zaterdag 31 maart 2018

34



We vervolgen de weg verder naar het noorden en komen bij een plek die ik ook al kende, hoewel niet gekampeerd. Een flink stuk van de grote weg af aan de San Juan rivier. Het waait al stevig dus zet ik de auto achter een bosje. De wind is heel warm en ik bedenk me dat het de zonda moet zijn, waarover ik gelezen heb. Die naam kende ik alleen van een type exclusieve supersportwagen van Pagani. Maar het is dus ook een wind die vergelijkbaar is met de föhn in de Alpen. 

In de nacht nemen de windstoten toe en die zijn sterker dan we ooit in Patagonië hadden. De hele auto wordt heen en weer geschud. Door het bosje kunnen we dak wel open houden en het schudden nemen we voor lief, ik heb geen zin om in het donker de stabilisatiepoten onder de bumper te zetten. De wind blijf warm en we liggen lekker te zweten.

De weg gaat verder door een machtig landschap van grote bergen die vaak een stuk van hun ontstaansgeschiedenis tonen, sedimentlagen hier en daar staan schots en scheef omhoog. Ook is er soms ineens een fel gekleurde rotslaag te zien Een splitsing geeft de keuze tussen San Juan in het oosten waar vandaan ik vorige keer kwam, of verder naar het noorden. We gaan noordwaarts en dat is voor mij ook weer een nieuwe weg. 
 
We bezoeken een verlaten goudmijn met aanpalend spookstadje. Altijd leuk om in rond te dwalen en te fantaseren hoe de mensen hier geleefd hebben. Ik ben nog een mijngang ingelopen. De gang was net groot genoeg voor 1 persoon en ik moest licht gebogen lopen. Ik wilde testen hoe ver ik de mijn in durfde en net als ik 100 passen gelopen had en het welletjes vond, was daar het einde. De buitenlucht kan een bevrijdend gevoel geven.

Het plaatsje Rodeo ligt aan een stuwmeer dat bekend is doordat het zeer geschikt is voor wind- en kitesurfen. Iedere dag gaat het laat in de middag keihard waaien. Het golven op het meer hebben niet alleen schuimkoppen, maar die verwaaien ook nog tot wolken spray. De nadruk bij het zoeken naar een standplaats ligt voor ons dus op een beetje luwte. De rit tijdens die zoektocht is schitterend. Het meer is omringd door veelkleurige bergen en het doet me denken aan Lake Mead in Utah. We vinden de ideale plek. 
 

Na nog een nacht aan het stuwmeertje boven San José de Jachal, waar het gelukkig niet meer zo waait, komen we in Guandacol. Dat plaatsje is het beginpunt van een avontuurlijke rit, die grotendeels door een droge rivierbedding gaat en na ruim 150 kilometer weer uitkomt op de grote weg naar Chili. We willen daar de grens over en weer een stuk van de kust doen. De route wordt maar door een enkeling gedaan en de kans dat we onderweg iemand tegenkomen is vrijwel nihil. Alleen dure 4x4-tours nemen deze route soms. Dat maakt het wel extra spannend. Maar het moet een geweldig mooi landschap zijn waar je door gaat en door het zachte zand van een rivierbedding is het heerlijk rijden. 

In Guandacol is het hele dorp nog in siësta. Voor we vertrekken moeten we nog inkopen doen en we willen ook navragen hoe de route is op dit moment. We wachten bij het pompstation waar het uitgestorven is, maar ze hebben wel internet. De vrouw van de tourist-information vertelt ons dan dat de route gesloten is. De hevige regenval ruim een maand geleden heeft het onbegaanbaar gemaakt. Dat is een tegenvaller, maar we leggen ons er bij neer. Gelukkig moet de grote weg ook heel mooi zijn. 

Bijkomend voordeel is dat het volgende dorp langs de weg - Villa Union - wat groter is en tenminste echte winkels heeft. Na de koelkast weer vol te hebben, zoeken we weer een meertje op, het is te laat om verder te gaan. De volgende ochtend maak in een wandeling langs de oever van het meer en vind sporen die duidelijk van een grote kat zijn en dat kan in dit gebied alleen een poema zijn. 
 
We beginnen de weg naar Chili op asfalt en komen nog door twee kleine dorpjes. Onderweg zien we ook op onze weg de gevolgen van de overstromingen die hier geweest zijn. Om de kilometer ofzo is er een droge rivierbedding die de weg kruist en bij iedere zie je metershoge bulten met puin en zand dat met machines van de weg is geruimd. Aan het eind van het dal zijn ze er nog mee bezig en zien we nog een paar keer een halve meter dikke laag modder op de weg liggen.

Dan verandert alles vrij abrupt. De weg is gravel en kronkelt nu door een canyon van rood gesteente dat zeer prominent scheef staat. Overal om je heen scheve lagen rode steen. Het leuke van dit soort weinig bezochte gebieden is dat er weinig of niets over te lezen is en dit soort dingen je dus compleet verrast. Het licht is ook prachtig, iets wat we de laatste tijd afdwingen door pas laat in de middag te gaan rijden.
Als de canyon wat wijder wordt zien we een mooie plek voor de nacht op het zand naast de rivier. Ik zoek brandhout bij elkaar en vind genoeg voor een avond lang vuur. We genieten van de stilte.

Op de kaart staat dat we een pas over moeten van 4100 meter. Dat is een van de laagste grensovergangen tussen beide landen. Er zijn er zelfs twee van boven de 4700 meter. Dat was ook een reden voor mij om deze te kiezen. Na de canyon gaat de weg, inmiddels weer asfalt, behoorlijk klimmen en als we op iOverlander een plek zien ‘acclimatisation camp’ heet die op 2900 meter ligt, besluiten we dat dat een goede hoogte is om te wennen. Ik heb er een redelijk goede nacht, ook al is de apneu tijdens de slaap een beetje terug. 
 
We zijn inmiddels op 4000 meter belandt als we bij Laguna Brava aankomen. Het staat omschreven als een diepblauw meer maar als wij er komen is het bevroren en er ligt een laagje sneeuw op. Alles spierwit en het lijkt zo meer op een zoutvlakte. Aan de overkant ligt het wrak van een vliegtuig dat hier in 1964 een noodlanding maakte. Er staat een koude wind zodat we er niet al te lang blijven. We zien hier 1 andere auto, de enige die dag.
 
Dan blijkt het idee dat de grensovergang het hoogste punt is een misvatting, want het klimmen gaat door en door tot we ook hier bijna de 4500 meter aantikken. Ik heb last van deze hoogte, maar overdag zijn het meer de klassieke verschijnselen van hoogteziekte. Beetje duizelig, beetje hoofdpijn, een algeheel gevoel van ongemak. Ik ben blij als het weer naar beneden gaat. De grens is sinds enige tijd gecombineerd van beide landen. Ze hebben hier niet veel te doen, ik denk dat we vandaag de enige zijn, misschien wel enige deze week. Ze nemen voor alles ruim de tijd en ook krijgen we een uitgebreide controle op fruit en groente. Vrijwillig staan we wat uien en wortels af. Ook het brandhout dat aan de achterkant van de cruiser hangt, zijn we kwijt. Dan mogen we verder, Chili in, omlaag. Maar nee, ook nu weer gaan we tot twee keer toe over de 4400 meter voor het dan echt omlaag gaat. 
 
De bergen hebben hier weer allerlei aardkleuren gekregen en vormen samen een onwaarschijnlijk mooi gebied. Onderweg komen ons drie fietsers tegemoet. Je moet wel hele sterke benen en karakter hebben om dit hier te doen. De zwitserse jongens vragen ons of er binnenkort nog een dorp komt waar ze eten kunnen kopen. We moeten ze teleurstellen, pas ruim 100 kilometer verder is weer een dorp. We geven ze pakjes crackers en vis in blik, brood hebben we zelf ook niet meer. 
 
Na nog een nacht op 3000 meter dalen we verder af en zien om ons heen dat dit deel van Chili echt al woestijnachtig is. De bergen zijn kaal en bleek en dat blijft tot we de stad Copiapo binnen rollen. Met hongerige blik vullen we onze kar in de grootste supermarkt van de stad. Voor de rest is er weinig te beleven in deze mijnstad. Wegwezen maar weer.


dinsdag 20 maart 2018

33


Iets waar we niet genoeg van krijgen, is een mooi kronkelweggetje de bergen in. Een enkele komt bij de grens met Chili, de meest eindigen ergens hoog bij een meertje of iets anders. Als we er weer eens één inslaan, stuiten we halverwege op een slagboom en een post van de gendarmerie. Er is niemand om open te doen en we keren maar weer om.
We stoppen nog bij een hike naar een waterval waarvan we het bord op de heenweg al zagen. Heel in de verte en hoog zie ik hem. Naar de waterval en terug is het 3 uur lopen en dat is me net iets te veel. Ik kan natuurlijk wel de drone er heen sturen. Er staan geen auto’s dus er zijn geen wandelaars. Ik moet de drone hoog en ver weg laten vliegen en ook nog een canyon in, riskant. Het lukt om een opname te maken.

Later als we op een plek aan een riviertje staan, wil ik even een foto uit de lucht maken en laat hem weer op. Na nog geen minuut vliegen stort hij naar beneden en valt hard op de rotsen. Stukken vliegen in het rond. Ik weet gelijk dat het helemaal foute boel is. Als ik hem oppakt is er geen propeller meer heel en één arm is geknakt. Wat opvalt is dat er één propeller ontbreekt. Dat betekent dat hij net als vorig jaar er één in de vlucht is verloren en dat ie daarom is neergestort. Vorig jaar nog op bosbodem, nu dus op rotsen en die geven niet mee. Als ik hem opstart klinkt gekraak uit de motoren maar dat verdwijnt snel. Ik zie ook dat de gimbal - de camera-arm - niet goed meer werkt. Het beeld schudt en dat betekent dat de beeldstabilisatie ook aan gort is. Balen.
 
We willen in rond Mendoza ook weer een wijnproeverij doen en we hebben een wijnhuis gevonden die onze nieuwsgierigheid heeft gewekt. Het is bodega Salentein, een nederlandse naam die afkomstig is van een slot in Nijkerk. De familie Pon, in Nederland oa importeur van Volkswagen en alle aanverwante merken, heeft hier 4400 hectare grond gekocht en binnen twintig jaar een toonaangevend wijnhuis gecreëerd. In de gidsen wordt het huis aanbevolen voor een toer omdat het zich onderscheidt.

We gaan er heen en als de cruiser het landgoed op rolt, zien we gelijk dat het onderscheidende al met het gebouw begint. Hypermodern strak beton, natuursteen en glas. Het gebouw is de ontvangsthal, wijnwinkel en restaurant.

We doen de toer en lopen door een stuk wijngaard met verschillende druivesoorten naar een volgend gebouw in dezelfde stijl. We dalen af naar 9 meter onder de grond, waar op natuurlijke wijze een constante temperatuur heerst. In deze ruimte, die de cathedraal wordt genoemd, wordt de wijn gemaakt en opgeslagen. De symmetrische opstelling van de eikenhoten vaten in de centrale ruimte samen met nog wat wetenswaardigheden over het proces, geven de indruk dat hier op bijna religieuze wijze met edele vocht wordt omgegaan. In een cirkel om de ronde vloer staan nieuwe lege vaten, dan een stapje hoger de vaten met hun primus, hun nummer 1 wijn van de Malbec-druif. Er achter staan rekken vol met meer houten vaten.

We zien nog een ruimte met een gigantische tafel van travertin, waar de familie bij tijd en wijle een proeverij en of banquet houdt. Het schijnt dat Willem-Alexander en Maxima elkaar in deze ruimte - niet geheel bij toeval - voor het eerst ontmoet hebben. Duizenden flessen in opslag vormen de wandbekleding. We worden naar een andere ruimte geleid, waar ons wat van het moois staat te wachten. Drie flessen zijn ontkurkt, waarvan de eerste een bubbeltje. Lekker om mee te beginnen. Dan een Chardonnay, die ik wel kan waarderen, ofschoon ik deze wit meestal mijdt. Dan komt de wijn waar ik mijn oog al een tijdje op had laten vallen, de Primus. Het rode goed streelt de tong met complexiteit die je van een dergelijke wijn mag verwachten. Heerlijk.

Als Elize wat later bij de auto komt, heeft ze een verrassing gekocht: een fles Primus, wauw. We rijden weer een stuk verder naar veelbelovende plek, een heuvel met 360 graden uitzicht. De beschrijving klopt, ook dat het kleine stukje omhoog heel steil en slecht is.

Als we ons goed en wel gesettled hebben zien we in de verte een enorm donkere lucht ontstaan, die snel dichterbij komt. Niet lang daarna een gordijn van regen en onweer. De top van een heuvel is ‘not the place to be’ met onweer, dus rijden we weer naar beneden waar ook een sta-plek is aan de weg. Het meeste van de enorme bui gaat net langs ons heen, maar bliksems slaat niet ver van ons in. We zitten voorin de auto waar de stalen kooi ons zal beschermen in geval dat….

De ochtend kon niet beter zijn, een zonnetje en windstil. We rijden voor de tweede keer de heuvel op om van het fenomenale uitzicht te genieten tijdens ons ontbijt. Het gebergte voor ons heeft een dun laagje verse sneeuw ontvangen dat nu langzaam weer wegsmelt.
We moeten nodig weer eens een wasmachine vinden en de camping van Mendoza zou er één hebben. Camping Suizo heeft alleen nog de naam van de zwitser die hem begon, voor de rest is het Argentijnse treurnis op het gebied van onderhoud. Maar goed, twee belangrijke dingen zijn wel in orde, de douches zijn lekker en de wasmachine doet het. We blijven twee dagen. 

Er zijn drie wegen naar Uspallata, onze volgende bestemming. De grote weg, waarvan we al een stuk deden toen we hier kwamen, een weg door de bergen die half asfalt en half gravel is, en een klein bergweggetje dat zo slecht zou zijn dat bijna niemand er rijdt en alleen enduro-motoren het als funrit doen. De twee auto’s die het wel hebben gedaan en erover schreven in iOverlander zijn wel vol lof over de omgeving waar de weg door loopt. Wij gaan hem ook doen.

Na een aanloop over vlak terrein, begint het gelijk. Het gaat flink omhoog en de weg wordt slecht, heel slecht. Uitgesleten door waterstroompjes, kun je maar net grote brokken steen omzeilen. Een stuk rijden we niet op een weg maar in een rivierbedding, waar een laagje water ons tegemoet stroomt. De plekken waar we eventueel zouden kunnen omkeren zijn steeds dunner gezaaid. De weg is uiteindelijk niet meer dan een pad, waarvan één baan gebruikt wordt door motoren, dan andere kant is een mijnenveld van scherpe keien. Het is zo steil dat hele stukken alleen in eerste versnelling low-gear kunnen doen. De cruiser kruipt langzaam, maar beheerst naar boven. Hij doet het geweldig goed en ook de camperopbouw geeft geen krimp. Ook weer een goede testrit voor het geheel. Op een top van het voorgebergte vinden we een grote vlakke plek waar we kunnen staan. Hier kunnen we mooi het dal in kijken waar we naar boven zijn gekomen. Er passeren ons nog enkele motoren en ook een groepje quads. Duimpjes gaan omhoog voor ons. Het moeilijkste stuk hebben we gehad.

We moeten nog een stuk omhoog voor de eerste pas van 3000 meter, maar dat gaat makkelijk. Bij de afdaling aan de andere kant zijn nog wat uitdagingen, maar dan is het weer een gewone gravelweg. We passeren de berg met zeven kleuren.


Dan komen we er achter dat we onze zwarte waterzak missen, die we onder andere voor bushdouchen gebruiken. Vergeten op de camping. Bij het vullen heb ik hem bij de kraan laten staan. Stom. Even een kort afweging of we zin hebben om hem op te halen, het is 200 km op en neer. Ja, want we gaan hem anders missen en het was ook best een duur ding. En we kunnen de andere, goede bergweg nemen. Een zeer vriendelijke man van het toeristenburootje in Uspallata belt voor ons naar de camping, die bevestigt dat hij gevonden is.

De gravelweg klimt en klimt, maar is goed te doen. Net voorbij het hoogste punt is een mooi uitzichtpunt en ik merk dat ik eigenlijk te moe ben om door te gaan. De andere weg heeft toch aardig wat energie gekost. We stoppen hier, het is ook een prachtige plek. Na acht uur is er ook helemaal geen verkeer meer. Het is zo stil dat je de sterren hoort fonkelen. 

 
We kijken neer op een locatie met hete bronnen. Daar verheugen we ons op de volgende ochtend, maar helaas ze blijken gesloten te zijn. Net als een mooi hotel dat er staat. Al 40 jaar dicht. Dan rollen we maar verder de berg af baar Mendoza. We krijgen onze zak terug en springen nog even snel onder de douche. We pakken nu de derde weg naar Uspallata. We moeten dan door de stad, waar we nog even naar mijn favoriete hypermercado kunnen.

Onder Mendoza ligt een stuwmeer waar het goed toeven is. We blijven er twee dagen, even een dag niet rijden. Dan komen we voor de derde keer in Uspallata aan. Ik voor eigenlijk voor de vierde keer. Ruim een maand geleden toen ik richting Santiago ging kwam ik hier ook al langs. Ook de weg verder naar het noorden was voor mij al bekend. Hoewel, als je de andere kant op rijdt, ziet de wereld er vaak weer heel anders uit. De weg naar Barreal is goed gravel en gaat door kaal gebied omzoomd door hoge bergen. Een hele rij met besneeuwde toppen glijden aan ons voorbij. De enige plek met bomen voor wat schaduw -toen ik zuidwaarts ging heb ik hier gekampeerd- is nu bezet door wegwerkmachines. We rijden door tot we in het dorp komen, waar alles nog in siësta is. En die duurt hier tot vijf uur.
Ik heb vorige keer ook in Barreal vrij gekampeerd op een plek aan de rivier met fabuleus uitzicht, maar ben toen wel tot laat wakker gehouden door een groepje drinkende mannen. We gaan wel even naar de plek maar blijven er niet, want het is vrijdag en dan is de kans op herhaling groot.

De camping in Barreal is niet verkeerd. Veel bomen tegen de brandende zon en voor de verandering werkt alles en is er niets kapot. Goeie douches en zelfs warm water uit de kraan voor afwas en was. Dat is uniek te noemen hier. We maken van de gelegenheid gebruik om hier dan ook bijna alles wat we hebben te wassen.

zondag 11 maart 2018

32



De grens is nog 20 kilometer maar de grensposten van beide landen liggen wel 60 kilometer uit elkaar. Die van Chili gelijk nadat we zijn gaan rijden. Een moderne post waar we in 10 minuten klaar zijn. De nieuwe weg gaat door mooi berglandschap en langs een groot stuwmeer. We hadden het idee dat er aan chileense kant nog een dam gepland staat. Een groot werkterrein met honderden tunnelsegmenten en af-en aanrijdende cementauto’s. De tunnel dient waarschijnlijk om later de rivier tijdelijk om te leiden, zodat dan de dam kan worden gebouwd.
Aan de andere kant doet de Argentijnse grenspost gelijk minder vriendelijk aan. Groene uniformen wijzen ons een inspectieplek aan. Aan het loket voor de imigracion begint het gelijk goed. De man wil het TIP (tijdelijke importpapier auto) van Chili hebben, alleen die heeft de Chileense douane gehouden. Even is het welles-nietes en dan lopen we samen naar de douaneman, die hem vertelt dat mijn verhaal klopt. Sowieso is mij bij binnenkomst nog nooit naar de TIP van het vorige land gevraagd, is ook helemaal niet ter zake doende, zeker niet bij de imigracion. Niet erg professioneel, denk ik dan. Alsof we de eerste buitenlanders zijn die met eigen auto de grens passeren. Of hij hier sinds gisteren werkt, wat me gezien zijn leeftijd van 50+ ook onwaarschijnlijk lijkt. Als alle papierwerk dan eindelijk in orde is krijgen we inderdaad nog een inspectie van de auto, die eigenlijk ook nergens op slaat. De man bekijkt de camper van binnen en trekt het dashbordkastje open. Dan schudt hij ons vriendelijk de hand en kunnen we verder.

We gaan naar Payunia, een gebied omringd door vulkanen die een groot gebied met zwart lavagruis hebben bedekt. In een klein dorpje sprokkelen we in verschllende winkeltjes nieuw proviand bij elkaar en rijden we naar een klein riviertje, met de enigszins overtrokken naam Rio Grande. Na een stuk van de routa 40 waar flink aan de weg gewerkt wordt, moeten we een gravelweg nemen. Gelijk wordt de toon voor de komende dagen gezet. Wasbord! Banden aflaten dus. En als het niet genoeg helpt, nog een keer tot we op banden met 2 bar rijden. Dikke pafwangen, maar het scheelt wel, hoewel er stukken zijn die zo gruwelijk geribbeld zijn dat je maar 10 tot 20 km/u kan rijden. Dan het eerste bord dat zegt ‘circuito turistico’. We hadden gelezen dat je hier niet met eigen auto mag rijden en een toer met een busje moet boeken, maar dat is op een bord nergens te lezen. Het is een gebied waarvan eigenlijk onduidelijk is wat of van wie het is. Het heet een reserva te zijn, maar de borden zijn van YPF, de oliemaatschappij die in hetzelfde gebied middels ja-knikkers olie oppompt. We rijden gewoon door en zien wel wat er gebeurt. Na een paar kilometer komt er een afslag die we inslaan. Het duurt niet lang of een enorm gat in de weg dwingt ons tot omkeren, nadat ook te zien was dat er na het gat al lang geen verkeer meer heeft gereden. Terug naar het grotere pad, dat we dan maar op- en neer zullen rijden. 

De eerste helft ben ik nog niet erg onder de indruk van het landschap. Maar dan op slag verandert het. Een wijdse zwarte vlakte met doet de lichtgroene graspollen mooi afsteken. Er lopen guanaco’s en op een groepje vulkanen in de verte is het gaan sneeuwen. Ze zien er uit alsof ze bepoedersuikerd worden. Het wordt nog mooier als het zwarte lavagruis hier en daar afgewisseld wordt door een rode variant, zijn kleur verkregen door oxides, zeg maar roest. Het doet me denken aan IJsland.

Na 30 klometer bereiken we het eindpunt, waar tafels en bankjes doen vermoeden dat de bustoertjes hier hun lunch houden. We keren om en besluiten om het gebied in noordelijk richting te verlaten. Weliswaar is die weg langer maar gaat voor ons wel in de goede richting. Het zou 70 kilometer corrugation-hell worden. Een van de verschrikkelijkste wegen die ik ooit reed. Hier kunnen ze in Australie nog wat van leren. We worden veel ingehaald door YPF-hiluxen, die allemaal vrolijk zwaaien. Halverwege vinden we een ongebruikte track die van de weg afgaat en ons een prima plek voor de nacht biedt. Rondom ons veel onweer maar het blijft op afstand, een kort regenbuitje doet de struiken en de grond om ons heerlijk geuren. Naast de auto is een gat in de grond waar een vreemsoortig knorrend geluid uit komt. Verderop klinkt een antwoord. We komen er niet achter wat voor beest het was, waarschijnlijk een knaagdier.

Plotsklaps is het om ons heen wit. Sneeuw? Nee, hagel van de afgelopen nacht. Het pakketje ijs smelt langzaam weg in de ochtendzon. Dan de laatste 20 km op goddelijk asfalt naar Malargüe. Een grote afgeleverde zak vuile was kunnen we pas om 8 uur weer ophalen en we pakken de camping. Die is voor een gemeentecamping behoorlijk goed, alleen de beloofde wifi blijft weigeren. Dat halen we de volgende dag in bij een tankstation waar we al onze online-dingetjes kunnen doen.

Malargüe is een nietszeggend stadje met een relaxte sfeer, maar het biedt ons waar we behoefte aan hebben. Een camping met goede douches en supermarkten om de kasten weer te vullen. Ook vind ik er nieuwe rubbers voor de bladveren. Twee zijn helemaal doorgesleten, vermoedelijk van de wasbordwegen. De winkel die ze verkoopt heeft zelfs een werkplaats waar ze er voor mij op gezet worden. Had ik zelf ook wel gekund, maar voor zo weinig laat ik het graag doen.

Als ik op iOverlander een weg zie met een aantal kampeerplekken dan heeft dat gelijk mijn aandacht. Hij leidt naar het skigebied Las Leñas en verder naar Valle Hermoso, wat ‘prachtige vallei’ betekent. Omdat het ’s winters in Las Leñas waarschijnlijk een drukke bedoening is, is de weg er heen geasfalteerd en halverwege vinden we een heerlijk plek aan een riviertje.
Na het skioord, dat nu een doodse sfeer heeft, gaat hij verder als gravelweg. Dan, ineens, openbaart zich de Valle zich aan ons en Hermoso is hij. We staan bovenaan de pas en kijken in een enorme kom, omgeven door bergen. Een brede rivierbedding heeft vertakte stroompjes. Een fantastich aanzicht dat me aan de Krossa rivier op IJsland doet denken.
Over een kronkelweg met haarspelden kruipen we 500 meter naar beneden de vlakte op. Er is een camping, maar je mag hier overal ook wildkamperen. Dit is wat Argentinië mede zo aantrekkelijk maakt. Een gevoel van vrijheid in de natuur die je elders moeilijk vindt. Dit zou gemakkelijk een nationaal park kunnen zijn met hoge entree en regeltjes.

Vanaf onze plek kunnen we verder de vallei verkennen. Het is een genot om de weg te rijden en het zicht op de omringende bergen te zien verschuiven, als waren het de coulissen van een gigantisch theater. Nog even een hele steile klim en afdaling, vlak voordat de weg eindigt. Helaas want de vallei gaat hier verder in een canyon.

Terug op onze plek kunnen we voor de tweede keer genieten hoe de ondergaande zon de berg tegenover ons aanlicht. De rotspilaren boven op de top kleuren fel oranje.

We blijven nog een tweede nacht en terug ook een tweede keer aan het riviertje. We hadden de uitstap korter dan vier dagen gedacht en bijna al ons eten is op. We scharrelen de laatste dingen uit onze voorraadkast bij elkaar. Puree uit een zakje met vieze knakworstjes, waarvan ik nummer drie echt niet meer wegkrijg. Maar beter dan een lege maag.
Malargüe is het dichtst bij om alles weer aan te vullen en weer eens een goed stuk vlees te halen. Ik blijf me verbazen dat je hier voor de lekkerste ossehaas een tientje per kilo betaalt, goedkoper dan sommige groente hier.
Als we verder naar het noorden gaan hebben we de keuze uit twee wegen. Rechtdoor over een oud stuk Routa 40 of omrijden via San Rafael over asfalt. Wat de keuze lastig maakt is dat er bij laatstgenoemde stad een mooie canyon is, waar condors rondhangen. Van de 40 lezen we dat er biina niemand meer rijdt, maar dat het wel door zeer mooi landschap gaat. We kiezen voor het laatste, ook omdat het een wat meer naar avontuur ruikt. Vlak voor we vertrekken lees ik nog een vijf dagen oude melding dat de weg afgesloten is. We gaan toch.

Het eerste deel is over een hoogvlakte met grasland, of eigenlijk meer graspollenland. Heel wijds maar niet erg bijzonder, totdat langzaam maar zeker een vulkaan aan de horizon doemt, de Cerro Diamante. Hij zal het grootste deel van de weg zichtbaar zijn, behalve wanneer we in een ravijn afdalen waarin de Rio Diamante stroomt. Daar is ook het enige gehucht van drie of vier huizen. Verderop zien we een doemscenario, een bulldozer die midden op de weg met een bult stenen in de weer is. Zou het dan toch tot hier en niet verder zijn? Ik stap uit en bekijk de situatie. De man op de machine gaat onverstoorbaar verder. Hij is nog een kwartier bezig als hij vraagt of het me lukt om over de bult te komen. Tuurlijk. En we kunnen verder.

We zoeken een plek die uitzicht geeft op de vulkaan maar dat is best lastig op de bochtige weg. Pas in een dalletje met wat bomen kunnen we kamp maken. Tussen de begroeiing door kunnen we nog net zien hoe de vulkaan in rood avondlicht gedompeld wordt. Er komt nog een hele oude pick-up truck voorbij, de eerste andere auto vandaag.

De weg kronkelt verder door een verlaten berglandschap en pas de laatste 40 kilometer komen we weer in de bewoonde wereld. De weg wordt recht en voert door een breed dal waar ineens overal wijngaarden te zien zijn. Ons doel voor de nacht is een plek die op een stille weg tussen de druiveranken ligt. De gravelweg eindigt bij een hek van een wijndomijn met hotel, dat we in de verte zien liggen. Achter het druivenland liggen de bergen, een prachtige combinatie. De plek is stil en er komen maar twee auto’s langs. Maar ondanks dat niemand er wat van kan zeggen dat we hier staan, voelt het toch een beetje raar, awkward zoals de engelsen zeggen. Alsof we op iemands stoep staan te kamperen.

donderdag 1 maart 2018

31




Als ik haar van het vliegveld heb opgehaald rijden we terug naar het tankstation zodat Elize ook even kan douchen. Dan een stuk rijden door de binnenlanden, vaag richting de kust. Een plek die me wel wat leek voor de komende nacht is bezet door wegwerkmachines. Helaas, want het uitzicht is schitterend. We zoeken verder maar vinden niets geschikts meer en zo belanden we aan de kust in Viña del Mar. Net buiten een strandparking wachten we tot om acht uur het betaald parkeren ophoudt. Je merkt aan alles dat dit het bewoonde deel van Chili is. Veel bebouwing, drukte en voor alles moet je betalen, vooral parkeren. Na een heel gezellige avond gaan we zuidwaarts, naar de interessantere stad Valparaiso.

Deze stad is gebouwd op steile heuvels en was tot 1914 de belangrijkste haven aan de westkust van Zuid-Amerika. Schepen die de ronding van Kaap Hoorn doorstaan hadden, vonden hier veilige haven om hun goederen te lossen, of proviand in te slaan voor de verdere tocht naar de westkust van de Verenigde Staten. De opening van het Panamakanaal haalde een streep door het bestaansrecht en Valpariaso kwam in verval. Wat bleef is een stad met een unieke structuur, een klein vlak gedeelte met haven en binnenstad en eromheen de bewoonde heuvels.

Overal zijn de huize beschilderd met de mooiste tekeningen en die vormen nu de grote attractie. Zwermen toeristen vullen hier en daar de smalle straatjes of stan in een lange rij bij één van de antieke liftwagentjes, die je een vermoeiende klim door de steile straatjes bespaart.


Wij lopen ook, maar rijden ook veel heuvel op en heuvel af. Zo zien we ook de minder toeristische stukken. Daar zie je soms de huizen bijna instorten of net van de ondergang gered worden. Ik moet soms even flink op het gas op de steile stukken. De brul van de motor galmend in de nauwe straatjes doet af en toe een auto-alarm afgaan. Ik kan een glimlach dan niet onderdrukken.

Net buiten de stad is een prima slaapplek op een schiereilandje waar verder alleen wat sportvissers zijn. Na nog een tweede dag de stad bekeken te hebben, gaan we verder langs de kust. Een zwerftocht door een gebied dat volgebouwd staat met vakantiehuisjes, leidt ons uiteindelijk naar een hoge klif boven een mooi strandje. Daar beneden is het vol, allemaal tentjes, muziek en later ook houtvuurtjes. Heel gezellig allemaal, vooral van een afstand, want wij hoeven daar niet tussen te staan.
Een stranddorpje verder is een visrestaurantje met een prachtige veranda boven het strand. Daar eten we garnalen en toasten met een frisse chileense witte wijn. Life is good.

Het is wel weer even genoeg kust zo en we gaan oostwaarts, richting de wijnlanden. Net onder Santiago is een groot wijnbedrijf waar we absoluut heen moeten. Ik drink al zeker 10 jaar met plezier hun wijn, die ik gewoon bij Appie koop. Undurraga. Ik ben gek op hun Carmenere en dat is ook nog een wijn met een speciale geschiedenis. Meegekomen met Merlotwijnstokken uit Frankrijk en goed aangeslagen op het terroir hier in Chili. Pas in 2000, na ruim 100 jaar wijn maken, werd duidelijk dat men geen Merlotdruiven had, maar Carmenere. In Frankrijk is de druif ooit uitgestorven door een ziekte. Een echte Chileense druif dus inmiddels.

De tour is interessant en wordt afgesloten met een proeverij. Begint met een frisse, fruitige wit, gevolgd door een prima rood waarvan ik alle wetenswaardigheden vergeten ben, vanwege het feit dat nummer drie een premium Carmenere was. Hoogste kwaliteit dus. De dessertwijn aan het einde is mij te zoet en ik laat me nog een bodempje van mijn favoriet inschenken. 

We willen wat natuur zien en daarvoor moeten we een flink stuk naar het zuiden rijden voor een park met wat mooie watervallen. Het eerste stuk kunnen we de grote snelweg nog mijden, maar tegen de tijd dat we echt niet anders kunnen dan deze tolweg te pakken, zijn we ook wel flauw van de B-weg met zijn eindeloze verkeersdrempels. Het hele gebied is een aaneenschakeling van wijn- en fruitboomgaarden en de bewoning die dat met zich meebrengt. Voorbij Curico gaan we de grote weg af en rijden we in zuidoostelijke richting naar het Reserva Siete Tazas bij El Radal. Dat betekent ‘zeven kopjes’ en slaat op de waterval die zeven keer van het ene basin in het volgende valt.
Een klein zijweggetje levert ons een mooi slaapplekkie, maar de volgende dag vinden we er een van wereldklasse. Een enorm groot veld met hier en daar grote bomen, ver van de stoffige weg en aan een afgrond met beneden een glashelder riviertje. Aanvankelijk wilden we hier alleen ontbijten nadat we de watervallen die ochtend vroeg hebben bekeken. Dat is een van de geneugten van het vrije reizen. Per uur je plan kunnen veranderen.

Van de zeven kopjes konden we er maar vier zien, de rest was ontoegankelijk. Ik had wel willen vliegen met de drone en er was ook nog niemand anders in het park, maar in Chili moet je officieel een vergunning hebben en vliegen in een nauwe kloof is ook nog eens heel riskant. Jammer dan.

De volgende bestemming is een aanrader van Ralph en Janneke en wordt in gidsen ook erg geprezen, Altos de Lircay. Hemelsbreed nog geen 20 kilometer verder maar we moeten een lange omweg maken om er te komen. En de weg is slecht met veel gaten en wasbord. De laatste twee kilometer kon je alleen met een terreinwagen doen, heel steil en heel slecht. Geen probleem voor de cruiser dus. Ik heb eigenlijk aleen de 4WD ingeschakeld om de kracht over de vier banden te verdelen en zo de achterbanden te sparen.
De camping was prima met goed werkende hete douches. Alleen is het er enorm stoffig, iets waar de hele regio last van heeft. Het stof is zo fijn als talkpoeder en je kunt niet langzaam genoeg lopen om niet te stoffen. Laat staan als er een auto voorbij komt. Ook als je zelfs water op de grond gooit stijgt er een wolkje stof op. Ik ken het wel uit Australie waar ze het bulldust noemen en Africa waar het fesh-fesh heet. Een kleine wandeling vanaf de camping komt bij een fenomenaal uizichtspunt, vooral ook omdat we er de zon zien ondergaan en alles in warm oranje licht baadt.

De volgende ochtend ga ik in mijn eentje de voettocht van ruim 20 kilometer heen en terug doen. Het is zaterdag en dan is het heel druk, reden temeer om vroeg te beginnen. Zou ik sowieso doen want lopen in het ochtendlicht is het mooiste wat er is. Om kwart over zeven ga ik op pad en het gaat gelijk stevig omhoog, maar ook steeds weer omlaag zodat ik na 7 kilometer maar 200 meter ben gestegen. En ik moet dan nog 600 omhoog in de laatste drie kilometer. Pittig maar mijn voordeel is dat het nog niet zo warm is. Als ik op het plateau aankom, wat de platte top van een berg is zijn er vier mensen. Die zijn vanaf het kamp halverwege gekomen. Het uitzicht is mooi, maar naar mijn mening niet meer dan dat. Misschien ook omdat het licht lelijk en flets is, niet iets waar mijn fotografenoog warm van wordt. Kleine tegenvaller dus en na een broodje ga ik weer naar beneden. Ik kom nu de eerste andere wandelaars tegen, die al flink lopen te zweten op hun klim in de zon.
Na een kilometer voel ik mijn kniebanden al. Daar was ik al bang voor en ik zal de resterende 9 de kiezen op elkaar moeten doen. Ik neem regelmatig pauze, maar dat kan niet voorkomen dat het steeds erger wordt. Het lange eenbeenstatief dat ik mee heb is een goede steun, maar helpt ook niet echt. Het enige dat ik kan doen is achteruit lopen en dat doe ik ook af en toe. Dan heb ik veel minder last. Ik denk dan ook dat het met de stand van de voeten te maken heeft, dat ik last van de knieën krijg. Moet er een keer mee naar de fysio.
Ik was voor de rest ook wel redelijk gesloopt, want een lange hike was al weer een tijd geleden. Wat kan een koud colaatje en een voetenbadje dan lekker zijn. En gelukkig hebben we onze plek op de camping nog een dag bijgeboekt.

Na gidsen en iOverlander te hebben afgestruind naar meer mooie en interessante plekken verder naar het zuiden, komen we tot de conclusie dat die te dun gezaaid zijn om door te rijden. We wilden eigenlijk zuidelijk rijden tot het punt waar we vorig jaar Chili moesten verlaten wegens het einde van onze reistijd, maar dat is nog 400 kilometer, die we dan ook weer terug omhoog moeten in Argentinië. Ook daar vinden we in die streek te weinig. We gaan daarom van hieruit al de grens over, naar een gebied in het zuiden van de provincie Mendoza.

Onderweg naar Argentinië komen we door schitterend gebied, gedomineerd door hoge bergen en een klaterend wild riviertje. We gaan even kijken bij een waterval die iets bijzonders heeft. Een deel van het vallende water wordt door de krachtige wind omhoog geblazen.

De nieuwe weg kronkelt met het dal mee en vlak voor de grensovergang is een uitzichtspunt op witte rotspilaren. Ze doen denken aan Cappadocië in Turkije. Hier gaan we staan vannacht, ook omdat de grens in de avond sluit en hier dus ’s nachts geen verkeer meer is. We maken kennis met een franse familie die onderweg is in een rijdend huis. Een grappig ding om te zien en vooral binnen heel kundig uitgevoerd. Hij is dan ook timmerman die veel van dit soort huisjes heeft gebouwd. In het mooie avondlicht komt er aan de overkant van het rivierdal een ruiter te paard.