Van Uyuni willen we de grensovergang
naar Chili bij Ollagüe doen. De hoofdweg is langer dan een andere die meer
binnendoor gaat. De weg heet F5 en is oranje gekleurd op Maps.Me wat meestal
betekent dat hij geasfalteerd is. Dat bleek een misvatting. Gravel, en al snel
moesten we lucht aflaten om het wasbord enigszins draaglijk te maken. Soms was
het ook wél weer goed, dan weer diepe kuilen.
Om een idee te geven hoe leeg en verlaten
het hier is, na 125 km komen we in een half-spookstadje Julaca. Er wonen nog
wel mensen, er stopt nog een bus, maar de helft van de huizen zijn onbewoond en
storten bijna in of lopen vol woestijnzand. Dat deed denken aan Kolmanskop in
Namibië, dat ook wordt overgenomen door binnen dringende zandduinen. Het is al
laat en de zon gaat onder wat een prachtig licht geeft op het tanende stadje en
de omgeving. We willen buiten de stad kamperen er rijden nog wat verder, maar
steeds moeten we even stoppen voor een foto, omdat de zonsondergang samen met
de dreigende wolkenluchten ongekend mooi is. We rijden op en dijkje door een
ondergelopen vlak land wat schitterende spiegelingen geeft. Als we uiteindelijk
op hogere grond komen is het al donker en moeten we bijna op de tast een
slaapplek vinden. We nemen genoegen met een stukje vlak zand pal naast de weg.
Er komt nu toch bijna niemand meer langs hier.
Volgens ons navigatiesysteem moesten
we in het dorpje San Juan linksaf een nog kleinere weg op, waarvan werd
aangegeven dat het de verbingdingsweg was die we moesten hebben. We komen op
een vlakte van lichtgezouten zand. We volgen zoveel mogelijk de route van
Maps.Me en de sporen van voorgangers. Dat blijkt lastiger dan gedacht. Als een
spoor net een andere route neemt begint de navigatie natuurlijk te protesteren.
En zo komen we en aantal keer op een punt waar ik echt niet meer geloof dat we
op de goede route zitten. Omdat de weg naar de grens leidt moet er veel meer gereden
zijn dan de enkele vage sporen die we nu zien. Ik wil een shortcut nemen naar
een laatste mogelijkheid waar het goede spoor kan lopen. Dan voel ik de cruiser
wegzakken. Oeps. In de 4x4 zetten en rustig achteruit er weer uit rijden, wat
meestal voldoende is. Hier niet. Die banden lopen gelijk vol met de vette
kleefklei van de nattige ondergrond.
Een aantal keren voor en achteruit
geprobeerd, maar zelfs het weggraven van de opgestuwde walletjes voor en achter
de wielen helpt niet. De geulen zijn inmiddels zo’n 25 cm diep. Iedere keer
denk je nog dat het nu wel zou lukken maar na een poging of 8 en snakkend naar
lucht van het graven op deze hoogte, haal ik dan eindelijk de plastic rijplaten
van het dak. Ze zitten goed vast met vier bouten en ook dat kost de nodige
moeite. Maar als ze dan onder de achterwielen liggen, rij ik de auto met het
grootste gemak uit de prut. Eerste keer dat ik ze gebruik en ze krijgen een
dikke duim omhoog. Dat had ik natuurlijk eerder moeten bedenken.
De klei die aan de rijplaten zit
maakt ze heel zwaar en de enige manier om ze er van te ontdoen is de ene plaat
hard op de andere te gooien. We rijden nog wat andere afplitsingen van de
sporen maar geen van hen leidt tot het goede pad. Uiteindelijk besluiten we om de
20 km terug te rijden naar San Juan en daar te vragen hoe het zit met de weg.
Bij een kleine werkplaats mogen we de waterslang gebruiken om de platen schoon
te spuiten en horen we dat we eerst nog 13 km door moeten rijden op de hoofdweg
en pas dan de afslag. Dat klopt en we komen nu op een harde gravelweg die
bovenlangs de vlakte gaat. We nemen hele slechte staat van de weg voor lief.
Hier komen we in ieder geval niet vast te staan. De vlakte waar we op zaten kan
alleen als het geheel droog is.
Op een winderige top van een berg is
de grensovergang. We lazen dat ze hier honden gebruiken om eten op te sporen,
in Chili mag je geen verse waren invoeren. We waren de laatste die de overgang
nemen en de mensen wilden duidelijk naar huis, de hond was daar al. Alle
papierwerk was in no time klaar en we krijgen nog wel een inspectie van de auto door een vriendelijke beambte.
Dan rollen we Chili in over goddelijk asfalt. Het verschil met Bolivia kon bijna niet groter zijn en is tekenend voor de achterstand die dit land heeft ten
opzichte van bijvoorbeeld Chili.
Na de grens drukken we nog even door
want er moet een heel mooie plek aan een zoutmeer komen en dat blijkt te
kloppen. Er staan wat ruïnes van huizen waar zich een frans stel schuil houdt
tegen de wind. Het zijn fietsers die wachten tot de wind afneemt en ze hun tent
kunnen opzetten. We vragen ze binnen zodat ze even kunnen ontspannen. Iedere
keer als we met fietsers praten hebben we enorm respect voor ze. Echte bikkels
zijn het. Onder deze omstandigheden, bergop met tegenwind en boven de 3000
meter, pffff.
De volgende morgen zien we ze liggen
in hun mummieslaapzakken zonder tent. ‘It was a little bit cold’. Klopt, de
rijp staat op de auto.
Verderop onderweg nog een apart fenomeen meegemaakt: een zoutstorm. Een harde wind die fijn zoutstof in een dikke wolk over de weg waait.
Calama is een woestijnstad die zijn
bestaan dankt aan de kopermijn die verderop ligt. We waren hier en jaar geleden
ook. Een prima stad om inkopen te doen en de auto even grondig af te spuiten in
verband met het zout en modder dat er aan kleeft. Ik trek mijn zwembroek en
slippers aan en ga met de hogedrukspuit de kluiten te lijf. Elize zit bij de
kapper om bijgekleurd te worden. De megagrote supermarkt zorgt weer voor een
volle koelkast.
We gaan naar San Pedro waar we
Vincent en Annelies gaan ontmoeten. We hebben via facebook contact gehad toen
Vincent vroeg wie er een gasaansluiting mee kon nemen uit Nederland. Kleine
moeite om dat voor een mede-overlander te doen en altijd leuk om landgenoten te
ontmoeten onderweg. Duitsers en Zwitser kom je overal tegen maar NL-ers zijn
wat dunner gezaaid. De weg van Calama naar San Pedro kent een hele lange
klim en dan weer een afdaling. Je komt
door de Valle de la Luna, een maanandschap in rood gesteente. We rijden aan het
eind van de middag en het licht is prachtig. Op het uitzichtspunt staan
tientallen busjes met honderden toeristen die allemaal genieten van hetzelfde.
Ons is de massaliteit te groot om ons er tussen te mengen. We rijden door. De twee
nederlanders staan op een camping in het dorp, die ook zwaar te lijden heeft
gehad van de recente overstromingen. Overal ligt modder en de enige plek om te
parkeren is aan de kant van het weggetje door het terrein, waar we ze
ontmoeten. De gasfitting past en zij nemen ons mee uit eten in het dorp. We
hebben prima gegeten, maar de muziek was zo oorverdovend hard dat je alleen
schreeuwend over tafel met elkaar kon communiceren. Terug op de camping is
beter en we kletsen de avond vol. Ze hebben een prachtige Hilux met opbouw
waarvan het dak elektrisch open gaat.
De volgende dag gaan wij naar Andes
Nomads, de camping waar we vorig jaar ook stonden en waar we een was kunnen
draaien. Later komen zij daar ook. Er staat ook een nederlands/belgisch koppel
met een nieuwe HZJ met opbouw en een jong duits stel. Het maakt de sfeer van de
overlander-camping compleet. We genieten er nog een extra dag van.
Terug naar Calama voor inkopen en
nog een nacht. Verder westwaarts is de kust. Vooral Elize kan niet wachten en
ik moet zeggen na zoveel gortdroge en best wel saaie woestijn heb ik er ook wel
zin in. Na een enorm lange afdaling van bijna 3000 meter naar zeeniveau is Tocopilla
de stad waar we aankomen en het heeft een trieste aanblik. Het beeld van
teloorgang overheerst. Veel slechte huizen en overal rotzooi. Er staat een
enorme electriciteitscentrale die met zijn pijpen en uitstraling van zware
industrie het beeld compleet maakt. Toch blijven we een nacht want het heeft
ook wel weer wat en niet alles is even lelijk. Curieus is de enorme nederlandse
vlag die aan een lichtmast van het voetbalstadion hangt. Ik vraag een ouder
stel en die hebben het over ‘de mini-mundial’ Een WK begrijp ik, maar waarom
dan onze vlag en zo groot? Het blijft gissen.
We willen niet een tweede nacht op
het parkeerterrein in de stad staan. Het was wel okee maar toch ook een beetje
gribus. Enkele tientallen kilometers naar het zuiden is een strand met ook veel
andere kampeerders. Die staan bijna allemaal bij elkaar en hebben soms hele
tentenkampen gebouwd. We gaan er voldoende ver van af staan zodat hun muziek
overstemd wordt door de branding van de zee. Als ik later een wandeling maak en
langs de tenten loop zie ik de ongelofelijke bende afval die er om heen ligt.
Overal vuurplekken met heel veel glas en blik. Wat maken ze er hier een zooi
van, onbegrijpelijk want er staan wel vuilcontainers.
We willen niet te vroeg in
Antofagasta aankomen en dus pakken we nog een wildcamp op het strand en deze is
compleet anders. Een heel lang stuk vlak strand met heel veel kampeerders, maar
zonder rotzooi. Het lijkt wel of hier een heel ander publiek komt. Er is nog
plek genoeg en we hebben geluk want we hebben rustige buren. De zee ziet er
aanlokkelijk uit maar is echt wel koud. Ondanks dat we hier in de tropen zitten
komt het zeewater met de Humboldt-stroming van Antarctica en dat zorgt er voor
dat zelfs op de Galapagos Eilanden, op de evenaar, pinguins te vinden zijn.
Dan komen we aan in Antofagasta,
waar Elize op het vliegtuig zal stappen. Gisteren hebben gehoord dat kleine
Puck is geboren. We gaan op zoek naar Wifi maar geen enkel benzinestation heeft
het en in het donker rijden we terug naar de plek die we al hadden uitgezocht.
We kijken nog even verder of het op het lage strand beter is maar na een stukje
stevig zand zit ik ineens weer vast. We staan eigenlijk prima en even nog
gedacht om pas de volgende morgen ons uit te graven, maar dat is eigenlijk wel
heel dom. Je weet nooit of je een plek snel wilt verlaten. Deze keer gelijk de
zandplaten tevoorschijn en direkt weer los. Dan toch maar naar de steile klif
met zand verderop. We zitten ten noorden van de stad vlak bij het vliegveld,
handig voor overmorgen.
Een groot hotel midden in de stad
heeft de broodnodige internetverbinding en bovendien een heel lekker lunchmenu.
Elize krijgt de eerste foto’s van de kleine. Puckje is iets te vroeg geboren
maar is toch helemaal af. Een mooi meiske.
We zijn al wakker voor de wekker van
5 uur af gaat en in het donker rijden we de 10 kilometer naar het vliegveld. De
binnenlandse maatschappij, een soort chileense easyjet heeft op internet een
hele slechte reputatie, maar de vlucht gaat op tijd en veel meer heb je niet nodig.
Het is even slikken als ik Elize door de gate zie verdwijnen. Ik ga nog 7 weken
alleen verder. Het zal even wennen zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten