende zaak en ik had me dan dezelfde dag nog niet zien vertrekken. Overnachten in de garage of in een hotel, ik wil er niet aan denken. Volkomen vergeten toen bij de grote check-up thuis. Beetje stom ook om niet aan dat filter te denken.

Voor Cachi zoek ik een plek voor de nacht en ik durf het wel aan om een stuk omhoog te rijden in een droge rivierbedding. Over vuistgrote keien klim ik een stuk omhoog tot ik niet meer van de weg af te zien ben. Mooie rustige plek.
Cachi is een leuk dorp met een gezellige plaza. Beetje toeristisch maar op een leuke manier. Ik zet de auto pal aan het park en geniet van de mensen om mij heen. Beetje rondwandelen, af en toe wat aanspraak over cruiser. Lekker dagje zo. Ik las dat een kilometer of 12 vanaf Cachi een soort gratis camping is, waar iedereen enthousiast over is. Het weggetje er naar toe was al leuk en de camping is inderdaad erg mooi gelegen boven langs een riviertje. Ik blijf er de nacht. 

De volgende dag terug naar Cachi waar ik mijn blog online zet en nog wat rondhang. Nog leuk gepraat met een stel italiaanse overlanders. Die kom je niet veel tegen. Dan ga ik via een omweg naar de plek waar ik al even had gestaan toen ik toch besloot terug te rijden naar Salta. Op het stuk wat ik nog niet had gedaan rij ik door een betoverend mooi landschap dat me nog het meest aan het wilde westen van de VS doet denken. Rode bergen en cactussen. Hier vind ik een nog veel mooiere plek dan die van en paar dagen geleden. Ik ben ervoor van de weg gegaan en door een droge rivierbedding uit het zicht gereden. De perfecte plek, hoewel er rondom mij onweer is en het ook gaat regenen.

Onderweg wordt ik ingehaald door een auto die niet door had dat hij een lekke band had. Ik tuter een paar keer en hij stopt. Het zijn fransen in een huurauto en de band is al helmaal aan flarden. Ik wacht tot ze weer kunnen rijden, want huurauto’s hebben lang niet altijd alles in orde. Dat blijkt mee te vallen alleen de reserveband heeft haast geen lucht. Die rij je dan ook zo kapot. Ik haal de compressor tevoorschijn en geef de band voldoende druk. Ze zijn heel blij en ik mag wat karmapunten noteren.

's Morgens lukt het de zon om af en toe door de bewolking te breken en is het een prachtige ochtend. Waar ik meestal wakker wordt van een concert van vogelzang, is er hier één vogel die zijn lied ‘ins blaue hinein’ zingt.
Net als gisteravond laat ik de drone een cirkel rond de auto vliegen om deze bijzondere plek vast te leggen. Ik zou hier nog wel een dag willen blijven, maar ik wil ook terug naar Salta waar Ralf en Janneke ook zullen komen en dan samen te kijken hoe en waar we de Dakar gaan zien.
 
Ik maak nog een wandeling door het ruige gebied, bushwalking want van een pad is geen sprake. Dan doe ik de kachel even aan om te kijken of hij het wil doen op deze 2800 meter hoogte. Geen probleem. Als ik terugrij moet ik eerst nog een stuk verder klimmen naar 3400 voor de grote afdaling begint. Op dat hoogste punt probeer ik de kachel nog een keer en weer doet hij het, zij het dat ik hem wel wat hoorde sputteren. Dat is wel een nieuw record.
Hoewel voor de tweede keer is de lange afdaling met al zijn haarspeldbochten niet vervelend om te doen. Ik doe het rustig aan en laat de auto af en toe vrij rollen, dan weer remmen op de motor en maar heel af en toe op de rem. Onderweg weer regen, maar vooral voor Salta moet het net noodweer zijn geweest want de wegen waren hier en daar weer volledig ondergelopen. Soms moest ik langs een rijtje gewone auto’s die niet door de diepe plassen durfden. Vaak gingen ze gelijk achter mij aan. 

Ralf en Janneke staan al op de camping als ik aankom, we zien elkaar voor de derde keer deze reis. De camping is druk, want het is weer weekend. Overal muziek en de buren hebben hun radio met de stekker in de paal met elektriciteit, die 1 meter van ons staat en 10 meter van hen. Een verlengsnoer hebben ze kennelijk niet, maar ze moeten de muziek wel kunnen horen natuurlijk. 

Morgen maar eens kijken of we een plek kunnen vinden om de rally te zien. Het stuk boven Salta is alleen maar verbindingsroute dus dat valt af. Bovendien horen we later dat die dag de race ook is afgelast. Gelukkig zijn we daar niet helemaal heen gereden. Dan wordt duidelijk dat er vanaf Salta eerst ruim 300 kilometer verbindingsroute wordt gereden, alvorens er daadwerkelijk geraced wordt. Het is een eind rijden maar als we vandaag nog vertrekken, kunnen we het in twee delen doen. Haasten hebben we geen zin in, vooral ook omdat de route naar Cafayate fantastisch mooi is. Ineens rijden we door een landschap van rode bergen, waar mooi te zien is hoe tectonische krachten de ooit horizontaal afgezette sedimentlagen omhoog gestuwd en verwrongen hebben. De lagen zijn nog steeds te zien, maar nu schuin, rechtopstaand of gegolfd.

We stoppen een aantal keren, waar iets bijzonders te zien is. Bij een smalle canyon die een stukje de bergwand in gaat is een muzikant aan het spelen. De akoustiek is prachtig en het wordt daarom ook het Amfiteatro genoemd. Tourbusjes rijden af een aan en geven de passagiers een paar minuten fotografeertijd en rijden dan weer door. Tegen de schemer blijven we alleen over en de muzikant voegt zich bij ons. Hij eet en drinkt met ons mee, hij heeft niet veel bij zich. Geen tent en zijn slaapzak is gestolen. In het donker komt er nog en auto aangereden en het zijn Jacek en Dominica, met wie we vanuit Salta nog even contact hadden. Zijn waren wel naar het noorden gereden. Op mijn uitnodiging om zich bij ons te voegen had ik geen antwoord meer gekregen vlak voor we uit Salta vertrokken. Ze hadden al het vermoeden gehad dat wij op een van de plekken langs deze weg zouden moeten staan. Leuk dat ze ons gevonden hebben. Nu gaan we met drie auto’s naar de Dakar. We hebben een gezellige avond zo met z’n zessen. 
 
We nemen afscheid van Lucas, de muzikant en gaan verder op de schitterende weg. We rijden deels samen en deels apart. Jacek rijdt met zijn Toyota Prado zo’n 90 gemiddeld, ik 80 en Ralf en Janneke 70. Het is niet een onverdeeld genoegen om dicht achter R&J te rijden Hun Landrover rookt enorm en we zijn nog niet eens echt in de bergen.
We vinden met behulp van een website de toeschouwerszones voor de Dakar rally . Er zijn er vier en we kiezen de eerste. Op een gravel zijweg van de routa 40 is de start voor de 10e etappe. Er is al heel wat volk langs de weg maar er is genoeg plaats. We zetten de luifels aan de auto’s en maken een kampvuur. Eerder hebben we in het laatste dorpje een lap vlees van een kilo gehaald. Jacek en Dominica maken een salade en paprikaspiezen. Het vlees moet lang op het vuur maar dan is het ook supergoed gelukt. Pal naast ons komen Argentijnen staan, die, hoe kan het ook anders, de hele nacht harde muziek aan hebben.

De volgende dag is het zo ver. De race begint. Eerst komt er een helicopter met sirene heel laag over vliegen. De scheuren de eerste motoren langs en dat is al best wat, maar niets vergeleken bij de auto’s en later de trucks. Die dingen komen zo hard langs met zoveel motorlawaai. Heel indrukwekkend. Zo gaaf om dit een keer mee te maken, ik heb er ook lang naar uitgekeken. Helaas doet Gerard de Rooy zelf niet mee, maar zijn team is er wel met de karakteristieke groene Iveco-truck. Wij staan langs de kant van de weg met nederlandse vlaggen en er wordt zelfs teruggezwaaid. Ik laat ook de drone nog op tijdens de vrachtwagens en kan wat mooie shots maken, gelukkig vliegen er geen heli’s meer.

 


Iedereen om ons heen vertrekt maar wij blijven nog, dat wil zeggen de vier hollanders. De polen gaan verder, Jacek heeft drang om zijn foto’s online te zetten. Hij heeft een paar duizend shots gemaakt. Ik herken wel iets van mezelf daarin, van vroeger dan. Ik schiet nu tien keer minder. Ik probeer nu het selecteren al te doen voor het indrukken van de sluiterknop. Dat scheelt ook een hoop uitzoekwerk. De Argentijse buren komen nog met een ‘goedmakertje’, een homp heerlijk gegrild vlees wat over was. Het is groter dan we gisteren zelf hadden. Later in de middag worden we nog getrakteerd op een stofstorm. Alles zit er onder, ook binnen. We verkassen naar een stukje verderop, waar meer gras is. 

We rijden de volgende dag naar Hualfin, een gehucht waar we inkopen doen voor een nieuw avontuur, een tocht over de altiplano, de hoogvlakte van de Andes. Een geweldig mooi gebied dat tussen de 3000 en 5000 meter hoogte ligt. Het zal een beproeving zijn voor mens en machine.

vrijdag 12 januari 2018

26

 

Na het scoren van mijn nieuwe voorruit, ga ik nog even uitgebreid boodschappen doen voor de eerste dagen in Argentinië. Als ik terugkom zijn Ralf en Janneke ook aangekomen. We gaan met z’n drieën uit eten bij het restaurant van het hotel. Lekker maar vooral gezellig. Ook hier in de stad zijn de muggen talrijk en erg bloeddorstig. Ieder klein plekje dat je vergeten hebt in te smeren vinden ze overbiddelijk, waarna je je weer in moet houden om jezelf niet open te krabben. De muggenspray die ik hier kocht, helpt heel kort en heeft maar 10% deet. Gelukkig vind ik later ook nog een grote fles deet uit Nederland.

Paraguay was het 3e land op deze reis en sinds lange tijd weer eens een nieuw land, niet alleen hier in Zuid-Amerika. Ik tikte nummertje 75 aan. 

Ralf en Janneke blijven hier nog een aantal dagen om aan hun Landrover te werken, ik ga verder. Ik tref ze wel weer in Salta voor de Dakar en wieweet een tour door de bergen. Aan het einde van de straat waar we staan is een veerpont naar de andere kant van de Parana rivier en daar is Argentinië. Voor de pont dus uitchecken en erna Argentinië in. Ik kreeg een controle van de auto en die was redelijk grondig en met een speurhond. Ik had al gelezen dat er hier vooral op drugs wordt gecontroleerd. Voor de zekerheid had ik al mijn verse groente, fruit en een flinke steak verstopt in de kluis onder de vloer. Officieel mag je hier ook geen vers voedsel invoeren. Ben nog nooit gecontroleerd hierop bij binnenkomst in Argentinië, maar als ze geen drugs vinden, richten ze zich misschien hierop. Toen de hond was uitgesnuffeld kon ik verder. Terug in Maximaland.

Vanaf hier zal de weg nog steeds westwaarts gaan maar al na 50 kilometer is er Pilcomayo Nationaal Park. Ik lees enthousiaste verhalen. Als ik bij de gate aankom is er een lint gespannen en ik zie ook wel waarom. Het terrein staat deels onderwater van de stortregens die kennelijk ook hier hebben huisgehouden. Ik parkeer buiten de gate en ga wat wandelen, maar de meeste paden zijn om dezelfde reden gesloten. Daar bovenop zijn de muggen hier niet alleen zeer talrijk, ze zijn ook heel aggressief. Zelfs als je vol in de zon even stilstaat, zie je ze gelijk landen op de benen. Dat maak je niet vaak mee. Er is een groot meer en dat is te bereiken via een houten looppad over de moerassige kant. Aan het eind kun je uitkijken over het meer maar alle plekken zijn bezet door families of lokale jongeren. Ik zie ook niemand zwemmen. Buiten zitten kan niet vanwege de muggen, binnen zitten alleen met de ventilator vol op je gericht, zo warm is het. Park of niet, ik besluit om 5 uur dat ik toch verder rij. 

Ik kom na 200 kilometer bij een tankstation met een heel groot veld er achter. In de verre hoek staat een soort schaftkeet. Ik zet de cruiser er precies zo achter dat niemand mij kan zien en zo heb ik ook wat geluidswering tegen het geluid van af en aanrijdende trucks. Een prima plek zo en een prima nacht. 

Dan een volle rijdag waar ik 600 kilometer pak. De weg lijkt oneindig lang, recht en saai. Halverwege naar de horizon verandert de weg in een luchtspiegel. Het doet me denken aan Australië of Botswana. Eindeloze stukken met bushland, struiken en lage bomen, met de constante ruis van de talloze cicades. Een tankstation heeft wederom een plek voor mij in de verre hoek en na 11 uur komen of gaan er ook geen trucks meer. Er is zelfs een warme douche, wat een genot na een dag plakken op je stoel.

 
Onderweg zie ik een zijweg met een bord van een park, Calilegua heet het. Het park ligt tegen de steile hellingen van een berggebied met diverse soorten oerbos. Aan het begin is een camping waar ik even ga staan en wat eet voor ik de weg van 22 kilometer door het park omhoog rij, zo’n 1200 meter stijgend en dus veel haarspeldbochten. Mooi rijden zo met het tevreden ronkend Toyota-blok. Boven rij je het park weer uit en gaat de weg verder naar wat dorpjes. Ik ga op zoek naar een plek voor de nacht. Na een tijdje vind ik een verbreding in de weg waar ook een mooi uitzicht is. Heel in verte zie ik donkere wolken en onweer. Aanvankelijk denk ik nog dat het daarginds blijft maar als ik al bed lig komt het toch dichterbij. En dan besluit het weer om alles boven mij los te laten. Het stormt zo hard dat ik het dak dichttrek, het bliksemt zo vaak, dat het laadlampje van het zonnepaneel gaat branden. Je accu laden op bliksem, ik wist niet dat het kon. Dan af en toe een harde tik op het dak, dan vaker, tot het een oorverdovend geroffel is. Ik doe de koplampen aan en zie hagel. Gelukkig zijn ze niet groter dan een knikker, klein genoeg om geen schade aan te richten. Na een uur of twee ebt het weg en keer de rust weer. 
 
De volgende ochtend weer onweer, maar dan in mijn buik. Ernstig diarree en kotsen. Dat houdt de hele dag aan en het verbaast me hoe snel je kracht verliest hierdoor. Na een dag waarin ik 6 liter water drink, alleen al om het verlies aan vocht bij te benen, ben ik helemaal gesloopt. Ik heb geen koorts en hou het op een voedselvergiftiging, wie zal het zeggen.


Ik wil toch wel de berg af, je kunt in dit soort gebieden bij harde regen ook aardverschuivingen krijgen of rotsblokken die de weg versperren. Het duurt niet lang of er is inderdaad een stukje rotswand op de weg beland. Ik kan er maar net omheen navigeren. Na 10 kilometer moet ik weer liggen, zo moe ben ik. Dan schrik ik van een enorme bliksemknal die nog geen 100 meter van mij vandaan in slaat. Wat een knal, zelfs de GPS is helemaal van streek en ik moet hem een paar keer opnieuw opstarten, voor hij weer begrijpt wat zijn taak is.

Dan verder terug naar de grote weg, kijken of ik een plekje kan vinden. Eerst een tankstation met wifi gevonden zodat ik even contact kan hebben met Elize. Even mijn leed delen. Ik doe dan weer even een tukkie en als ik wakker wordt is het al donker. Deze plek is me toch te rumoerig. 5 km verderop is een camping en hoewel ik in principe niet in het donker rij, ga ik er wel heen. Om er achter te komen dat hij dicht is. Ik zet de cruiser voor het hek en ga slapen. 


De volgende dag gaat het al wat beter, in ieder geval niet meer misselijk en overgeven. Wel moet ik af en toe een noodstop maken. In Salta op zoek naar de camping municipal. Deze is gelegen aan een zwembad van ongekende grootte. Ik denk wel 3 voetbalvelden. Er omheen overal vaste tafels en grills. Zoals je van een gemeentecamping mag verwachten hier, is het een afgetrapte zooi. Het zwembad heeft zo te zien een vers blauw kleurtje gekregen, maar de rest is ernstig toe aan onderhoud. Het meest nog wel de sanitairblokken. Douches en zelfs sommige wc’s hebben geen deur meer, douchekoppen ontbreken allemaal en sommige wc’s trekken niet door. 

 
Toch is het geen onaangename plek, alleen het is zondag en dan is heel Salta bij het zwembad aan het grillen. Gezellig, totdat ze allemaal de deuren van de auto open gooien en de stereo op vol. Kermis. En dan komt Juan met zijn gettoblaster 2.0, een geluidsinstallatie die je in een middelgrote discotheek zou kunnen gebruiken. Hij trekt het gevaarte van het dak van zijn auto, die nog niet de helft er van waard is en zet hem er naast neer. De andere auto’s geven zich gewonnen en nu is er nog maar één Zuidamerikaanse treurnis te horen. Ik ben geen fan van de muziek hier. De nummers hebben allemaal hetzelfde ritme, je wordt er simpel van. Dat is ook te merken aan het volk. Ik heb de Argentijnen niet erg hoog zitten. Vergeleken met Brazilianen of Chilenen zijn er heel veel aso’s hier. Vooral hier in het noordwesten waar het allemaal een stuk armer lijkt.

Er komen twee families naast mij en na een tijdje gaan ze voetballen. Ze zetten mijn stoelen wat dichter tegen mijn auto. Niet dat dat nodig was, aan de andere kant is ruimte genoeg, even opschuiven met de goaltjes klaar. Nee, in de strijd om de bal vallen ze schreeuwend bijna de cruiser binnen. Geen enkel besef dat een ander misschien ook van zijn dag wil genieten. Vorig jaar maakten we ook al zoiets mee toen er hele families pal voor de deur van Arjens cruiser zaten en ook geen centimeter opschoven toen we er aan kwamen
Ik zet mijn tafel buiten en ga zitten eten. Het kan ze echt geen fuck schelen of ze met de bal mijn bord van tafel jassen. Ze nemen geen enkel gas terug. En dan verliezen we allemaal. Het gaat gieten. In eens is iedereen in rep en roer om alles in de auto’s te krijgen. Iedereen druipt af en gaat naar huis. Oh, rust. 


De volgende dag de stad in. Ik breng een grote zak was naar de Lavenderia en rij een berg op met uitzicht over de stad. In een grote supermarkt hebben ze iets waar ik gek op ben, gegrilde kip in een warmhoudzak. Ik vraag of ik ook een halve kan krijgen. Heerlijk altijd in de auto direkt wat ledematen verorberen en de rest later in een maaltijd verwerken. Tot mijn verbazing is het bij terugkomst op de camping best druk. Ach ja, het is vakantie hier. Maar omdat het wederom gaat regenen vertrekken de meesten. Nog even gekletst met een stel uit Buenos Aires die rondtrekken door eigen land. Er zijn natuurlijk ook genoeg leuke Argentijnen, gelukkig maar.
Ik heb een paar dagen voor de Dakar hier langs komt en ik wil een tourtje maken in de omgevng. Het wordt Cachi, volgens de Lonely Planet een leuk dorpje in de bergen. Bovendien loopt de weg deels door een park. 


Na een kilometer of 40 gaat het de bergen in. Weer een heerlijke kronkelweg. Vrij snel zie ik een plek voor een kop koffie. Niet dat mijn darmen al weer in orde zijn, maar ik wil mijn leven terug. En daar hoort koffie bij. Als ik weg rij stottert de auto. Dat is raar, ik heb een volle tank. Vooral als ik gas geef houdt hij in en ik zie ook wat wittige rook. Da’s niet goed. Zwarte rook is normaal als je wat hoger komt en ik zit al boven de 1500 meter. Hij blijft het doen, maar als ik de auto langs de kant zet en dan vol gas geef is er niets aan de hand.  Een gezonde zwarte wolk. De hele verdere weg naar boven houdt me dit bezig. Omdat ik toch redelijk kan blijven rijden, heb ik nog niet direkt dat ik terug wil. Misschien zit er water in de diesel, dat komt wel voor hier. Dan zal het een keer ophouden. Maar het bleef en ik denk dan dat het een lekke koppakking is. Dan zou de witte rook van de koelvloeistof moeten zijn. Die zou dan een lager nivo moeten hebben en dat klopt als ik er naar kijk.


Na een lange kronkelweg naar boven kom ik op een hoogvlakte van 3400 meter. Het wordt hier toch wel slechter en ik kom traag vooruit. De hoogvlakte is een dor landschap met heel veel cactussen, had ik zo niet verwacht hier. 


Samen met de rode rotsen hier en daar en prachtige aanblik. Maar ik kan er maar deels van genieten en hoewel ik een mooie plek voor de nacht heb gevonden, besluit ik toch om terug te rijden naar Salta en dan doe ik het liefst de afdaling nu. Dan kan ik morgen op tijd naar een garage. Ik rij tot de plek waar ik op de heenweg koffie had gedronken. Mooie plek aan een rivier, niet zichtbaar vanaf de weg.
In iOverlander staat een garage heel goed aangeschreven. Hopen dat hij niet met vakantie is en dan nog tijd heeft en dan ook nog eventueel aan een koppakking kan komen. Keep fingers crossed.

maandag 1 januari 2018

25

 

Ik ben aan de weg bij de Itaipu dam blijven staan om te slapen. Het zou daar rustig en veilig zijn. Tot een uur of twaalf kwam er elke 3 minuten een bus voorbijrazen. Daarna werd het inderdaad rustig tot ze om kwart over vijf al weer begonnen. Verderop nog even doorgeslapen en toen maar naar de brug waar de grens met Paraguay is. 

Het is er een heksenketel, zo druk, nu al. Altijd vier dingen te doen. Paspoort uitstempelen, auto uit, paspoort in, auto in. Pas uitstempelen ging vlot. Toen, op zoek naar het kantoor voor de auto, de Aduana. Die is daar aan de overkant. Daar zat een man die mij in het portugees probeert duidelijk te maken dat ik naar een ander kantoor moet want hij kon iets niet doen nu. Ik wordt naar een klein, onooglijk kantoortje gedirigeerd waar een blonde juffie haar nagels vijlt en met haar telefoon als spiegel kijkt of ze er nog net zo uitziet als 3 minuten geleden. Na een tijdje komt er weer iemand anders die zegt dat ik in het grote kantoor ernaast moet wachten. Daar zijn bijna alle buro’s leeg. Eén iemand is bezig allemaal kadootjes op haar buro te zetten. Oja, het is bijna kerst. Na een half uur wachten op ik weet niet wat, trek ik aan de bel. Wie spreekt er engels, wat is er aan de hand. Ik wil alleen maar mijn auto uitstempelen. Iemand die kennelijk begrijpt wat ik bedoel gaat in overleg met weer iemand anders. Ze zijn een kwartier aan het lullen. Als dat over mijn stempeltje gaat begrijp ik niet wat daar allemaal over te zeggen valt. Djeezus. Dan moet ik meekomen, naar, jawel, het kantoortje waar ik als eerste kwam. Daar zit dezelfde man. Van 'la castja naar el muro' heet dat hier misschien wel.
Er wordt weer overlegd en dan probeert hij me uit te leggen wat er aan de hand is. Voor zover ik het kan volgen ligt, of het computersysteem plat, of degene die het moet invoeren is er niet. Gelukkig is hij bereidwillig mij te helpen en stempelt mijn tijdelijk invoerdocument uit met ondertekening. Ik vraag of hij ook nog zijn naam er bij zet en dat doet ie. Hij belooft dat zo gauw het kan mijn auto ook uit het digitale systeem wordt uitgeschreven. Dat hoop ik dan maar, anders krijg ik problemen zo gauw ik Brazilie weer in wil. Maar dan heb ik in ieder geval mijn uitgestempelde papier nog als bewijs. 

Dan de brug over voor nummer 3, immigracion Paraguay. En daar is het druk, niet normaal. De rij staat buiten en slingert dan het kantoor naar binnen. Een uur heb ik daar gestaan.
Het kantoortje voor de TIP auto loop ik eerst voorbij. Daar waar ik even naar binnen had gekeken kan het toch niet zijn. Ja toch wel. Een hok midden tussen de rijbanen waar een tv staat te bleren en een man in de hoek hangt. Hij helpt me en gelukkig gaat dit lekker vlot. Zo, alles klaar, rijden maar.

De eerste indruk van Ciudad del Este, mijn eerste stad in Paraguay, is die van een stad in Azie. Hoge gebouwen, veel reclameborden en druk. Hier is electronica heel goedkoop en het stikt van de winkels die dat aanbieden. Dan, langzaam de stad achter me latend, verandert dat beeld naar één die me meer aan West-Afrika doet denken. Tussen de geasfalteerde weg en de huizen en winkels ligt een strook rode aarde, die nu door regenval modderig is met hier daar grote plassen. Alle auto’s zijn deels rood van de modder, want ook al rij je op het asfalt, het meegenomen rode stof van de zijwegen komt overal. 

Het valt eens te meer op dat het deel van Brazilië dat ik zojuist heb verlaten een stuk ontwikkelder is.  Ik rij de 300 kilometer naar de de westkant van het land, naar mijn bestemming: Hasta la Pasta, een plek gerund door een zwitsers paar, dat een overlander-hotspot is geworden. Die naam is niet alleen grappig, maar ook heel goed gekozen. Rene maakt zelf pasta en daar voorzien ze heel wat winkels mee.  Mooi om te zien hoe dat werkt.

Onderweg pin ik geld en ik moet echt even wennen aan de getallen. Eén euro is zo’n 6500 Guarani. Op het keuzemenu van de pinautomaat staan bedragen van een half tot anderhalf miljoen. Ehhh… Ik kies voor 700.000, wat dus net iets meer dan 110 euro is. Ik doe ook gelijk maar wat boodschappen, ik weet niet wat de situatie ter plekke is en met kerst voor de deur. Wat gelijk opvalt is dat Paraguay veel goedkoper is dan Brazilië en Argentinië. Zeker een derde minder. Dat geldt nog meer voor diesel. Die kost hier 65 cent per liter. Ik weet nu al dat ik met straks met volle tanks, 210 liter, de grens met Argentinië over ga. 


Wat ook opvalt zijn de Mennonieten die hier wonen in sektarische gemeenschappen. De mensen zijn herkenbaar aan hun 50er-jaren kleding en de vrouwen met een frutsel op het hoofd. Aan hun gezichten is ook te zien dat ze al generaties lang een heel gesloten bevolkingsgroep zijn. 

Onder het geblaf van een paar honden schuift het hekwerk opzij en rij ik met cruiser een stukje paradijs binnen. Zwitserse standaard, is de term waarmee zij zichzelf aanprijzen en dat klopt. Het terrein is als een park met bomen, aangelegde stenen paden hier en daar een huisje en verderop zie ik al wat andere trucks en auto’s staan. Ik wordt hartelijk welkom geheten door Rene en Marion en verderop zie ik ook de Landrover van Ralf en Janneke al staan. Ik ken het stel van bijna een jaar geleden toen we ze tegenkwamen op de carretera austral. Toen gingen we, na een paar uurtjes met koffie en gezelligheid, ieder weer ons weegs en dat was in tegengestelde richting. Zij zuid, wij noord. Via internet hebben we contact gehouden en maanden geleden al een soort van afspraak gemaakt om elkaar met kerst hier te treffen. Leuk dat dat gelukt is. 

 
Er staan nog 6 andere overlandwagens en het is een gemoedelijke sfeer. Alle anderen zijn duitsers of zwitsers en een aantal zijn al over de 70. Krasse knarren. Bruno en Renate waren vorig jaar ook op Valdes en twee vrouwen hebben we in El Bolson al ontmoet. Het is een klein wereldje, die van de overlanders. Die avond is er een gezamenlijke barbecue.

Ik blijf hier 9 dagen. Dat is voor mijn doen heel lang, maar het is een heerlijke plek om kerst en oud en nieuw te vieren. En er zijn hier wat aangename voorzieningen. Een goede wasmachine en een zwembad. Vooral de dagen dat het tegen de 35 graden loopt is dat een zeer welkome afkoeling. Ik zal waarschijnlijk een aantal van de mensen nog wel tegenkomen, want zo’n beetje iedereen gaat richting Salta.

Op een gegeven moment kruipt er een vreemd beest over de camping. het lijkt eerst een duizenpoot, dan een soort slang, maar het blijkt een hazelworm te zijn. Een pootloze hagedis. Heb je in Nederland ook maar niet 50 cm lang!!



Ik heb naast het vele hangen en niets doen ook nog wat nuttigs gedaan, of eigenlijk laten doen. In de spatborden zaten al wat roestgaatjes en daar ben ik mee naar een plaatwerker gegaan. De werkplaats zag er niet veelbelovend uit, maar dat had Rene me al gezegd. Het bleek al gauw meer dan wat gaatjes te zijn. Na het uitslijpen, kon je op een plek bijna je hand naar binnen steken, zo groot was de rotte plek.

De werkplaats was een zooitje. Er was weliswaar een groot afdak maar daar stonden een paar auto’s onder, waarschijnlijk al een hele tijd. Hierdoor moest de cruiser half op straat staan en de beste man, Chappi, in de zon staan werken en dat op een bloedhete dag. Ik heb later een stoel gepakt en ben er bij gaan zitten, in de schaduw. 

Een haakse slijper had hij nog wel, maar het inlassen van stukjes plaatijzer ging met een snijbrander en een stukje draadstaal, in plaats van elektrisch lassen. Tijdrovend werk, maar hij was er zeker bedreven in. Het ging allemaal veel langer duren dan de twee uurtjes die hij voorspeld had. Uiteindelijk de hele dag met een break, waar ik ben teruggereden en voornamelijk in het zwembad heb gelegen. 

Ondanks dat hij bij het begin al had gezegd dat hij niet de verf op kleur had en ik er al vanuit ging weg te zullen rijden met grondverf, kwam hij toch aan met een mengsel van blauw. Het was mas o menos, min of meer de kleur. Toen de compressor na wat strubbelingen uiteindelijk toch aan sprong, deed hij het spuiten met ervaren hand. Echt strak. Toen de kranten met afplaktape verwijderd werden, was er wel verschil in kleur te zien, maar zeker geen slechte poging. En tien keer beter dat het grijs van grondverf waar ik een tijdje mee zou moeten rondrijden. Dan, afrekenen. Ik wist dat het in de tonnen ging lopen en inderdaad, een kwart miljoen. De snelste omrekenmethode is te beginnen met 4 nullen weg te strepen en dan de helft er bij. En dan kom je op….. 37 euro. Inclusief alles. Ongelooflijk, en dan ben ik zeer waarschijnlijk zijn beste klant deze week. 

Ik vul de andere dagen voornamelijk met een beetje lezen in de hangmat, tussen door een plons in het zwembad en 's avonds een biertje drinken. Veel meer kun je ook niet. Het is ongenadig warm, één dag zelfs 38 graden met hoge luchtvochtigheid. Zittend in een stoel loopt het zweet in straaltjes van je lijf. 

Op nieuwjaarsdag neem ik afscheid en rij naar Asuncion, de hoofdstad, zo'n 50 km verderop. Onderweg beland ik in een wolkbreuk van tropisch formaat. Onophoudelijk knettert het onweer uit de diepdonkere samengepakte wolken boven mij. De wissers op de hoogste stand kunnen het water maar net wegkrijgen. Bijna iedereen rijdt met extra de knipperlichten aan. De straten vullen zich al meer met water, vooral als ik de stad nader.  


Ik check in bij het hotel Westfalia die achter het hotel plek biedt voor campers. Geen plek met allure maar daarentegen kun je wel met wifi bij het zwembad zitten.
In Asuncion wil ik op zoek gaan naar een nieuwe voorruit, de zoveelste na het debacle in Chili. Twee nieuwe ruiten scheurden al na een dag, omdat ze op maat gesneden waren. Dat kan dus gewoon niet. Zoeken dus naar een ruit die meteen past. Ben vroeg op pad gegaan en verschillende autoglasbedrijven bezocht. Een paar uur rondgereden dor deze toch wel grote stad. Of ze hadden hem niet, of ze wilden hem op maat snijden, of ze waren duur. Tot wel bijna 300 dollar. Op weg terug naar het hotel passeer ik er nog één, die er niet al te hoopgevend uit zag. 

Ja, die heb ik, kost 100 dollar.  Ik kon het haast niet geloven, maar een kwartier later rij ik weg met een passende ruit. Happy. Niet meer tegen die vervelende dubbele breuk aankijken. Aan de titel bovenaan kan dus nog worden toegevoegd het spaanse woord voor voorruit.: