vrijdag 1 maart 2019

41




 


Van Uyuni willen we de grensovergang naar Chili bij Ollagüe doen. De hoofdweg is langer dan een andere die meer binnendoor gaat. De weg heet F5 en is oranje gekleurd op Maps.Me wat meestal betekent dat hij geasfalteerd is. Dat bleek een misvatting. Gravel, en al snel moesten we lucht aflaten om het wasbord enigszins draaglijk te maken. Soms was het ook wél weer goed, dan weer diepe kuilen.

Om een idee te geven hoe leeg en verlaten het hier is, na 125 km komen we in een half-spookstadje Julaca. Er wonen nog wel mensen, er stopt nog een bus, maar de helft van de huizen zijn onbewoond en storten bijna in of lopen vol woestijnzand. Dat deed denken aan Kolmanskop in Namibië, dat ook wordt overgenomen door binnen dringende zandduinen. Het is al laat en de zon gaat onder wat een prachtig licht geeft op het tanende stadje en de omgeving. We willen buiten de stad kamperen er rijden nog wat verder, maar steeds moeten we even stoppen voor een foto, omdat de zonsondergang samen met de dreigende wolkenluchten ongekend mooi is. We rijden op en dijkje door een ondergelopen vlak land wat schitterende spiegelingen geeft. Als we uiteindelijk op hogere grond komen is het al donker en moeten we bijna op de tast een slaapplek vinden. We nemen genoegen met een stukje vlak zand pal naast de weg. Er komt nu toch bijna niemand meer langs hier. 

Volgens ons navigatiesysteem moesten we in het dorpje San Juan linksaf een nog kleinere weg op, waarvan werd aangegeven dat het de verbingdingsweg was die we moesten hebben. We komen op een vlakte van lichtgezouten zand. We volgen zoveel mogelijk de route van Maps.Me en de sporen van voorgangers. Dat blijkt lastiger dan gedacht. Als een spoor net een andere route neemt begint de navigatie natuurlijk te protesteren. En zo komen we en aantal keer op een punt waar ik echt niet meer geloof dat we op de goede route zitten. Omdat de weg naar de grens leidt moet er veel meer gereden zijn dan de enkele vage sporen die we nu zien. Ik wil een shortcut nemen naar een laatste mogelijkheid waar het goede spoor kan lopen. Dan voel ik de cruiser wegzakken. Oeps. In de 4x4 zetten en rustig achteruit er weer uit rijden, wat meestal voldoende is. Hier niet. Die banden lopen gelijk vol met de vette kleefklei van de nattige ondergrond. 

Een aantal keren voor en achteruit geprobeerd, maar zelfs het weggraven van de opgestuwde walletjes voor en achter de wielen helpt niet. De geulen zijn inmiddels zo’n 25 cm diep. Iedere keer denk je nog dat het nu wel zou lukken maar na een poging of 8 en snakkend naar lucht van het graven op deze hoogte, haal ik dan eindelijk de plastic rijplaten van het dak. Ze zitten goed vast met vier bouten en ook dat kost de nodige moeite. Maar als ze dan onder de achterwielen liggen, rij ik de auto met het grootste gemak uit de prut. Eerste keer dat ik ze gebruik en ze krijgen een dikke duim omhoog. Dat had ik natuurlijk eerder moeten bedenken.

De klei die aan de rijplaten zit maakt ze heel zwaar en de enige manier om ze er van te ontdoen is de ene plaat hard op de andere te gooien. We rijden nog wat andere afplitsingen van de sporen maar geen van hen leidt tot het goede pad. Uiteindelijk besluiten we om de 20 km terug te rijden naar San Juan en daar te vragen hoe het zit met de weg. Bij een kleine werkplaats mogen we de waterslang gebruiken om de platen schoon te spuiten en horen we dat we eerst nog 13 km door moeten rijden op de hoofdweg en pas dan de afslag. Dat klopt en we komen nu op een harde gravelweg die bovenlangs de vlakte gaat. We nemen hele slechte staat van de weg voor lief. Hier komen we in ieder geval niet vast te staan. De vlakte waar we op zaten kan alleen als het geheel droog is. 

Op een winderige top van een berg is de grensovergang. We lazen dat ze hier honden gebruiken om eten op te sporen, in Chili mag je geen verse waren invoeren. We waren de laatste die de overgang nemen en de mensen wilden duidelijk naar huis, de hond was daar al. Alle papierwerk was in no time klaar en we krijgen nog wel een inspectie van de auto door een vriendelijke beambte. Dan rollen we Chili in over goddelijk asfalt. Het verschil met Bolivia kon bijna niet groter zijn en is tekenend voor de achterstand die dit land heeft ten opzichte van bijvoorbeeld Chili. 

Na de grens drukken we nog even door want er moet een heel mooie plek aan een zoutmeer komen en dat blijkt te kloppen. Er staan wat ruïnes van huizen waar zich een frans stel schuil houdt tegen de wind. Het zijn fietsers die wachten tot de wind afneemt en ze hun tent kunnen opzetten. We vragen ze binnen zodat ze even kunnen ontspannen. Iedere keer als we met fietsers praten hebben we enorm respect voor ze. Echte bikkels zijn het. Onder deze omstandigheden, bergop met tegenwind en boven de 3000 meter, pffff.
De volgende morgen zien we ze liggen in hun mummieslaapzakken zonder tent. ‘It was a little bit cold’. Klopt, de rijp staat op de auto.
Verderop onderweg nog een apart fenomeen meegemaakt: een zoutstorm. Een harde wind die fijn zoutstof in een dikke wolk over de weg waait.

Calama is een woestijnstad die zijn bestaan dankt aan de kopermijn die verderop ligt. We waren hier en jaar geleden ook. Een prima stad om inkopen te doen en de auto even grondig af te spuiten in verband met het zout en modder dat er aan kleeft. Ik trek mijn zwembroek en slippers aan en ga met de hogedrukspuit de kluiten te lijf. Elize zit bij de kapper om bijgekleurd te worden. De megagrote supermarkt zorgt weer voor een volle koelkast. 

We gaan naar San Pedro waar we Vincent en Annelies gaan ontmoeten. We hebben via facebook contact gehad toen Vincent vroeg wie er een gasaansluiting mee kon nemen uit Nederland. Kleine moeite om dat voor een mede-overlander te doen en altijd leuk om landgenoten te ontmoeten onderweg. Duitsers en Zwitser kom je overal tegen maar NL-ers zijn wat dunner gezaaid. De weg van Calama naar San Pedro kent een hele lange klim  en dan weer een afdaling. Je komt door de Valle de la Luna, een maanandschap in rood gesteente. We rijden aan het eind van de middag en het licht is prachtig. Op het uitzichtspunt staan tientallen busjes met honderden toeristen die allemaal genieten van hetzelfde. Ons is de massaliteit te groot om ons er tussen te mengen. We rijden door. De twee nederlanders staan op een camping in het dorp, die ook zwaar te lijden heeft gehad van de recente overstromingen. Overal ligt modder en de enige plek om te parkeren is aan de kant van het weggetje door het terrein, waar we ze ontmoeten. De gasfitting past en zij nemen ons mee uit eten in het dorp. We hebben prima gegeten, maar de muziek was zo oorverdovend hard dat je alleen schreeuwend over tafel met elkaar kon communiceren. Terug op de camping is beter en we kletsen de avond vol. Ze hebben een prachtige Hilux met opbouw waarvan het dak elektrisch open gaat.
De volgende dag gaan wij naar Andes Nomads, de camping waar we vorig jaar ook stonden en waar we een was kunnen draaien. Later komen zij daar ook. Er staat ook een nederlands/belgisch koppel met een nieuwe HZJ met opbouw en een jong duits stel. Het maakt de sfeer van de overlander-camping compleet. We genieten er nog een extra dag van.
Terug naar Calama voor inkopen en nog een nacht. Verder westwaarts is de kust. Vooral Elize kan niet wachten en ik moet zeggen na zoveel gortdroge en best wel saaie woestijn heb ik er ook wel zin in. Na een enorm lange afdaling van bijna 3000 meter naar zeeniveau is Tocopilla de stad waar we aankomen en het heeft een trieste aanblik. Het beeld van teloorgang overheerst. Veel slechte huizen en overal rotzooi. Er staat een enorme electriciteitscentrale die met zijn pijpen en uitstraling van zware industrie het beeld compleet maakt. Toch blijven we een nacht want het heeft ook wel weer wat en niet alles is even lelijk. Curieus is de enorme nederlandse vlag die aan een lichtmast van het voetbalstadion hangt. Ik vraag een ouder stel en die hebben het over ‘de mini-mundial’ Een WK begrijp ik, maar waarom dan onze vlag en zo groot? Het blijft gissen.

We willen niet een tweede nacht op het parkeerterrein in de stad staan. Het was wel okee maar toch ook een beetje gribus. Enkele tientallen kilometers naar het zuiden is een strand met ook veel andere kampeerders. Die staan bijna allemaal bij elkaar en hebben soms hele tentenkampen gebouwd. We gaan er voldoende ver van af staan zodat hun muziek overstemd wordt door de branding van de zee. Als ik later een wandeling maak en langs de tenten loop zie ik de ongelofelijke bende afval die er om heen ligt. Overal vuurplekken met heel veel glas en blik. Wat maken ze er hier een zooi van, onbegrijpelijk want er staan wel vuilcontainers.
We willen niet te vroeg in Antofagasta aankomen en dus pakken we nog een wildcamp op het strand en deze is compleet anders. Een heel lang stuk vlak strand met heel veel kampeerders, maar zonder rotzooi. Het lijkt wel of hier een heel ander publiek komt. Er is nog plek genoeg en we hebben geluk want we hebben rustige buren. De zee ziet er aanlokkelijk uit maar is echt wel koud. Ondanks dat we hier in de tropen zitten komt het zeewater met de Humboldt-stroming van Antarctica en dat zorgt er voor dat zelfs op de Galapagos Eilanden, op de evenaar, pinguins te vinden zijn.
Dan komen we aan in Antofagasta, waar Elize op het vliegtuig zal stappen. Gisteren hebben gehoord dat kleine Puck is geboren. We gaan op zoek naar Wifi maar geen enkel benzinestation heeft het en in het donker rijden we terug naar de plek die we al hadden uitgezocht. We kijken nog even verder of het op het lage strand beter is maar na een stukje stevig zand zit ik ineens weer vast. We staan eigenlijk prima en even nog gedacht om pas de volgende morgen ons uit te graven, maar dat is eigenlijk wel heel dom. Je weet nooit of je een plek snel wilt verlaten. Deze keer gelijk de zandplaten tevoorschijn en direkt weer los. Dan toch maar naar de steile klif met zand verderop. We zitten ten noorden van de stad vlak bij het vliegveld, handig voor overmorgen. 

Een groot hotel midden in de stad heeft de broodnodige internetverbinding en bovendien een heel lekker lunchmenu. Elize krijgt de eerste foto’s van de kleine. Puckje is iets te vroeg geboren maar is toch helemaal af. Een mooi meiske.
We zijn al wakker voor de wekker van 5 uur af gaat en in het donker rijden we de 10 kilometer naar het vliegveld. De binnenlandse maatschappij, een soort chileense easyjet heeft op internet een hele slechte reputatie, maar de vlucht gaat op tijd en veel meer heb je niet nodig. Het is even slikken als ik Elize door de gate zie verdwijnen. Ik ga nog 7 weken alleen verder. Het zal even wennen zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten