zaterdag 31 maart 2018

34



We vervolgen de weg verder naar het noorden en komen bij een plek die ik ook al kende, hoewel niet gekampeerd. Een flink stuk van de grote weg af aan de San Juan rivier. Het waait al stevig dus zet ik de auto achter een bosje. De wind is heel warm en ik bedenk me dat het de zonda moet zijn, waarover ik gelezen heb. Die naam kende ik alleen van een type exclusieve supersportwagen van Pagani. Maar het is dus ook een wind die vergelijkbaar is met de föhn in de Alpen. 

In de nacht nemen de windstoten toe en die zijn sterker dan we ooit in Patagonië hadden. De hele auto wordt heen en weer geschud. Door het bosje kunnen we dak wel open houden en het schudden nemen we voor lief, ik heb geen zin om in het donker de stabilisatiepoten onder de bumper te zetten. De wind blijf warm en we liggen lekker te zweten.

De weg gaat verder door een machtig landschap van grote bergen die vaak een stuk van hun ontstaansgeschiedenis tonen, sedimentlagen hier en daar staan schots en scheef omhoog. Ook is er soms ineens een fel gekleurde rotslaag te zien Een splitsing geeft de keuze tussen San Juan in het oosten waar vandaan ik vorige keer kwam, of verder naar het noorden. We gaan noordwaarts en dat is voor mij ook weer een nieuwe weg. 
 
We bezoeken een verlaten goudmijn met aanpalend spookstadje. Altijd leuk om in rond te dwalen en te fantaseren hoe de mensen hier geleefd hebben. Ik ben nog een mijngang ingelopen. De gang was net groot genoeg voor 1 persoon en ik moest licht gebogen lopen. Ik wilde testen hoe ver ik de mijn in durfde en net als ik 100 passen gelopen had en het welletjes vond, was daar het einde. De buitenlucht kan een bevrijdend gevoel geven.

Het plaatsje Rodeo ligt aan een stuwmeer dat bekend is doordat het zeer geschikt is voor wind- en kitesurfen. Iedere dag gaat het laat in de middag keihard waaien. Het golven op het meer hebben niet alleen schuimkoppen, maar die verwaaien ook nog tot wolken spray. De nadruk bij het zoeken naar een standplaats ligt voor ons dus op een beetje luwte. De rit tijdens die zoektocht is schitterend. Het meer is omringd door veelkleurige bergen en het doet me denken aan Lake Mead in Utah. We vinden de ideale plek. 
 

Na nog een nacht aan het stuwmeertje boven San José de Jachal, waar het gelukkig niet meer zo waait, komen we in Guandacol. Dat plaatsje is het beginpunt van een avontuurlijke rit, die grotendeels door een droge rivierbedding gaat en na ruim 150 kilometer weer uitkomt op de grote weg naar Chili. We willen daar de grens over en weer een stuk van de kust doen. De route wordt maar door een enkeling gedaan en de kans dat we onderweg iemand tegenkomen is vrijwel nihil. Alleen dure 4x4-tours nemen deze route soms. Dat maakt het wel extra spannend. Maar het moet een geweldig mooi landschap zijn waar je door gaat en door het zachte zand van een rivierbedding is het heerlijk rijden. 

In Guandacol is het hele dorp nog in siësta. Voor we vertrekken moeten we nog inkopen doen en we willen ook navragen hoe de route is op dit moment. We wachten bij het pompstation waar het uitgestorven is, maar ze hebben wel internet. De vrouw van de tourist-information vertelt ons dan dat de route gesloten is. De hevige regenval ruim een maand geleden heeft het onbegaanbaar gemaakt. Dat is een tegenvaller, maar we leggen ons er bij neer. Gelukkig moet de grote weg ook heel mooi zijn. 

Bijkomend voordeel is dat het volgende dorp langs de weg - Villa Union - wat groter is en tenminste echte winkels heeft. Na de koelkast weer vol te hebben, zoeken we weer een meertje op, het is te laat om verder te gaan. De volgende ochtend maak in een wandeling langs de oever van het meer en vind sporen die duidelijk van een grote kat zijn en dat kan in dit gebied alleen een poema zijn. 
 
We beginnen de weg naar Chili op asfalt en komen nog door twee kleine dorpjes. Onderweg zien we ook op onze weg de gevolgen van de overstromingen die hier geweest zijn. Om de kilometer ofzo is er een droge rivierbedding die de weg kruist en bij iedere zie je metershoge bulten met puin en zand dat met machines van de weg is geruimd. Aan het eind van het dal zijn ze er nog mee bezig en zien we nog een paar keer een halve meter dikke laag modder op de weg liggen.

Dan verandert alles vrij abrupt. De weg is gravel en kronkelt nu door een canyon van rood gesteente dat zeer prominent scheef staat. Overal om je heen scheve lagen rode steen. Het leuke van dit soort weinig bezochte gebieden is dat er weinig of niets over te lezen is en dit soort dingen je dus compleet verrast. Het licht is ook prachtig, iets wat we de laatste tijd afdwingen door pas laat in de middag te gaan rijden.
Als de canyon wat wijder wordt zien we een mooie plek voor de nacht op het zand naast de rivier. Ik zoek brandhout bij elkaar en vind genoeg voor een avond lang vuur. We genieten van de stilte.

Op de kaart staat dat we een pas over moeten van 4100 meter. Dat is een van de laagste grensovergangen tussen beide landen. Er zijn er zelfs twee van boven de 4700 meter. Dat was ook een reden voor mij om deze te kiezen. Na de canyon gaat de weg, inmiddels weer asfalt, behoorlijk klimmen en als we op iOverlander een plek zien ‘acclimatisation camp’ heet die op 2900 meter ligt, besluiten we dat dat een goede hoogte is om te wennen. Ik heb er een redelijk goede nacht, ook al is de apneu tijdens de slaap een beetje terug. 
 
We zijn inmiddels op 4000 meter belandt als we bij Laguna Brava aankomen. Het staat omschreven als een diepblauw meer maar als wij er komen is het bevroren en er ligt een laagje sneeuw op. Alles spierwit en het lijkt zo meer op een zoutvlakte. Aan de overkant ligt het wrak van een vliegtuig dat hier in 1964 een noodlanding maakte. Er staat een koude wind zodat we er niet al te lang blijven. We zien hier 1 andere auto, de enige die dag.
 
Dan blijkt het idee dat de grensovergang het hoogste punt is een misvatting, want het klimmen gaat door en door tot we ook hier bijna de 4500 meter aantikken. Ik heb last van deze hoogte, maar overdag zijn het meer de klassieke verschijnselen van hoogteziekte. Beetje duizelig, beetje hoofdpijn, een algeheel gevoel van ongemak. Ik ben blij als het weer naar beneden gaat. De grens is sinds enige tijd gecombineerd van beide landen. Ze hebben hier niet veel te doen, ik denk dat we vandaag de enige zijn, misschien wel enige deze week. Ze nemen voor alles ruim de tijd en ook krijgen we een uitgebreide controle op fruit en groente. Vrijwillig staan we wat uien en wortels af. Ook het brandhout dat aan de achterkant van de cruiser hangt, zijn we kwijt. Dan mogen we verder, Chili in, omlaag. Maar nee, ook nu weer gaan we tot twee keer toe over de 4400 meter voor het dan echt omlaag gaat. 
 
De bergen hebben hier weer allerlei aardkleuren gekregen en vormen samen een onwaarschijnlijk mooi gebied. Onderweg komen ons drie fietsers tegemoet. Je moet wel hele sterke benen en karakter hebben om dit hier te doen. De zwitserse jongens vragen ons of er binnenkort nog een dorp komt waar ze eten kunnen kopen. We moeten ze teleurstellen, pas ruim 100 kilometer verder is weer een dorp. We geven ze pakjes crackers en vis in blik, brood hebben we zelf ook niet meer. 
 
Na nog een nacht op 3000 meter dalen we verder af en zien om ons heen dat dit deel van Chili echt al woestijnachtig is. De bergen zijn kaal en bleek en dat blijft tot we de stad Copiapo binnen rollen. Met hongerige blik vullen we onze kar in de grootste supermarkt van de stad. Voor de rest is er weinig te beleven in deze mijnstad. Wegwezen maar weer.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten