zaterdag 30 maart 2019

44






’s Avonds ga ik even de stad in om wat te eten en vrijwel gelijk zie ik een soort wokchinees. Even wennen aan hoe ze de gerechten noemen, maar dan ga ik voor de Chifa Airport. Een enorm bord met een soort nasi. Niet bijzonder maar wel heel smakelijk en ik krijg mijn bord niet eens leeg, zoveel. Prijs 2,75 euro.

Fijn weer een beetje kletsen met de mensen die er ook staan. Een duitser met een grote Unimog is op een of andere manier geïntrigeerd door mijn cruiser en komt om de zoveel tijd langs met een vraag. Waarom heb ik de deur links, waarom de afgeschuinde achterkant. Als ik hem antwoord, moet ie steeds even kwijt dat hij dat anders ziet. Zijn vrouw is meer van het type ‘als-ik-maar-aan-het-woord-ben.’ Verder zijn er Belgen met een monsterlijk opgetuigde HZJ. Een enorme alkoof, dan nog een soort kist op hoge poten boven de motorkap, achterop fietsen, een airco enz. Het ding moet wel 4,5 ton wegen. We waren ze al eens eerder tegengekomen in Calafate, twee jaar geleden. De Belgen naast mij, met een grote witte camper gaan na 8 weken hier te staan vandaag definitief weg. Net als gisteren en eergisteren. Het werd morgen. Dan nog een jong brits stel en een Colombia/USA combi.

De derde dag, als iedereen weg is, komen Vincent en Annelies het terrein op rollen. Onze vijfde ontmoeting. We vieren het met uit eten gaan. Lekker ergens in de binnenstad onder een parasolletje. De volgende dag een beetje een klusdag. Een langzaam leeglopende band krijgt een nieuwe plug en kan weer even mee. Even, want ze raken nu wel echt een beetje op. Maar de rit naar de Cotahuasi Canyon ga ik nog op deze banden doen. 

Vincent weet een goed restaurant om cuy te eten. Cavia. Als zodanig nog herkenbaar wordt hij op een bord geserveerd, met de kop en poten er nog aan. Smaakte goed, leek wat op gefrituurde kip.
Dan is het zoveelste afscheid, maar deze keer voor langer, want we gaan nu echt de andere kant op. Zij gaan richting Ecuador en Colombia. Ik ga naar de canyon. Bye-bye friends, safe travels. 

Op naar de diepste Canyon van de wereld, Cotahuasi. Bijna niemand heeft er van gehoord en toen ik uit nieuwsgierigheid even bij wat toerburootjes informeerde merkte ik dat er geen tot weinig animo was om mij daar heen te organiseren. Voor mij ook wel weer extra leuk om er dan zelf heen te gaan. Het is een flinke rit van bijna 400 kilometer, waarvan alleen de eerste 100 een snelle rechte weg is. De rest voor een deel slechte gravelweg en vooral aan het eind oneindig veel haarspeldbochten om de klim naar ruim 4000 meter hoogte te maken. Maar voor mij is dat deel van de lol, vooral omdat je hier dan bijna altijd door spectaculair landschap rijdt. 


Vlak voor het donker wordt bereik ik mijn slaapplaats, die precies voldoet aan de omschrijving. Door een kleine opening in het struikgewas van de weg af kom ik op een stuk oude weg dat niet meer gebruikt wordt. Mooi uitzicht ook nog en het liefst zet ik de cruiser met zijn kont over de rand van de afgrond. Als het veilig kan ga ik met de wielen tot aan de rand en dan hangt de cabine een meter over de rand. Ook van binnenuit is het uitzicht dan net zo mooi.

Boven aangekomen op de rand van de canyon was er een tegenvaller: een laag wolken verhindert een blik naar beneden. Ik ben een hele lange pauze gaan nemen in de hoop dat de wolken zouden oplossen, maar helaas. Dan uiteindelijk maar afdalen naar beneden. Weer oneindig veel haarspeldbochten uitkomend in een stadje midden in de Canyon.



Ik rij er door heen naar een plek met de naam Deep Cotahuasi. De weg is er een die zo in de serie ‘Gevaarlijkste wegen’ zou kunnen. Smal, rotsig pad met aan één kant een steile wand en de andere kant een gapende diepte. Hier nog maar een meter of honderd hoogteverschil met de rivier, maar genoeg om op je hoede te zijn. Van een afstandje zie ik al wat de plek moet zijn. Een kleine groene vlakte die uitstulpt aan de weg. Ja, hier ga ik staan. Wat een goed systeem toch dat iOverlander, dat we met elkaar de mooiste plekjes vinden en delen. En er zijn zo weinig overlanders onderweg dat een plek zelden of nooit bezet is. Deze plek is niet alleen mooi vlak, maar geeft ook precies het gevoel dat erbij hoort: ik sta midden in de diepste kloof van de wereld. 

Ik geniet nog een tijdje van de plek, maar dan wil ik ook zeker even kijken bij de thermale baden die in een ander deel van de canyon zijn. Ik rij ze eerst voorbij om nog wat dorpjes te bekijken die aan dezelfde weg. Ik parkeer dan de cruiser bij de hangbrug die ik over moet lopen om bij de baden komen. Het ziet er niet slecht uit, alleen hangt er boven het bad een groot tv-scherm en twee kermis-size speakerboxen. Het laat zich raden dat het geluid bijna op maximaal staat. Een combinatie die je in onze wereld niet tegen zal komen. Heerlijk ontspannende baden met boven je hoofd de tyfusherrie van een soapserie met om de 5 minuten reclame. De zuid-amerikaan stoort zich er niet aan. Of hun brein is anders geprogrammeerd, of dat brein is murw gebeukt met een leven lang lawaai. 

 
Er is ook een restaurant waar vooral forel wordt geserveerd op vele wijzen bereid. De mensen aan de tafeltjes hebben de vis allemaal gefrituurd en dat is zo te zien grondig gedaan. Daar zit niet veel smaak meer aan. Ik kies voor de gegrilde forel en ben benieuwd of dat veel beter is. Als het me voorgezet wordt ben ik echt verbaasd. Een flink bord met een berg friet met daarop twee mooi gegrilde visjes. Ze zijn zelfs precies goed gebakken, nog een beetje rozig vlees. Heb al een tijd geen vis gegeten dus ze gaan er goed in. Ik moet weer 2,75 euro afrekenen. Hoe kunnen ze het er toch voor doen elke keer. Ondertussen hebben ze de tv uitgezet en in plaats daarvan nu muziek, slechts op standje 8 in plaats van 10. Dat is nog net uit te houden dus ik haal mijn handoek en laat me in het warme water glijden. Er zijn maar een handjevol andere mensen, precies goed zo.


Ik ga nog een beetje de canyon verkennen en kom in een schitterende zij-canyon, met mogelijk een slaapplaats. Een gravelweggetje kronkelt met eindeloos veel haarspelden omhoog naar een aangenaam plateau met fantastisch uitzicht. Ik sta er een uurtje als ik toch besluit dat het te dicht bij een dorp is en er te veel mensen langs komen. Eentje was overigens een oud vrouwtje dat omhoog was komen met een geweven doek op haar rug. Ze was geïnteresseerd in waar ik vandaan kwam en zo. Ze gaf me 4 wilde perziken, wat aardig.
 

Er is nog een reden. Zeer waarschijnlijk staan Sven en Katja op camping Mercedes in Arequipa en ze zouden in ieder geval tot overmorgen blijven. Dat betekent dat als ik ze niet wil mislopen, ik de komende twee dagen moet terug rijden. De rit naar de canyonbodem is al een uur , dan nog naar de andere kant en als ik dan daar nog weer een stuk omhoog rij. Ik vertrek en het is al donker als ik bij de plek aankom. Het is een stuk zijweg waar ze mee bezig zijn overdag, maar nu is er geen kip. Ik heb gisteren enorm last van buikloop gekregen en of dat nou van de geroemde forel komt of iets anders…. Een fenomeen op deze hoogtes, is natuurlijk dat water al kookt bij 80 graden of zo en dat kan ook klachten gaan geven. Die avond lig ik ook te rillen in mijn bed, beetje koortsig. 

De volgende ochtend is de verhoging weg en voor de rest iets beter. De bult van 4900 meter die ik over moet gaat me goed af.Ik wil onderweg terug nog iets anders bekijken, een dal met vulkanische kegels. Daarvoor moet ik een verbindingsweg van zo’n 35 kilometer rijden, die heel slecht is. Ik doe er bijna 2 uur over, mede omdat ik mijn harde banden niet wil aflaten. Mijn compressor is namelijk overleden een paar dagen geleden. Ik kan ze dus niet meer oppompen als ik weer op asfalt kom. Ik doe wel 2 uur over het stuk maar dan weer heerlijk nieuw asfalt. Weliswaar weer met een spagetti aan bochtenwerk om in het dal te komen. Daar is een uitzichtspunt, maar dan wel boven op een steile heuvel. M’n conditie is wel eens beter geweest. Kapot en snakkend naar lucht, het is hier nog steeds 3500, kom ik aan om een ietwat tegenvallend uitzicht te hebben. Tja, een paar minivulkaantjes in een dal. Okee, ik ben verwend, heb zoiets al een paar keer gezien, IJsland, Frankrijk en nog wel meer.

Ik ga gelijk maar weer rijden, moet het extra geredene ook weer terug. Bochtje-bochtje omhoog weer naar 4900 meter en dan eindelijk de definitieve afdaling. Alles wordt weer groen met terras-akkertjes. Ergens neem ik weer een verkeerde afslag en beland op een klein binnendoorpad. Hij gaat langs boerenhutjes die nog primitiever zijn dan die langs de hoofdweg staan. Het duurt even voor ik weer op de grote weg ben en het wordt al weer donker. Net op tijd vind ik een gravelpit. Mooi van de weg af en helemaal vlak. 

Omdat mijn ongemak nog steeds niet over is neem ik een pilletje om de boel stil te leggen. Dat helpt goed want tijdens de nacht is alles okee. Ook de volgende dag geen klachten meer. Het landschap verandert weer. Was het boven helemaal kaal, in het middendeel heel groen, hier in de onderste regionen is het beide. Hoge kale bergwanden en in de vallei heel groen. Prachtig gezicht. 


zaterdag 16 maart 2019

43







Ik heb me wel een beetje verkeken hoe snel het donker wordt en ben genoodzaakt een parkeerplaats langs de weg te nemen. Niet ideaal, maar net ver genoeg weg van het lawaai om toch te kunnen slapen. Het was bij een tolpoort en ik had nog geen geld om te betalen. Vreemd en gelukkig genoeg was het vrij voor personenauto’s. Ik had in Tacna het eerste plaatsje na de grens geprobeerd om te pinnen, maar dat was niet gelukt. 

Met het licht sta ik op en ga gelijk rijden, een lange rechte weg richting het noordwesten. Het schiet lekker op,maar als ik dan weer bij een tolpoort kom, moet ik deze keer wel betalen. Tja, wat nu. Of ik niet in dollars kan betalen. Laat ik nou nog een paar losse dollars hebben. Ik sleep ze al jaren mee en nu kan ik ze eindelijk een keer goed gebruiken. De juffrouw in het hokje piept nog een beetje dat één biljet een wat smoezelig is. Ze moet het er maar mee doen. Adios. Ik moet nu toch snel een pinautomaat vinden en de navigatie stuurt me daarvoor naar de kust. In het plaatsje Ilu vind ik er een. In een onafgewerkt hok staat een machine zonder ook maar 1 internationaal logo. Dat belooft niet veel goeds over het algemeen. Met enige terughoudendheid steek ik mijn pasje in de machine, altijd een beetje bang dat hij wordt ingeslikt en ingehouden. Na alle aanwijzingen te hebben gedaan komt de pas heel vlot weer uit de machine, ook geen goed teken. Maar gelijk gevolgd door het geldtelgeluid. Het maximale bedrag en ook nog zonder kosten. Die ga ik even in iOverlander invoeren. Goeie ATMs zijn dun gezaaid zo begreep ik. 

Ik vervolg de weg langs de kust, die meekronkelt met de bergen die de grillige kustlijn vormen. Goede weg en lekker rijden, maar wel weer dezelfde saaie grauwe woestijn waar je door rijdt. Ook niet echt leuke plekken om te stoppen en zo schieten de kilometers onder me door. Vlak voor ik weer het land in duik, rij ik ineens in enorme groene velden. Kennelijk wordt hier geïrrigeerd want overal staan gewassen. Een lust voor het oog, al dat groen. Ik kan Arequipa makkelijk halen en de stad die als leuk bekend staat, trekt me wel nu. Ik zie dan Vincent en Annelies ook weer, voor de vierde keer. 

Het laatste stuk is natuurlijk weer een klim van zeeniveau naar 2300 meter. De navigatie stuurt me feilloos naar Hotel Mercedes, die binnen hun poort ook een strook gras hebben waar overlanders welkom zijn. Als ik door de poort kom zie ik de bekende Hilux al staan. Zelf zijn ze de stad in, dus ik kan even chillen na de lange vermoeiende rit. 

Het wederzien is weer hartelijk en we vieren het meteen met een heerlijk etentje in een goed restaurant. De keuken van Peru staat goed aangeschreven en dat is hier gelijk te merken, een heerlijke lamsrackje.
De camping is qua voorzieningen geweldig. Goeie douches en razendsnel internet. Ik kan hier zelfs nederlandse televisie kijken. Iets minder is de ligging. Alleen een hoge muur scheidt ons van een grote weg met veel verkeer. Het buldert de hele dag door en de uitlaatgassen komen je af en toe ook tegemoet. Gelukkig valt het ’s nachts mee en slaap ik zelfs zonder oordoppen.
Arequipa ligt op een aangename hoogte waardoor ik even weer goed kan acclimatiseren voor de Colca Canyon, waar ik later heen wil. Maar haast heb ik niet, ik laaf me nog even aan de stadse genoegens en het aangename gezelschap van Vincent en Annelies. 

Af en toe lopen we de stad in, wat iedere keer een aardige klim is. Ik moet het rustig aan doen om niet buiten adem te raken, maar iedere dag gaat het iets beter. We bezoeken een grote overdekte markt waar van alles te koop is. Vooral de fruitstallen trekken met hun bonte kleuren de aandacht. Een aantal dingen ken ik niet en ik koop van alles wat om te proeven. Er is vlak bij een grote supermarkt en ik ga kip-ketjap voor ons maken. Nog niet gedaan deze reis, ook omdat het veel gas kost, maar ik vind dit wel een goede gelegenheid. Met hun salade weer een heerlijk en gezellige maaltijd met elkaar. 

Ik vertrek een uur na hen richting Colca Canyon. Zij gaan een hike maken en dat ga ik niet meer trekken. Een lange afdaling kost me mijn knieën en steil omhoog er weer uitklimmen, ik moet er niet aan denken op die hoogte. De rand ligt op zo’n 3600 meter, de bodem bij de rivier net boven de 2000.

Er zijn twee wegen die de stad uitgaan en die later bij elkaar komen. Ik koos voor de binnendoorweg. Die zou prima gravel moeten zijn, maar al snel bleek dat ook hier de recente regens hele stukken weg hebben doen verdwijnen. Hier en daar hebben mensen zelf met keien reparaties gedaan. Het gaat soms maar net, maar een beetje spannend is altijd wel leuk. Het kost alleen veel meer tijd dan ik had gedacht. De rest van de weg is goed maar gaat over een hoge pas van bijna 4900 meter. Moet je nagaan dat je dan met de auto boven de top van de Mont Blanc rijdt. En dan wordt het ook nog noodweer. Mist, regen, hagel, sneeuw, in één keer zit ik midden in de winter. En over de pas heen verdwijnt alles weer net zo snel en schijnt het zonnetje weer en kunnen de ramen weer open.

Ik had al een plek uitgezocht om te slapen en die is beneden in de canyon. Het is al wat laat als ik aankom bij de rand, maar ik hoef maar zo’n 10 kilometer te rijden om beneden te zijn. Ik kom tijdens de afdaling door wat dorpjes en als ik de laatste heb gehad is het al donker. De weg verandert nu in een geitenpad en wordt steeds steiler en bochtiger. Ik moet ook de extra schijnwerpers aan doen om te kunnen zien waar ik ga. Eén krappe bocht gaat steil naar beneden en ik moet twee keer steken om hem te kunnen doen. Niet echt lekker met een afgrond voor je en een rotswand achter. In z’n achteruit sllippen de wielen een beetje. Dan een krap bruggetje over en aan de overkant heel steil omhoog met ook nog zijwaarts heel scheef. Ik heb vertrouwen dat de cruiser de scheefte aankan, heb het eerder gedaan. Alleen in het donker voelt het net even anders. Ik vind de plek die gelukkig mooi vlak is. Pfff. Even eten en dan lekker slapen straks.
De volgende dag moet ik hetzelfde stuk terug en bedenk dat als het op de heenweg licht was geweest, ik het misschien niet eens had gedaan.
Ik ga de dag erop langs de uitzichtspunten. De canyon is zeer indrukwekkend, hoewel ik de benaming canyon discutabel vind. Mijn voorstelling is die van een hoogvlakte met een scheur er in, zoals de Grand Canyon. Dit zijn meer hele hoge en hele steile bergen. Toch anders. 

Naar mate je meer naar het westen rijdt op de canyonweg, hoe hoger de rand en hoe lager de rivier. De diepte is gigantisch. Ik vind weer een prima plek voor de nacht beneden bij een brug over de rivier. Ik was er net geweest om te lunchen. Hij ligt dichtbij het uitzichtspunt waar ik morgenvroeg heen wil. Er zijn daar condors te zien. Als ik om half zes wakker wordt ga ik gelijk rijden om als eerste daar te zijn. De condors laten nog uren op zich wachten maar voor mij is het al heerlijk om op zo’n majestueuze plek alleen op de rand te zitten en te genieten van het mooie ochtendlicht. 

Dan, in de verte de eerste condors. Ze cirkelen langs de wand om opwaartse luchtstromingen op te pikken. Dat met die vleugels slaan is veel te vermoeiend als je zo groot bent. Gewoon de lift pakken. Het duurt even, maar dan ineens vliegt er een vlak langs. Geweldig, wat een beest. Compleet met hanekam en witte bontkraag. Het gebeurt nog een keer maar dan is de show al weer voorbij. 

Nog verder naar het westen is nog een slaapplaats beneden. ‘Down by the river’ heet ie in iO. Sounds good to me. De 14 kilometer die naar beneden gaat kost wel een uur om te doen, maar dat geeft niks, want het is heerlijk rijden over gravel met haarspeldbochten. Beneden voel je duidelijk het temperatuursverschil met boven. Daar zit dan ook 1600 meter verschil. De plek is pal aan de rivier en dat is me net wat teveel lawaai. De rivier is wild en kolkt en dat maakt veel herrie. Ik rijd weer een paar honderd meter omhoog waar een mooi vlak inhammetje is. Prima, want verkeer komt er toch niet meer.

Ik rij toch nog even naar beneden, want gisteren zag ik vanaf de brug iets verderop stoom uit de rivieroever komen. Heel apart zo ineens vulkanische activiteit. Ik moet dat natuurlijk even van dichtbij bekijken. Ik zie een heel klein paadje dat er heen voert. Ja, een diep stoomgat en pruttelend water. Ik had gehoopt dat er een plek zou zijn waar het water de goede temperatuur zou hebben voor een bad, maar helaas. Waar ik loop is de bodem al heet en ik vind het eigenlijk een beetje linke soep. Als je met je voet wegzakt is ie gelijk medium rare. 

Dan weer naar boven en weer op het asfalt aangekomen vind ik het eigenlijk wel mooi genoeg zo. 200 kilometer verderop ligt een nog grotere canyon, de Cotahuasi en ik lees dat een kleine verbinding tussen twee bestaande wegen nu klaar moet zijn. In het eerste plaatsje, Huamba, waar de weg begint ga ik toch even vragen bij de politie. De verbinding is er wel, maar door de regens zijn er veel aardverschuivingen geweest en er is nu geen doorgang. Dat betekent dat ik eerst een heel stuk naar het zuiden moet, waar vandaan een andere weg naar Cotahuasi gaat. Op dat punt aangekomen, ben ik nog maar 90 kilometer van Arequipa vandaan. Een aanlokkelijk idee om even weer naar de stad terug te keren voor weer een paar aangename dagen daar. 

Lang hoefde ik er niet over na te denken, mede doordat alleen in de bush verkeren voor mij nu ook echt alleen is. Ik zie dan alleen andere mensen als ik bijvoorbeeld op een toeristisch uitkijkpunt sta. Na een paar dagen is een beetje socializen ook wel weer fijn.

zaterdag 9 maart 2019

42







Ik rij terug naar de plek waar we geslapen hebben en het leek me een leuk idee om de cruiser zo te zetten dat Elize hem zou kunnen zien vanuit het vliegtuig. Ik weet aan welke kant ze zit en hoe ze overvliegen. Ze gaan zeker laag genoeg. Als de vlucht voor die van haar overkomt, weet ik dat ik goed sta. Dan, als haar vlucht nu toch echt moet komen, zie ik een vliegtuig de andere kant op opstijgen. Hé? Dan maakt hij nog net zichtbaar met de verrekijker, een grote bocht mijn kant op, maar is dan ver weg en veel te hoog. Plannetje mislukt, jammer. Was leuk geweest. 

Vanavond heb ik afgesproken met Camilo Rubilar. Ik ken hem van de facebookgroep van Zuid-amerikareizigers, waar hij actief is. Ik had hem ooit gevraagd of hij een stalling wist voor de cruiser in Antofagasta, zijn woonplaats. Hij bood meteen aan om hem bij hem te stallen, in de compound waar hij woont. Het kwam goed uit dat ik nu, halverwege mijn reis, hem kan ontmoeten en kennis kan maken. 

Ik heb alleen een gps-punt van waar hij woont en ik sta voor een groot appartementencomplex, niet wetende in welke hij woont. Door de speaker maak ik contact met de conciërge en noem zijn naam. Hij praat in rap spaans terug en ik begrijp er niets van. Ik besluit maar gewoon te wachten, roep een paar keer hard zijn naam. Of hij moet nog komen, of hij zal wel een keer naar buiten komen om te kijken waar ik blijf. Dan komt hij er aanrijden in een pick-up. Grote smile als hij de cruiser ziet. Het eerste wat hij zegt is dat een zo’n Landcruiser zijn droom is als reisauto. Zelf heeft hij nog een Prado en een 100-series. Ik parkeer de auto buiten het hek, volgens hem een safe plek vlak bij het hokje van de conciërge en we gaan naar boven, naar zijn appartement. Ik maak kennis met zijn vrouw en er wordt een tafel vol lekkers neer gezet. Met een heerlijke wijn praten we de avond vol. Zijn vrouw spreekt geen engels en laat ons halverwege de avond getwee. Camilo is een hele leuke man, die vol enthousiasme over zijn werk bij een grote lithiummijn en overlandreizen kan praten. 

Ik vraag hem ook nog of hij een plek weet in Santiago, omdat ik nog niet helemaal zeker weet hoe mijn reis zal verlopen. Zijn ouders wonen daar, ook nog vlak bij het vliegveld, hij gaat ze het vragen. Mogelijk ga ik nog iets eerder naar Chili dan gepland omdat 2 juli er een totale zonsverduistering is 400 kilometer ten noorden van Santiago. Ik zou dat graag nog eens willen meemaken. Die van 1995 die ik in Frankrijk beleefde was een beetje verpest door bewolking. Santiago zou dan een beter startpunt zijn dan Antofagasta. Ik ga er de komende weken goed over nadenken. 

Op de uitnodiging dat ik bij hun kon slapen ben ik ingegaan en als ik wakker wordt zijn ze beiden al vertrokken naar hun werk. Wat een goed gevoel als mensen zo’n vertrouwen hebben. Ik trek de deur achter me dicht en zeg Antofagasta na een paar dagen gedag. Op naar Iquique. De 360 kilometer over de goede kustweg is goed te doen, zelfs met mijn trage tempo. Ik hoef ook niet per se nog lang aan de kust te blijven. Het landschap verandert nauwelijks, hoge bleke woestijnbergen tot aan de zee. Honderden kilometers hetzelfde. Af en toe een kolonie zeevogels of zeeleeuwen. 

Ik laat de drone op om de zeeleeuwen op het eiland van dichtbij te filmen. Het stikt er van de puppies en de mannetjes hebben met hun dikke bontkraag echt wel iets van leeuwen. Heel soms een caleta, een vissersdorpje, bestaande uit hutten van spaanplaat en golfplaat, heel armoedig allemaal. Halverweg kom ik weer door Tocopilla, goed voor wat vers brood en even internetten, dan snel weer weg daar, het stinkt er echt. Vincent en Annelies appen dat ze er nog een dagje in Iquique blijven.

Ik rol vroeg in de avond de camping op en zie hun Hilux staan. Daar zijn we weer, derde ontmoeting in 10 dagen. Leuk om ze weer te zien. Vincent doet de barbecue aan en we maken samen met wat we hebben een heerlijk maaltje. Beetje kip, beetje steak, salade en gebakken aardappeltjes.
Iquique is een unieke stad met niet alleen de hoge bergen achter zich maar ook een enorm hoge zandduin. Door de de stijgwinden is het een paradijs voor parapente en die zie je ook veel in de lucht boven de stad hangen. Ik ben blij als we samen gaan inkopen doen in een enorme ondergrondse Lider want Annelies blijft bij de auto’s. Ik zou me niet lekker voelen, Iquique heeft ook al een reputatie wat betreft auto-inbraken.

We blijven allemaal nog een dagje op de camping en doen een indische avond met mijn nasi en hun sateh. Dan gaan we de volgende dag allemaal weer op pad. Zij gaan rechtstreeks naar Arica en ik ga eerst banden kijken in de Zona Franca, de belastingvrije zone in het noorden van de stad. Dat viel enorm tegen. Er waren maar een paar bandenwinkels en die hadden heel weinig keuze in de maat die ik moet hebben. En dan ook nog van vage, mij onbekende merken. Het gebied zelf viel al tegen een industrieterrein met de uitstraling van een achterbuurt. Dat wordt misschien toch in Santiago kijken, of Peru. 

De weg uit Iquique is een lange klim de bergen in, achter de grote duin langs, een spectaculair gezicht. Ik ga een stop maken bij Humbestone, een verlaten stadje, nadat de salpeter-industrie in elkaar klapte. Van eind 19e eeuw tot 1960 werd hier het witte goud gewonnen en verwerkt tot hoogwaardige meststof. Dit is tot nu toe het mooiste spookstadje dat ik bezocht, niet voor niets werelderfgoed. 

Er zijn veel losse gebruiksartikelen tentoongesteld en er zijn ook veel panden nog in tact. De centrale winkel is gevuld met goederen en er staan levensgrote poppen om de ambachten uit te beelden. Tikkie kitsch maar ook wel weer leuk en gelukkig is niet alles netjes in orde gebracht. Met name op het industrieterrein heb je het gevoel dat je de eerste bent die er loopt. In de loodsen staan nog veel machines met enorme vliegwielen en er staat ook een vol met gesloopte locomotieven. Er hangen ook foto’s van Delfzijl waar schepen met de mest aankwamen. Nog iets heel bijzonders was het zwembad gemaakt van samengeklonken platen staal die van een scheepswrak afkomstig waren. Tekenend voor de moeite die men deed om er hier midden in de woestijn toch iets van te maken.

Ik slaap op de parkeerplaats van het spookstadje, nadat ik ook het nabijgelegen buurdorpje Santa Elena heb bekeken. Verderop is nog iets bijzonders te zien, de Gigante del Atacama. De grootste afbeelding van een mens uit de oudheid. Vanagf de grond is hij niet mooi te zien, maar daar heb ik natuurlijk iets voor. Met de drone zie je hem veel mooier.


Ik wil nog wat van Noord-Chili zien voor ik naar Peru ga en ik wil ergens naar het oosten de Andes in. Alleen als ik rijdend op de ruta 5, de Panamericana, opzij kijk, dan is er niets wat me aantrekt om hier af te slaan en de hoogte in te gaan. Het is een bleke woestijn die, zo lijkt het alleen maar hoger wordt. Ik rij eerst nog een stuk door noordwaarts. Dan zie ik dat er een leuk plaatsje moet zijn aan de kust, 40 kilometer naar het westen. Ik besluit dat te doen, voor de afwisseling en ik hoef niet te zoeken naar een slaapplaats, want er is een gratis camping. De afdaling naar zeeniveau is mooi, maar het plaatsje Pisagua valt en beetje tegen. Er staan andere mensen op de camping, vooral families want het is zaterdag. En is natuurlijk muziek, harde muziek. Uiteindelijk val ik wel in slaap maar als ik ’s morgens vroeg wakker wordt is de party nog steeds gaande. Ik verkas naar een plateau, half boven het stadje waar het uitzicht prachtig is en er stilte heerst. Hier had ik moeten staan natuurlijk.

Ik ga verder richting Arica, maar ik wil eigenlijk eerst nog een rondje door de bergen maken. Dan zie ik een mooie tour die ook nog wordt aangeprezen als interessant en met mooie kerkjes in slaperige dorpjes. En het meeste is ook nog geasfalteerd, wat ook niet erg is. De weg gaat al snel kronkelen waardoor het best lekker rijden is. Bochtje links, bochtje rechts. Ik heb wel even moeten rekenen want nergens kun je tanken, althans met zekerheid, dus ik moet wel genoeg diesel mee hebben.
Het landschap waar ik door rij is niet lelijk, maar wel de hele tijd hetzelfde, kaal en bleek. Later verandert het naar een zweem groen. Hier heeft het een tijdje geleden geregend, direkt leven. Maar het kan me toch niet zo bekoren. Ook de kerkjes vallen wat tegen en de slaperige dorpjes…tja die zijn slaperig. Ik had nog door kunnen rijden naar Putre maar het is er te hoog voor mij om er te slapen en ik ben ook best wel moe van al die honderden bochtjes. 

Ik besluit terug te rijden naar beneden, naar Arica. Ik ben al een tijdje in vertwijfeling hoe ik de komende tijd ga vullen en waar ik deze tocht ga eindigen. Heb er over gedacht om naar Peru te gaan, want het noorden van Chili valt me tegen. Het beeld wat ik aanvankelijk had was gebaseerd op mijn bezoek aan San Pedro de Atacama en omstreken in 2007 en vorig jaar nogmaals. Maar dat blijkt niet representatief voor de hele regio. Zoveel te zien als rond San Pedro is er voor de rest nauwelijks. In plaats daarvan heel veel kale woestijn. Het hooggebergte in het noordoosten moet wel heel mooi zijn maar dat is allemaal boven de 4000 meter. Daar kan ik niet dagen verblijven. In Arica weet ik het even niet meer. Heb ook geen zin om hier te blijven. Na aan de boulevard heerlijk ceviche te hebben gegeten besluit ik vrij impulsief om de grens te pakken. Vincent en Annelies hebben hem een paar dagen geleden genomen en waren wel anderhalf uur zoet geweest. Ik heb meer geluk want hoewel het een drukte van belang was ging alles eigenlijk heel soepel. Dik een half later sta ik in Peru. Deden we op de eerste reis 2 landen in 6 maanden, nu is het zesde land in twee maanden. Niet nieuw voor mij, ik was hier in 2004 al, maar wel voor de cruiser. Landje 32 dat we samen doen.

vrijdag 1 maart 2019

41




 


Van Uyuni willen we de grensovergang naar Chili bij Ollagüe doen. De hoofdweg is langer dan een andere die meer binnendoor gaat. De weg heet F5 en is oranje gekleurd op Maps.Me wat meestal betekent dat hij geasfalteerd is. Dat bleek een misvatting. Gravel, en al snel moesten we lucht aflaten om het wasbord enigszins draaglijk te maken. Soms was het ook wél weer goed, dan weer diepe kuilen.

Om een idee te geven hoe leeg en verlaten het hier is, na 125 km komen we in een half-spookstadje Julaca. Er wonen nog wel mensen, er stopt nog een bus, maar de helft van de huizen zijn onbewoond en storten bijna in of lopen vol woestijnzand. Dat deed denken aan Kolmanskop in Namibië, dat ook wordt overgenomen door binnen dringende zandduinen. Het is al laat en de zon gaat onder wat een prachtig licht geeft op het tanende stadje en de omgeving. We willen buiten de stad kamperen er rijden nog wat verder, maar steeds moeten we even stoppen voor een foto, omdat de zonsondergang samen met de dreigende wolkenluchten ongekend mooi is. We rijden op en dijkje door een ondergelopen vlak land wat schitterende spiegelingen geeft. Als we uiteindelijk op hogere grond komen is het al donker en moeten we bijna op de tast een slaapplek vinden. We nemen genoegen met een stukje vlak zand pal naast de weg. Er komt nu toch bijna niemand meer langs hier. 

Volgens ons navigatiesysteem moesten we in het dorpje San Juan linksaf een nog kleinere weg op, waarvan werd aangegeven dat het de verbingdingsweg was die we moesten hebben. We komen op een vlakte van lichtgezouten zand. We volgen zoveel mogelijk de route van Maps.Me en de sporen van voorgangers. Dat blijkt lastiger dan gedacht. Als een spoor net een andere route neemt begint de navigatie natuurlijk te protesteren. En zo komen we en aantal keer op een punt waar ik echt niet meer geloof dat we op de goede route zitten. Omdat de weg naar de grens leidt moet er veel meer gereden zijn dan de enkele vage sporen die we nu zien. Ik wil een shortcut nemen naar een laatste mogelijkheid waar het goede spoor kan lopen. Dan voel ik de cruiser wegzakken. Oeps. In de 4x4 zetten en rustig achteruit er weer uit rijden, wat meestal voldoende is. Hier niet. Die banden lopen gelijk vol met de vette kleefklei van de nattige ondergrond. 

Een aantal keren voor en achteruit geprobeerd, maar zelfs het weggraven van de opgestuwde walletjes voor en achter de wielen helpt niet. De geulen zijn inmiddels zo’n 25 cm diep. Iedere keer denk je nog dat het nu wel zou lukken maar na een poging of 8 en snakkend naar lucht van het graven op deze hoogte, haal ik dan eindelijk de plastic rijplaten van het dak. Ze zitten goed vast met vier bouten en ook dat kost de nodige moeite. Maar als ze dan onder de achterwielen liggen, rij ik de auto met het grootste gemak uit de prut. Eerste keer dat ik ze gebruik en ze krijgen een dikke duim omhoog. Dat had ik natuurlijk eerder moeten bedenken.

De klei die aan de rijplaten zit maakt ze heel zwaar en de enige manier om ze er van te ontdoen is de ene plaat hard op de andere te gooien. We rijden nog wat andere afplitsingen van de sporen maar geen van hen leidt tot het goede pad. Uiteindelijk besluiten we om de 20 km terug te rijden naar San Juan en daar te vragen hoe het zit met de weg. Bij een kleine werkplaats mogen we de waterslang gebruiken om de platen schoon te spuiten en horen we dat we eerst nog 13 km door moeten rijden op de hoofdweg en pas dan de afslag. Dat klopt en we komen nu op een harde gravelweg die bovenlangs de vlakte gaat. We nemen hele slechte staat van de weg voor lief. Hier komen we in ieder geval niet vast te staan. De vlakte waar we op zaten kan alleen als het geheel droog is. 

Op een winderige top van een berg is de grensovergang. We lazen dat ze hier honden gebruiken om eten op te sporen, in Chili mag je geen verse waren invoeren. We waren de laatste die de overgang nemen en de mensen wilden duidelijk naar huis, de hond was daar al. Alle papierwerk was in no time klaar en we krijgen nog wel een inspectie van de auto door een vriendelijke beambte. Dan rollen we Chili in over goddelijk asfalt. Het verschil met Bolivia kon bijna niet groter zijn en is tekenend voor de achterstand die dit land heeft ten opzichte van bijvoorbeeld Chili. 

Na de grens drukken we nog even door want er moet een heel mooie plek aan een zoutmeer komen en dat blijkt te kloppen. Er staan wat ruïnes van huizen waar zich een frans stel schuil houdt tegen de wind. Het zijn fietsers die wachten tot de wind afneemt en ze hun tent kunnen opzetten. We vragen ze binnen zodat ze even kunnen ontspannen. Iedere keer als we met fietsers praten hebben we enorm respect voor ze. Echte bikkels zijn het. Onder deze omstandigheden, bergop met tegenwind en boven de 3000 meter, pffff.
De volgende morgen zien we ze liggen in hun mummieslaapzakken zonder tent. ‘It was a little bit cold’. Klopt, de rijp staat op de auto.
Verderop onderweg nog een apart fenomeen meegemaakt: een zoutstorm. Een harde wind die fijn zoutstof in een dikke wolk over de weg waait.

Calama is een woestijnstad die zijn bestaan dankt aan de kopermijn die verderop ligt. We waren hier en jaar geleden ook. Een prima stad om inkopen te doen en de auto even grondig af te spuiten in verband met het zout en modder dat er aan kleeft. Ik trek mijn zwembroek en slippers aan en ga met de hogedrukspuit de kluiten te lijf. Elize zit bij de kapper om bijgekleurd te worden. De megagrote supermarkt zorgt weer voor een volle koelkast. 

We gaan naar San Pedro waar we Vincent en Annelies gaan ontmoeten. We hebben via facebook contact gehad toen Vincent vroeg wie er een gasaansluiting mee kon nemen uit Nederland. Kleine moeite om dat voor een mede-overlander te doen en altijd leuk om landgenoten te ontmoeten onderweg. Duitsers en Zwitser kom je overal tegen maar NL-ers zijn wat dunner gezaaid. De weg van Calama naar San Pedro kent een hele lange klim  en dan weer een afdaling. Je komt door de Valle de la Luna, een maanandschap in rood gesteente. We rijden aan het eind van de middag en het licht is prachtig. Op het uitzichtspunt staan tientallen busjes met honderden toeristen die allemaal genieten van hetzelfde. Ons is de massaliteit te groot om ons er tussen te mengen. We rijden door. De twee nederlanders staan op een camping in het dorp, die ook zwaar te lijden heeft gehad van de recente overstromingen. Overal ligt modder en de enige plek om te parkeren is aan de kant van het weggetje door het terrein, waar we ze ontmoeten. De gasfitting past en zij nemen ons mee uit eten in het dorp. We hebben prima gegeten, maar de muziek was zo oorverdovend hard dat je alleen schreeuwend over tafel met elkaar kon communiceren. Terug op de camping is beter en we kletsen de avond vol. Ze hebben een prachtige Hilux met opbouw waarvan het dak elektrisch open gaat.
De volgende dag gaan wij naar Andes Nomads, de camping waar we vorig jaar ook stonden en waar we een was kunnen draaien. Later komen zij daar ook. Er staat ook een nederlands/belgisch koppel met een nieuwe HZJ met opbouw en een jong duits stel. Het maakt de sfeer van de overlander-camping compleet. We genieten er nog een extra dag van.
Terug naar Calama voor inkopen en nog een nacht. Verder westwaarts is de kust. Vooral Elize kan niet wachten en ik moet zeggen na zoveel gortdroge en best wel saaie woestijn heb ik er ook wel zin in. Na een enorm lange afdaling van bijna 3000 meter naar zeeniveau is Tocopilla de stad waar we aankomen en het heeft een trieste aanblik. Het beeld van teloorgang overheerst. Veel slechte huizen en overal rotzooi. Er staat een enorme electriciteitscentrale die met zijn pijpen en uitstraling van zware industrie het beeld compleet maakt. Toch blijven we een nacht want het heeft ook wel weer wat en niet alles is even lelijk. Curieus is de enorme nederlandse vlag die aan een lichtmast van het voetbalstadion hangt. Ik vraag een ouder stel en die hebben het over ‘de mini-mundial’ Een WK begrijp ik, maar waarom dan onze vlag en zo groot? Het blijft gissen.

We willen niet een tweede nacht op het parkeerterrein in de stad staan. Het was wel okee maar toch ook een beetje gribus. Enkele tientallen kilometers naar het zuiden is een strand met ook veel andere kampeerders. Die staan bijna allemaal bij elkaar en hebben soms hele tentenkampen gebouwd. We gaan er voldoende ver van af staan zodat hun muziek overstemd wordt door de branding van de zee. Als ik later een wandeling maak en langs de tenten loop zie ik de ongelofelijke bende afval die er om heen ligt. Overal vuurplekken met heel veel glas en blik. Wat maken ze er hier een zooi van, onbegrijpelijk want er staan wel vuilcontainers.
We willen niet te vroeg in Antofagasta aankomen en dus pakken we nog een wildcamp op het strand en deze is compleet anders. Een heel lang stuk vlak strand met heel veel kampeerders, maar zonder rotzooi. Het lijkt wel of hier een heel ander publiek komt. Er is nog plek genoeg en we hebben geluk want we hebben rustige buren. De zee ziet er aanlokkelijk uit maar is echt wel koud. Ondanks dat we hier in de tropen zitten komt het zeewater met de Humboldt-stroming van Antarctica en dat zorgt er voor dat zelfs op de Galapagos Eilanden, op de evenaar, pinguins te vinden zijn.
Dan komen we aan in Antofagasta, waar Elize op het vliegtuig zal stappen. Gisteren hebben gehoord dat kleine Puck is geboren. We gaan op zoek naar Wifi maar geen enkel benzinestation heeft het en in het donker rijden we terug naar de plek die we al hadden uitgezocht. We kijken nog even verder of het op het lage strand beter is maar na een stukje stevig zand zit ik ineens weer vast. We staan eigenlijk prima en even nog gedacht om pas de volgende morgen ons uit te graven, maar dat is eigenlijk wel heel dom. Je weet nooit of je een plek snel wilt verlaten. Deze keer gelijk de zandplaten tevoorschijn en direkt weer los. Dan toch maar naar de steile klif met zand verderop. We zitten ten noorden van de stad vlak bij het vliegveld, handig voor overmorgen. 

Een groot hotel midden in de stad heeft de broodnodige internetverbinding en bovendien een heel lekker lunchmenu. Elize krijgt de eerste foto’s van de kleine. Puckje is iets te vroeg geboren maar is toch helemaal af. Een mooi meiske.
We zijn al wakker voor de wekker van 5 uur af gaat en in het donker rijden we de 10 kilometer naar het vliegveld. De binnenlandse maatschappij, een soort chileense easyjet heeft op internet een hele slechte reputatie, maar de vlucht gaat op tijd en veel meer heb je niet nodig. Het is even slikken als ik Elize door de gate zie verdwijnen. Ik ga nog 7 weken alleen verder. Het zal even wennen zijn.