dinsdag 5 november 2019

56

 




Ik doe rustig aan de volgende ochtend en ben om half 8 bij de Braziliaanse grenskantoren. Te vroeg, gaan pas om 8 uur open. Even een half uurtje branden in de zon die nu al meedogenloos is.
Bij de paspoortcontrole heeft de man heel veel tijd nodig. Hij tuurt maar op zijn scherm, klikt dingen aan. Er spookt door mijn hoofd dat hij alle snelheidsovertredingen aan het optellen is. Brazilië is vergeven van de flitspalen en dan zo, dat je op een weg van 80 km/u ineens maar 40 mag. Ze waarschuwen wel bijna altijd dat er een flitser komt, maar toch mis je er wel eens een. Ik heb wel altijd het vermoeden gehad dat 90 % van de palen het niet doet. 

 

Uiteindelijk hoor ik het bevrijdende geluid van de stempel in mijn paspoort en verdampen de spookjes in mijn hoofd. De TIP voor de auto wordt in een minuut afgestempeld en dan ben ik Brazilië uit. Ik ga over een grote brug die gelukkig net een jaar in gebruik is. Daarvoor moest je een ferry nemen en die maakte goed misbruik van de situatie. Tot zo’n 200 euro voor een overtochtje van niks. En dat terwijl de brug al jarenlang klaar was en dat is ook te zien. Niet bepaald nieuw. Lang burocratisch gesteggel over het een of ander.

Dan de andere kant, Frans Guyana, Frankrijk, Europa. Ik moet mijn paspoort laten zien en mijn verzekeringspapier. Ik trek mijn groene kaart en die is 'aangepast', want mijn nederlandse verzekering is niet meer geldig. Mijn auto is geschorst en niet APK-gekeurd. Ik had de verzekering in 2016 ook al opgezegd, je hebt er niets aan hier in Zuid-Amerika. Nou ja, behalve hier dus. Nou is het kromme dat je aan de grens een verzekering kan kopen, maar niet als Europeaan. En dan sta je daar, waarschijnlijk wordt je de toegang geweigerd. Ik wist dit allemaal al van te voren en heb een oude groene kaart gephotoshopt en de geldigheidsdatum veranderd. Meerdere overlanders hebben het zo gedaan. Even professioneel laten afdrukken en voila. De grensmeneer vond het overtuigend, pfff. Zat ‘m wel een beetje te knijpen. Wat als hij het wel gezien had.
Vanaf nu ga ik rijden als een bejaarde, ik moet geen ongelukken maken. Nooit niet, maar nu helemaal niet. Gelukkig is de weg goed en is er weinig verkeer, behalve dan toch die ene malloot die me wil inhalen, terwijl het echt niet kan. Achter een heuvel komt een tegenligger. Hij moet vol in de ankers en verontschuldigd zich ook later in het voorbijgaan.

 

Het verschil met Brazilië is groot. Daar reed ik vooral door bush en landbouwgrond, hier in Guyana is nog volop oerwoud, met hier en daar zelfs nog redelijk grote bomen. Maar er wordt ook gekapt.
Een zijweg brengt me naar een mooie plek voor de nacht. In een bocht is een ruime parkeerplaats met prachtig uitzicht over de jungle. Vooral de volgende ochtend als de mist langzaam uit het bos optrekt, geeft dat een sprookjesachtig beeld. 

 

Aan het eind van de weg is een dorpje met vooral een Laotiaanse Hmong-community. Zondagochtend is hier een grote markt met veel lekker Vietnamees eten. Hoe aantrekkelijk dat ook klinkt, ik ga er niet een dag op wachten. 

 

Langs de weg is een parkeerplaatsje voor het begin van een trail het bos in. Zo’n 6 kilometer heen en weer. Goed drinken voor je begint en een half litertje water mee is genoeg. Maar hier niet. Het pad gaat een beetje op en neer en in deze hitte zweet ik mijn shirt zo nat, dat je geen plekken meer ziet. Hij is helemaal door en door. Aan het einde is een klim naar een open plek van rotsen. Ze noemen dat, zelfs hier, een inselberg. Een vrijstaande kale berg in het oerwoud. 


De aangegeven route is een andere dan Maps.me aangeeft. Die ligt aan de andere kant van de top. Ik wil het liefst niet dezelfde weg terug en sta in dubio. Het zou niet de eerste keer zijn dat een Maps.me-pad helemaal niet bestaat en ik moet eerst van de berg naar beneden om te kijken of ik hem kan vinden. Ik vind het toch wel een mini-avontuurtje en ga naar beneden. De GPS-ontvangst is matig en het pijltje van mijn positie verandert af en toe zonder mijn toedoen. Uiteindelijk vind ik beneden in de begroeiing toch iets wat ooit een pad was en volg het. Het is duidelijk lang niet gebruikt en af en toe heel vaag. Maar samen met mijn ervaring en zwalkende pijltje loop ik de twee kilometer feilloos naar de aansluiting met het officieële pad. Wat het wel een beetje spannend maakt is dat mijn water al op is en mijn mond steeds droger wordt. En er moet niets gebeuren, want er zal hier niemand je komen helpen. Maar juist dat gevoel vind ik wel wat hebben. In je eentje in de jungle. De laatste kilometer op het bekende pad is echt al onprettig van de dorst.
Bij de auto aangekomen meng ik het koude water uit de koelkast met lauw, want dan kan ik meer drinken. Pas na een uur rust en bijna twee liter bijgetapt komt mijn lichaam weer in balans. 

 

In Cayenne is de eerste bestemming een Carrefour supermarkt. Echt frans stokbrood en Old Amsterdam, lekkerrr. Kaas wordt hier ingevlogen en daar betaal je voor. Ik hang nog wat op de parking en word een aantal keren aangesproken door vooral donkere guyanesen. Die zijn open en vriendelijk en enthousiast. De blanke fransen zijn veel geslotener, europeser. Het was me al opgevallen dat de donkere mensen je onderweg of op straat ook eerder groeten of duim opsteken.
Bij een oud fort is weer een mooie plek. Belangrijk is dat er een bries staat, anders is het slecht uit te houden in de auto. Het is hier echt drukkend vochtig-warm. 

 

Ik ben nog geen kilometer onderweg als ik wil optrekken. Ik hoor kloenk en ik ga niet vooruit. Uit de versnelling gesprongen, denk ik. Nog een keer erin, niets. Tweede versnelling, niet anders. Ik sta stil. Holy shit, dat is slecht. Van alles schiet door mijn hoofd en alles is bad news. Versnellingsbak kapot? Tussenbak? Differentieel? Ik zet hem in 4WD en kom vooruit. Okee, ik kan nog rijden. Maar er treedt ook een trilling op die erger wordt. Ik zet hem op een goede plek aan de kant. Wat te doen. Verder rijden betekent misschien nog meer schade. 

Ik app Peter van de Warf, mijn garageman in Kolham. Ik kan nu wel wat hulp gebruiken. Gelukkig reageert hij en helpt me uit te vinden wat er is. Achter is alles in orde, geen steekas gebroken, differentieel werkt. En dan zie ik het, de aandrijfas is aan de voorkant gebroken en steekt nog losjes in elkaar. Ik ga er gelijk van uit dat dat de trilling veroorzaakte. Die as moet er tussenuit. Achter is hij onlangs los geweest voor het vervangen van de seal. Maar aan de voorkant zijn ze al heel lang niet meer los geweest. Eerst die kant maar eens proberen. De poging met de dopsleutel mislukt, ook omdat die er net een tikkie scheef op staat. Wat erger is, is dat de moer na een aantal pogingen beschadigd is. Dan gaat je de moed wel een beetje in de schoenen zinken. Als me dit niet lukt moet ik een afsleepwagen regelen, op zondag. En waarheen dan, de Toyotagarage? Als ik die kan mijden, dan graag. Ik probeer een andere moer maar dan met een ringsleutel met daarop een grotere ringsleutel om kracht te zetten. En ik zet veel kracht, het zweet gutst van mijn lijf. Het is middag in de tropen. Als ik zoveel kracht zet dat ik zeker weet dat de ringsleutel zo breekt, lost de moer. Een sprankeltje hoop.
Door de auto te verschuiven komt de volgende moer in ideale positie, iets wat heel belangrijk is. Door een net andere positie is die eerste moer ook fout gegaan. De andere twee gaan met evenveel moeite uiteindelijk ook los. Maar dan nog die ene. 

 
Met een beitel zou hij volgens Peter moeten los komen, maar hij geeft geen krimp. Deels is hij al wel door midden. Alleen de dikke flens aan de bout is nog in tact en mijn beitel is inmiddels al helemaal stuk geslagen. Dan een ideetje. Met de boormachine boor ik de flens ook door midden. Dat lukt beter dan ik had durven hopen. Het goede boortje vreet langzaam maar zeker door het keiharde staal van de moer. En dan geeft hij zich gewonnen.
De vier bouten achter gaven zoals verwacht geen probleem en waren in mum van tijd los. Dan heb ik de aandrijfas los en kan ik weer rijden. In 4WD min de achterwielen. Een voorwielaangedreven LandCruiser dus. Uniek waarschijnlijk. En dat in het land dat voorwielaandrijving heeft uitgevonden met de Citroen traction-avant, die oldtimer met treeplanken. 

 

Ik rij naar de andere kant van Cayenne waar een leuk plein is. Er wordt gejeu-de-bouled. Ik mag er graag naar kijken, vooral hoe serieus men het neemt. En sommigen zijn echt goed. Mooi om te zien hoe een prachtig gepositioneerde bal meedogenloos wordt weggeketst door de tegenstander. En niet alleen de franse fransen spelen het, ook de donkere mensen doen het graag en goed. Later op de avond loopt de parking leeg en kan ik hier mooi slapen. Ik ben kapot.
Vandaag ga ik de familie ontmoeten die mij stalling aangeboden heeft voor de cruiser. Ik ga nog een keer naar een carrefour en koop ook een flesje wijn om niet met lege handen aan te komen.
Dan kachel ik langzaam naar Kourou, waar ik op een parking bij een hotel aan zee onder een boom ga staan. Goed plekkie voor een tukkie. Dan rij ik op de afgesproken tijd het zijweggetje in waar ze wonen. Sebastien komt me al tegemoet en ik wordt hartelijk ontvangen. Een gezellige avond met barbecue en biertjes en als laatste de fles lekkere wijn.
Sebastien en Isabelle wonen hier in een eenvoudig huis op een mooie plek aan het eind van een zijweggetje. Heerlijk rustig. Het allerbeste wat ze hebben is een zwembadje en daar ga ik wel 4 a 5 keer per dag in. Vooral als je fysiek een beetje inspant, zweet je je hier helemaal kapot en is even het water in goddelijk lekker.

 

In Kourou is de lanceerbasis van de ESA en dat is natuurlijk interessant. Bij de ingang van het terrein staat een full-size model van een Ariane 5 raket. 53 imposante meters hoog.
Er is een museum waar een paar leuke dingen te zien zijn zoals een onderdeel van een raketmotor. Wat een techniek zit daarin verwerkt, je gaat haast denken dat je naar een tijdmachine staat te lijken. Een tour naar de lanceerplatforms kan niet direct, daarvoor moet je je 2 dagen van tevoren aanmelden.

 

Ik heb inmiddels een tweede probleem met de cruiser. Het remlampje brandt af en toe en er komt een aanlopend geluid van het linker achterwiel. Als ik de volgende dag de remtrommel wil demonteren om te kijken wat er is, lukt het me niet om hem er af te krijgen. En als ik hem weer terug zet kan loopt het wiel heel zwaar. Een dag later doe ik een tweede poging en ik krijg hem iets verder, maar niet helemaal en teruggezet zit het wel helemaal vast. Ik ga een stukje rijden om te kijken of hij los komt. Ik rij met kromme tenen. Als hij helemaal gaat vastlopen kan ik geen kant meer op.
Gelukkig draait het wiel wel weer, zij het het met bijgeluiden. Ik zeg een afspraak af die ik met iemand in Cayenne had. Ik ga zo geen grote stukken rijden. Sowieso beter natuurlijk vanwege de verzekering.

Peter van de garage heeft een goede tip, want de derde keer krijg ik de trommel wel los en zie gelijk wat het euvel is. Een remhouder is losgeschoten en een remschoen zit helemaal scheef. Verklaart meteen alles wat er mis was en als ik hem weer vastzet is alles weer okee. Moet wel nieuwe remschoenen want ze zijn goed versleten. Die dag heb ik een zeer voldaan gevoel, vergelijkbaar met toen ik weer reed nadat ik de aandrijfas toch los had gekregen. 

 

Ik was het helemaal niet van plan, maar Sebastien verzekerde me dat ik welkom was om zo lang te blijven als ik wilde. En het ziet er naar uit dat ik hier tot dinsdag, de dag dat ik vlieg, blijf.
Sebastien is zeer hulpvaardig en heeft voor al mijn behoeften een oplossing. Zo gaat hij proberen via via mijn gasfles te vullen, gaan we achter vochtvreters aan, regelt hij transport naar het vliegveld en meer van die dingen. Meer dan je zou durven hopen. Echt tof.
De dagen vul ik met het voorbereiden van de cruiser op een lange stilstand en dan ook nog in dit zeer vochtige klimaat. Ik was al gewaarschuwd door iemand op Facebook dat het een slecht idee is om de auto in Frans Guyana te stallen. Hij zou van binnen helemaal wit uitslaan van de schimmel. Dat is wel een horrorvoorstelling en dat wil ik zeker proberen te voorkomen. Dat betekent dat uiteindelijk ik alle textiel uit de auto haal en in huis leg. Niet alleen kleren maar ook handdoeken, beddegoed, matras en bankkussens, stoelschapevel, alles. Grondige schoonmaak en waarschijnlijk heel belangrijk, een grote vochtvreter. Ik heb er een gekocht voor 20 m2 terwijl de camper 5 m2 is. Mooie compensatie voor de misschien wel 4 x zo hoge vochtigheidsgraad als in Frankrijk, waar het ding vandaan komt.

Ik bouw ook de standkachel uit. Die is overleden vlak na la Paz. Ik denk dat er vloeistof in is gekomen van een lekkend flesje en daardoor is er kortsluiting ontstaan. Wel net na de laatste dag dat hij nodig was, want daarna gingen we naar beneden, de warmte tegemoet. Ik neem hem ook mee in de bagage, misschien kan hij gerepareerd worden.
Het is klimaat is hier echt afmattend. Na een uurtje werken moet ik rusten. Het zweet gutst me van het lijf en het lekkerste is dan natuurlijk even afkoelen in het zwembadje. Hoewel je met water van 32 graden ook niet echt afkoelt, voelt het als een weldaad.

 

Ik maak ook nog een wandeling. In de buurt is de apenberg. De naam klopt niet heel erg want met nog geen 100 meter is het eerder een heuvel en ik heb geen aap gezien. Boven aangekomen voelt het overigens wel alsof ik een berg beklommen heb. Wat scheelt is dat ik deze keer wel genoeg water bij me heb. Op de top van de berg staat een carbet, een open hut waar je met hangmat of tentje kunt overnachten. Tussen de vele spinnen die er zijn. Er is uitzicht tot aan zee met in de verte de raketbasis. Na een uurtje zitten ga ik terug naar beneden. 



Na ruim een week brengt Sebastien me naar het Space Center, waar een busje me oppikt en naar het vliegveld brengt. Volgens mij is Eelde Airport groter dan dit internationale vliegveld. Met acht uur is dit mijn kortste vlucht van Zuid-Amerika naar Europa. Ik land in Parijs op Orly en moet dan met een bus naar Charles de Gaulle. Beetje onhandig dat Parijs twee vliegvelden heeft die zo ver uit elkaar liggen maar een vaste transfer bus maakt het een soepele overgang. Uurtje nog naar Schiphol en dan naar huis. Ook weer fijn na deze vier maanden. Een heerlijke afwisselende reis dwars over de noordelijke helft van Zuid-Amerika. Zoals het nu lijkt komt ik eind augustus 2020 terug voor misschien de laatste reis hier. Een idee heb ik al, op de kaart te zien in wit. We gaan het zien.

 




donderdag 24 oktober 2019

55

 




Ik kan twee routes nemen naar Belem en een daarvan gaat bijna langs Sao Luis, de grote stad van de staat Maranhao. Als ik die andere neem zal ik alleen maar tankstations hebben om te slapen en is er onderweg niets te zien.

Ik moet dan in Sao Luis een ferry nemen om aan de overkant verder te kunnen. Daar is dan nog het vergane-gloriestadje Alcantra. Ik kies voor de laatste optie en kom nadat ik de oude binnenstad heb verkend, op een slaapplaats op een boulevard. Staat bekend als zeer veilig en er staan 3 andere campers, alle Braziliaans. Het is zondagavond en heel druk. Pas om 10 uur ’s avonds nokt iedereen en kan ik op een betere plek gaan staan. Sao Luis heeft veel mooie oude gebouwen en er wordt veel gerestaureerd, maar er staat ook veel bijna op instorten.

Ik geniet nog van een heerlijke ochtend op de boulevard en ga dan richting de ferry die om half één vertrekt. In de haven ga ik in de wachtrij staan, als ik hoor dat de boot niet naar Alcantra, maar naar Jucupé gaat. Dan komt er nog ruim 100 km bij. En langzaam wordt duidelijk dat de boot later gaat vertrekken. Er zijn problemen met de ferry en het is onduidelijk wanneer hij komt. Nou is wachten sowieso al niet mijn sterkste kant, maar ik sta met de cruiser pal in de tropenzon. Het duurt niet lang of ik besluit te gaan rijden. Dat betekent wel 200 kilometer extra, maar qua tijd maakt het niet veel uit.
Onderweg wordt weer duidelijk dat Maranhao een van de armste staten van Brazilië is. De weg is af en toe vreselijk slecht, met enorme potholes. Sommige wel 40 cm diep. Als je daar vol in rijdt, gaat er zeker iets kapot. Zo slecht was het alleen in Paraguay, richting Bolivia. Net als de andere weggebruikers slinger ik me er doorheen. Het kost alleen zoveel tijd, steeds weer optrekken.

Een aangegeven plek is een restaurant waarvan de eigenaar het goed vindt als je er kampeert. Dat klopt en ik ga er ook wat eten. Helaas niet erg goed. De nacht wordt ik geplaagd door muggen. Die was ik niet meer gewend en heb begin van de avond de deur te lang open gehad.
Twee elektronische apparaten lijken last te hebben van de steeds hogere luchtvochtigheid met het naderen van de evenaar. De GPS-module wil pas na een hele dag zoeken satellieten vinden en mijn macbook heeft last van een springende cursor. Vervelend want je kunt bijna niks meer doen dan. Gelukkig doet hij af en toe normaal.

Ik vertrek vroeg, want ik wil kilometers maken vandaag. Veel anders is er niet te doen en de enige slaapplekken op iOv zijn tankstations. Het begin is weer met veel potholes en schiet dus niet op. En dan halverwege is het ineens beter. Ik check op mijn navigatie en wat ik al hoopte klopt. Ik ben in een nieuwe staat en die lijkt zijn wegbeheer veel beter op orde te hebben. Ik ben nu in Pará, bekend van de Paranoten. Die hele grote in een zakje gemixt. Direkt staan er ook stalletjes die ze verkopen. Mijn gemiddelde snelheid verdubbelt en ik maak meer dan 500 kilometer. Wel weer de laatste 10 kilometer in het donker, maar ik wilde een groot tankstation halen om te kamperen. Enorm groot station met een hal die wel wat op die van een klein vliegveld lijkt.
Omdat de trucks af- en aanrijden, slaap ik met oordoppen.

Ik hoef dan nog maar 40 kilometer naar Belem en rij rechtstreeks naar de eerste keuze voor een boot naar Macapa. Dit stuk van zo’n 500 kilometer is niet te rijden, hier steek je de Amazone over. Weliswaar is het niet allemaal water en vaar je om het grootste riviereiland ter wereld heen, groter dan Nederland. Maar feitelijk ligt Macapa aan de overkant en de afstand is gelijk als die tussen Londen en Parijs. Alle afstanden zijn enorm in Brazilië. In Natal ben je dichter bij Afrika dan het zuiden van Brazilië.
Als ik het terrein oprij van Porto Leao, vraag ik gelijk of ik met de wekelijkse boot op vrijdag, overmorgen, mee kan. Dan wordt gelijk duidelijk dat er deze week helemaal geen boot gaat. Deze week is het grootste katholieke festival van Brazilië. Heb ik weer. Wat nu, de eerstvolgende boot gaat pas volgende week vrijdag, over 9 dagen. Dan belt hij voor me naar een andere rederij en ik rij daar gelijk heen. Die varen op maandag, maar kost wel de helft meer. Daar hoef ik niet lang over na te denken, maandag wordt het. Dan hoef ik ‘maar’ 5 dagen te overbruggen. Er zullen meer dan een miljoen mensen in de grote optocht mee lopen. Ik moet nog even bedenken wat ik ga doen, hoewel er heel weinig opties zijn buiten de stad.


De rederijen boden mij beide aan dat ik er kon kamperen, maar buiten hun poorten is niets en bovendien onveilig. Voor de eerste nacht heb ik een plek aan een boulevard. Een boulevard aan de Amazone, want laat ik daar toch even bij stilstaan, ik sta aan de rivier der rivieren. De overkant is hier 3 kilometer verderop, maar dit is slechts een zij-arm in de delta. Een andere bedding is meer dan 20 kilometer breed.
Het duurt tot na middernacht dat er beetje rust over de boulevard daalt. Het meest verstorend waren wel de modelauto’s met benzinemotor waarmee geracet werd. Het geluid van een opgevoerde brommer zonder uitlaat, maar dan hoger en snerpender in toon. Die dingen gingen ook over de 100 km/u. Ze zijn wel twee uur bezig geweest.
Ik sta bij een politiepost en dat is qua veiligheid beter. Ook Belem heeft geen goede reputatie.
Af en toe heb ik aanspraak soms met iemand die engels spreekt.
Een jongeman die zijn goede engels heeft geleerd via het gamen en amerikaanse popmuziek. En ook nog een man die me later meeneemt naar zijn binnenkort te openen guesthouse, waar ik even kan douchen. De tweede nacht op de boulevard is al net zo lawaaierig als de eerste. Geen race-autootjes, maar bijvoorbeeld om 4 uur ’s nachts parkeert er een auto naast me -er zijn verder 200 lege plaatsen- met drie mannen die even hun (zoveelste) biertje drinken met de achterklep open. De hele achterbak is gevuld met speakers en die doen het allemaal. Ze kijken verbaasd als ik uitstap, voor weer instap en wegrij om verderop te gaan staan.

Beide dagen ga ik naar As Docas, een gerenoveerd havengebied met trendy barretjes, zoals je tegenwoordig in bijna elke havenstad wel ziet. Ik kan daar goed parkeren en dan de wijk in lopen om wat te eten. Een maaltijd met een gebakken visje, waarvan ik echt heb gesmuld. Verse vis en eindelijk eens niet te lang gebakken. Ik zit hier veel liever tussen de gewone mensen en de gezellige drukte, dan in de bijna tot het vriespunt ge-airconditionde ruimte met heel veel lege tafels en hier en daar een zakenman op zijn mobiel. Ik zwicht wel voor een ijsje van een sorveteria waar ze in een rij staan. Je hebt hier zoveel smaken van vruchten die wij niet kennen.

Op vrijdag besluit ik in de middag naar ‘mijn’ haven te gaan, Porto Lider. Ze kennen me nog en ik rij het terrein op. Door het grote hek en portier is dit ook een veilig gebied, er buiten niet. Dat is ook wel te zien. Heel groezelig allemaal. Hutjes op palen en veel vuilnis op straat. Er was me verteld dat zaterdag en zondag er geen doorkomen aan is in de stad. Ik neem geen enkel risico. Bovendien zal de vraag naar een plek op de ferry groter zijn na een uitgevallen week. Ik kan gelijk betalen voor de overtocht op maandag en dat doe ik graag, want dan is mijn plek verzekerd. Ik wil naar Macapa. Ik móet naar Macapa.

Dacht ik nog dat het hier rustiger zou zijn, how wrong can you be. Ik begrijp nu pas dat de ferry niet vaart, omdat hij wordt gebruikt voor een varende dienst op de rivier. Hij wordt opgetuigd als een kerstboom en er staat een enorme geluidsinstallatie te blazen op volumestandje ‘permanente gehoorsbeschadiging’. Ik sta er ruim honderd meter vandaan en nog hoor ik het lawaai door mijn earphones met eigen muziek heen. Toch val ik ergens in slaap, want als ik wakker wordt zo rond 4 uur zie ik dat ik ben ingesloten door een zee van auto’s. De passagiers voor de maria-vererende tocht zijn gearriveerd.

Ik moet 3 dagen slijten hier en dat gaat redelijk, hoewel het alleen zijn het niet makkelijker maakt. Er is hier geen wifi en daarvoor ga ik naar de eerste haven, Porto Leao, waar ze wel hebben. Ik wilde de tweeëneenhalve kilometer lopen, maar het is onaangenaam. Nauwelijks trottoir, veel verkeer en je loopt langs een kanaal, wat verworden is tot een open riool. Ik voel me niet onveilig zo overdag, maar ik hou toch liever een brommertaxi aan en klim achterop. De passagiershelm mag ie houden, who knows hoeveel biodiversiteit daar in schuilt.
Ik druk hem 2 Real in de hand en loop weg. Hij zegt nog even dat het vijf is, maar protesteert verder niet als ik weg loop. De terugbrommer zeurt ook niet bij hetzelfde bedrag.
De tweede nacht is iets beter. Dezelfde partyboot ligt er nog en er is nu live muziek. Van de meest trieste soort. Een keyboardje met ingeprogrameerde muziek, het live gepeelde deel door iemand die iedere vorm van talent hiervoor mist en een zanger die een half octaaf bereik heeft, maar zich daar niet door laat hinderen. Ondertussen probeert hij het publiek op te zwepen, als ware het Ahoy. Er zitten vijf mensen….

Na nog drie dagen op het haventerrein te hebben verbleven, is het dan eindelijk de dag van vertrek. Ik was afgelopen dagen al een paar keer op de boot wezen kijken en had al gezien welke plek ideaal zou zijn. Op het voordek passen zo’n 15 auto’s en verder naar achteren is het meest geschikt, omdat het dek naar voren toe flink omhoog loopt. Als dan de neus ook nog naar achteren gericht staat zou mijn bed mooi horizontaal zijn. Vooropgesteld dat ik in de auto mag slapen. Ik word als eerste opgeroepen de auto aan te leveren, waarschijnlijk omdat de cruiser het grootst is. Het oprijden op de boot mag ik niet zelf doen, dat doet de kapitein. En hij zet hem precies zo neer als ik hoopte.

Ondertussen worden er vrachtwagenladingen met fruit in het schip geladen. En alles gaat met de hand, doosje voor doosje, zak voor zak. Het geurt wel heerlijk benedendeks.
We varen eerst nog naar de passagiersterminal, waar naar schatting nog z’n 500 mensen aan boord komen. Een ‘plek’ voor een passagier bestaat uit twee tegenover elkaar geplaatste haken waartussen je je hangmat hangt. Het gaat vol worden en als ik zie dat de haken voor de hangmatten net 60 cm uit elkaar hangen, dan zal er niet veel persoonlijke ruimte zijn. En het wordt vol, bijna alle haken zijn bezet. Dat betekent dat het bijna onmogelijk is je buurman niet te raken. Laat staan als er iemand vanuit het midden naar de kant moet of terug. Die moet mensen opzij duwen.

Ik nestel me in mijn eigen hangmat en lees een beetje. De mensen om mij heen zijn allemaal heel vriendelijk. Van het stel naast mij krijg ik gelijk een blikje bier. De kapitein roept af en toe iets om en 1 ding begrijp ik: dat het passagiers niet is toegestaan op het autodek te komen. Hmm. Later vraag ik het na aan een duitssprekende Braziliaan en die beaamt het, zij het dat je wel iets uit je auto mag halen. Dan durf ik het aan om naar de cruiser te gaan. Bootspersoneel ziet me, maar niemand slaat acht op mij. Ik blijf een tijdje in de auto, eet wat, maak koffie. Dat ziet er wel gunstig uit voor de nacht. Ga weer naar boven en in mijn hangmat liggen. Ik wil toch ook proeven hoe het is om hier tussen al die mensen te verblijven. Ik kan het mooi een beetje afwisselen.

In de avond is er ineens een hoop reuring. Een paar kleinere typische Amazoneboten zijn langszij komen varen en zijn manden met açaibessen aan het overladen. Al varende gaan de manden van hand tot hand tot ze in het midden tussen de auto’s worden opgestapeld. En het gaat maar door, minstens twee uur lang, duizenden manden. Als ze denken dat mijn fotowand een mooie vlakke wand is om de manden tegen aan op te stapelen, grijp ik in. Met een deels gespeelde verontwaardiging trek ik de manden naar voren, los van de wand. Ik heb geen zin dat straks de wand beschadigd is door een dag lang schuren door het trillen van de scheepsmotor, of een aggressief sap dat in de fotofolie trekt. Tot mijn verbazing wordt er instemmend geknikt rondom mij.

Ik heb het even geprobeerd in de hangmat te slapen en het ligt prima, maar te veel beweging om mij heen Buurman draait zit om en raakt me aan, wakker. En dan lig ik nog tegen een wand aan, dus maar 1 buurman.
Ik kan de ramen wijd open doen en zo met het dak dicht ook goede ventilatie. Dak zou open gekund hebben, maar dat is misschien de goden verzoeken.
Het laden van açai heeft tijd gekost want we voeren wel door, maar langzaam. En ik sta nu volledig ingebouwd, dus vrees ik dat het uren gaat duren voor ik van boot af kan. 
 
De vaart is heel afwisselend. Af en toe nemen we een smalle waterweg die twee grotere met elkaar verbindt. Soms is de bedding 3 kilometer breed en op het laatst meer dan 20 kilometer. Het lijkt of je de open zee op vaart. Die laat zich trouwens hier, honderden kilometers landinwaarts ook nog gelden. Je hebt eb en vloed in de rivier. In Belem was dat wel 3 meter. Als het op zee vloed is kan de rivier zijn water ook niet goed meer kwijt en gaat het opstuwen.
Dan als het net donker gaat worden komen we aan in Santana, de haven van Macapa. Tot mijn genoegen meert de boot andersom aan en hoeven de manden met vruchten niet eerst gelost te worden.

Er is weer iemand die de auto van de boot rijdt, maar dat is een rauwdouwer. Hij blaft een beetje in het rond en beschadigt iemands auto. Stuk bumper er af bij het afrijden van de loopplanken. Ik zat al in de cruiser en blijf daar. Deze idioot gaat mijn auto niet van boord rijden, dat doe ik zelf. Met wat lastig gemanoevreer en overal om je heen roepende en gebarende mannen, lukt het ook prima. 

Wel weer 20 kilometer in het donker rijden maar ik wil naar een camping die ik had gemarkeerd. Daar wordt ik eerst wat argwanig ontvangen, maar uiteindelijk was ik welkom. Goeie plek om even bij te komen en wat schoonmaakwerk en de was te doen. Ik kan wel merken dat Macapa warmer is dan Belem. Inmiddels heb ik ook buikloop gekregen en dat zorgt, samen met de warmte, voor een lamlendig gevoel. Klam en moe. Na nog wat internetten ga ik de stad in en ga in daar de evenaar over. Op een rotonde staat een monument, maar veel leuker is een voetbalstadion dat zo gebouwd is dat de middenlijn van het voetbalveld ook precies op de evenaar ligt. Noordelijk halfrond tegen zuidelijk: 0-0. Ik doe nog wat inkopen en dan begin ik met de laatste fase van deze reis. Nog 600 kilometer naar de grens met Frans Guyana. Over twee weken vlieg ik terug. Ik hoop dat het adres wat ik nu heb om de auto te stallen, een goede is. De mensen lijken heel aardig. Het is wel wat verder van het vliegveld, zo’n 60 km. Ze wonen in Kourou, waar ook de lanceerbasis van de ESA is. Het zou me niet verbazen als hij daar ook werkt, en/of zijn vouw.

De rit naar de grens is op een goede weg, op ruim 100 kilometer na, wat nog niet geasfalteerd is. Vreselijk diepe kuilen dus dat stuk nam veel tijd. Aan het eind van de eerste dag, halverwege duik ik een zijweggetje in en slaap aan de rand van de jungle. Maak nog even een mooi vogelconcertje mee en ’s ochtends wordt ik gewekt door toekans.
Mijn laatste dag in Brazilië slaap ik bij een tankstation in het grensplaatsje Oiapoque. Zelden zo’n rustige nacht gehad bij een tankstation en dan ook nog bij een grens. Dat betekent dat er bijna geen economisch verkeer is tussen beide landen. Nou ja, er staan nog 2 vrachtwagens, maar wellicht hebben die alleen iets gebracht naar Oiapoque en keren morgen weer terug.

woensdag 16 oktober 2019

54

 




Het gaat verder naar het westen aan de noordkust van Brazilië en ik kom bij een wind- en kitesurfplek in de buurt van Paracuru. Er is een restaurant waar het druk is met een internationale garde, want deze plek trekt mensen van over de hele wereld. De wind is hier maandenlang heel stevig en constant.

Ik kijk graag naar deze sport, het liefst zou ik zelf doen. Ik informeer wat lessen kosten en kom tot de conclusie dat ik 200 euro per dag teveel vind. Bovendien, als ik het na een paar dagen een beetje kan en echt leuk ga vinden moet ik toch verder.

Wat ik niet teveel vind is de 4,50 euro die ik moet betalen voor een kilo verse kreeft. Een visser was met een grote zak levende kreeften naar de kiteplek gekomen. Ik wilde er eerst 1 kopen, maar dat ging niet. De zes die er in een kilo gingen, heb ik ’s middags toch allemaal opgegeten. Zo lekker. Ik had zelf nog nooit kreeft klaargemaakt, maar met knoflook erop in de pan kun je haast niet mis gaan.


Ik praat nog wat met twee nederlandse vrouwen die met familie hier 3 maanden per jaar neerstrijken en elke dag kiten.
Ik zet de cruiser in de buurt van het restaurant dat na zonsondergang bijna totaal verlaten is. Twijfel of ik nog een dag zou blijven, maar pak toch de biezen.
Next stop Flexeiras. Weer zo’n gezellig dorpje half op het strand. Overal restaurantjes. Ik ga bij een zitten waar live muziek is. Samba. Goeiemuziekanten en regelmatig staan mensen van hun tafel op om even een dansje te doen. Wat een heerlijke sfeer. Jammer dat ik nog steeds niet veel van het Portugees bak, want je hebt hier zo contact met de mensen, maar zij op hun beurt spreken zelden engels. Op mijn kampeerplek wordt ik aangesproken door een Zwitser en zijn Amerikaanse vriendin. We zijn wederzijds de eerste overlanders die we ontmoeten. Hij is een typische surfdude, bruine kop, zongebleekt blond haar. Hij geeft me de tip om naar mijn volgende bestemming een groot deel over het strand te rijden. Eerst moet ik een rivier oversteken en daarvoor is een minipontje waar de cruiser net op past. Dan lekker scheuren over het zand. Een beetje snelheid houden is soms nodig om niet vast te lopen. Ik geniet van de rit.


Elke dag ga ik een stukje verder langs de kust, want ik wil zoveel mogelijk van de mooie plekken zien, maar moet toch ook een beetje kilometers maken. Ik ga naar Jijoca de Jericoacoara. Het was even oefenen voordat ik dat in een keer kon uitspreken. Het leukste aan Jeri was eigenlijk de rit erheen. 15 kilometer op een zandpad door een duinlandschap van wit zand en halverwege groenblauwe lagunes.


Zo stel ik me Lencois Maranhenses voor, dat later komt, een paar honderd kilometer verderop. Ook hier wordt weer gekitesurft en de vele tourtjes met buggie of jeep stoppen hier, zodat de jeugd zichzelf 126 keer kan vastleggen.
Er is een gedeelte naast het pad wat onder water staat, zoet water. Ideaal voor het wassen van de onderkant van de auto waar nog zoutig zand van de strandrit op zit. Een paar keer er stevig doorheen rijden moet afdoende zijn. Zoveel lol kun je in een autowasstraat niet hebben.

In de verte lopen 3 ezels een duin op. Het doet me denken aan de oryx antilopes die je in de Namib-woestijn ziet lopen. En ook nu vraag ik me af, wat eten die beesten hier.

Jeri viel me tegen. Allemaal restaurants naast elkaar met zo te zien wat rijkere clientele. Het ontbrak voor mij aan sfeer.
Ik rij hetzelfde pad terug naar een camping. Een aantal bekenden zijn hier al geweest en waren positief. En terecht. Heerlijke plek onder cashew en mangobomen en een eigen strand aan een zoetwaterlagune. De waterhangmatten zijn super. Er staat op de camping ook een braziliaan met een VW-busje of Kombi zoals ze hier heten. Hij nodigt me gelijk uit met hem mee te eten. Gelukkig kan hij wat engels. Hij heeft er een jaar over gedaan om van Sao Paulo langs de kust rijdend hier aan te komen. Wil nog jaren onderweg zijn.

Om de cruiser hangt de geur van differencieelolie en dat duidt op lekkage. En inderdaad hangen er druppels aan de diff. Waarschijnlijk een lekke dichtingsring. Hij lekt rijdens het rijden best erg, in stilstand valt het mee. Ik heb al een fles olie gekocht om bij te vullen, maar moet natuurlijk de seal vervangen.
Ik blijf nog een dag en ga dan richting Lencois Maranhenses. Een enorm duinengebied met honderden groenblauwe lagunes. Althans in de goede tijd. Ik zit daar twee maanden na en het zal dus niet meer optimaal zijn. In iOverlander staat een plek voor het gebied dat hetzelfde in het klein moet zijn en is dan ook Little Lencois genoemd.


De weg naar little Lencois was af en toe bezaaid met potholes, diepe gaten. Soms zoveel bij elkaar dat je er alleen kruipend doorheen kan. En zie ze niet over het hoofd, want door de harde randen van het resterende asfalt is de klap vreselijk. Je tempo gaat dan enorm omlaag en 100 kilometer kan dan maar zo 3 a 4 uur rijden zijn. Het werd dus al laat toen ik in Tutoia aankwam. Ik moest even zoeken welke straat op het strand uit kwam en raakte zo een beetje in een ongure buurt. De bestrating hield op en ik had gelijk zacht zand voor me. Met een beetje gas kwam ik gelukkig niet vast. Hier liever niet, ook omdat het al tegen zonsondergang liep. Het strand was een stuk steviger en kon daar lekker vaart maken. Het tij was ook gunstig en mijn eerdere plan, ‘dan maar ergens op het strand staan’, schroefde ik weer terug naar, ‘misschien haal je het wel’.


Na een kilometer of 15 moest ik volgens de vage beschrijving een pad nemen. Er waren meerder paden en ik nam een verkeerde. Eentje die beter leek had enorm zacht zand en ik kwam voor de eerste keer vast. Uit een soort luiïgheid laat ik pas lucht uit de banden als het echt moet. Dus na wat pogingen met de schep eerst maar eens anderhalf bar eruit. Maar ik stond al te diep. Dan komt er een brommertje met een knul er op. Hij zet z’n brommer neer en komt me helpen. Als ik mijn schep pak haalt hij er ook een van z’n brommer. Da’s toevallig. Als de uitscheppoging ook faalt, schaal ik op naar de rijplaten. Altijd even een gedoe om ze van het dak te halen. Maar het heeft tot nu toe altijd zin gehad. En ook nu weer gelijk bij de eerst poging zoeft de cruiser vooruit. Ik haal de platen op en bedank de jongen hartelijk. Als ik hem zie wegrijden in de richting waar hij vandaan kwam realiseer ik me dat hij echt is gekomen om mij te helpen, met schep dus. Weer zo’n voorbeeld hoe superaardig deze mensen toch zijn. Dit wetende had ik hem wel wat geld willen geven voor zijn hulp.

Verderop rij ik weer vast, het wordt al donker en ik kan het zand niet meer inschatten. Ik zie de kuilen ook niet meer en daar wil ik ook niet meer zo inknallen. Met de rijplaten ben ik er zo weer uit. Ik zet de auto langs het pad en call it a day. Op ruim 1 kilometer van de bestemming.
Ik spoel me af met een heerlijke warme douche. Van het scheppen ga je zweten en ik zit onder het plakkende zand. Net als de cruiser, buiten en binnen. Pas als ik op bed ga liggen merk hoe scheef ik sta en moet omgekeerd liggen.

De volgende ochtend zie ik hoe beroerd ik de auto heb neergezet en kan gelijk beginnen met graven. Ook omdat de stevige wind ieder object begraaft met zand, ook de wielen. Aanvankelijk gaat het rijden door het mulle zand goed, tot er een gedeelte met grote kuilen komt en voor ik het door heb zit ik in een pan.


Ik kan 2 meter achteruit en hoop dan de kont omhoog te kunnen zetten, om daarna vooruit iets meer vaart te maken. Maar het zand is extreem zacht en ik kom niets omhoog. Dit is potentieel een heel slechte situatie. Ik twijfel of ik hier in m’n eentje wel uit kan komen. Dan staat er ineens iemand naast me die me lachend de hand schud. We verstaan elkaar niet maar ik begrijp dat hij een wandeling aan het maken was. Of ik niet wist dat verderop een heel makkelijk pad is. Eh…nee. Enigszins wanhopig pak ik de rijplaten weer en leg ze voor de achterbanden. Eén meter vooruit en weer vast. Okee. Zandplaten zijn verdwenen, die moet ik opgraven. Leg ze weer voor de wielen en nog een meter. En nog vier keer en ik ben weer boven. Ik zie de originele track ook weer en die haal ik. Ik neem dankend afscheid en rij de laatste paar honderd meter, flink het gas er op houdend.
Toch zie ik geen mogelijkheid echt bij de meren te komen. Of de duinen zijn te steil of gaan geleidelijk omhoog, maar hebben een bijna loodrechte achterkant. Ook lopend is dit zand helemaal niet in te schatten. Je loopt op een oppervlak met van die kenmerkende ribbels, stevig zand en ineens zak je tot je enkels er in weg, zonder dat je daar ook maar iets van kon zien. Ik loop de laatste honderd meter en geniet van het uitzicht. Zo ver als je kunt kijken duinen en het is dus net een woestijn. Alleen die meren tussen de duinen maken het weer helemaal wat anders. Ik schiet wat foto’s, ook uit de lucht en ga dan weer terug. Ik kies nu het makkelijke pad terug en inderdaad rij ik nu op gras en kom niet meer vast. Weer een mooie 4x4-ervaring.


Ik had al een garage aangevinkt en onderweg ga ik even banden weer oppompen bij een bandenmaker. Een hele groep mannen is geïnteresseerd in de cruiser en willen de motor zien. Ze vinden het allemaal prachtig. De 6-cylinder diesel kennen ze niet, hun Bandeirante, gebaseerd op het 40-type LandCruiser heeft een 4-cylinder benzinemotor. Ik laat even vallen dat ik een olielekkage heb. Eén van de mannen blijkt honderd meter verderop een garage te hebben en wil me helpen. Hij komt overtuigend over. Als de boel los is gaat hij naar een winkel en is in een kwartier terug met een nieuwe seal. Die past en de boel zit weer dicht. Ik vraag wat ik hem betalen moet. Hij wil 10 euro, want de seal koste wel 3 euro. Ik geef hem een briefje van 50 reais, 11 euro en zeg dat het goed is. Hij kijkt me ongelovig aan. Dan loopt hij naar achteren en komt terug met de vetspuit om alle punten nog even te smeren. Ik bedank hem en rij de stad uit richting Barreirinhas.

Ik vind dat ik het wel verdiend heb om op een camping te gaan staan en vind een poussada die die mogelijkheid biedt. Ik wordt vriendelijk onthaald door de eigenaar en kan op de parking staan. Het is een dure plek maar wel met zwembad en een enorm ontbijt. Alleen heb ik een hele slechte nacht want om 2 uur gaat er vlak onder mijn open raam een haan kraaien. En om drie uur weer. En zo de hele verder nacht. Kon hem wel z’n nek omdraaien. Ik boek een tourtje naar de duinen, want mag met eigen auto niet het park in. Als iedereen opgepikt is en we met 9 man in de safari pick-up zitten begint de rit. Het is een uur lang ploeteren door heel zacht zand. Het is een pad door dichte begroeiïng en ik neem mijn petje af voor de chauffeur en de oude hilux. Natuurlijk kent hij iedere kuil en bocht op dit pad, maar hij weet precies de auto aan het rollen te houden. Dan stopt het pad middden in het bos, waar nog zo’n twintig hiluxen staan, bij een hele hoge steile duin. Hier moet iedereen zelf naar boven, ik denk een meter of 80. Het laatste stuk is nog steiler maar er hangt een lang touw en dat helpt om jezelf door het mulle zand omhoog te werken.


Dan, op de top het uitzicht waarvoor je gekomen bent. Zo ver als je kunt kijken witte duinen met ertussen de lagunes met glashelder water. We krijgen ruim een uur om rond te lopen en te zwemmen in het heerlijke water.


Ik ga iets eerder dan de rest terug, want in de auto ligt de drone en ik wil voor zonsondergang wat luchtfoto’s schieten. Pas dan zie ik dat er honderden meertjes zijn, vanaf de grond zie er maar een paar. Het is echt een wereldwonder.



In het donker rijden we terug en ik had al besloten gelijk te nokken van de camping. Ik betaal de vorige nacht en zeg dat ik wegga. De receptionist sputtert nog wat over parkeergeld voor de dag, maar ik schud gewoon nee. Ze moeten het maar zien als goedmakertje voor de slechte nacht. Leuk hoor, kippen houden, maar de goede nachtrust van je gasten moet voorrang hebben. Ik rij 1 kilometer naar een restaurant aan de rivier, waar ik even was wezen kijken en vragen of ik daar kon staan voor de nacht. Na een heerlijke pizza een broodnodige stille nacht.
Als ik een uur naar het westen rij is er weer de mogelijkheid om het park in te gaan en ik sla af naar Santo Amoro om daar nog een keer een tourtje te boeken. Het water is hier al verder gezakt en de meeste lagoons staan al droog. Gelukkig zijn er nog en paar met posterblauw water. De rit erheen is veel makkelijker en korter en dat is ook niet erg. Scheelt ruim een uur hobbelen.