donderdag 24 oktober 2019

55

 




Ik kan twee routes nemen naar Belem en een daarvan gaat bijna langs Sao Luis, de grote stad van de staat Maranhao. Als ik die andere neem zal ik alleen maar tankstations hebben om te slapen en is er onderweg niets te zien.

Ik moet dan in Sao Luis een ferry nemen om aan de overkant verder te kunnen. Daar is dan nog het vergane-gloriestadje Alcantra. Ik kies voor de laatste optie en kom nadat ik de oude binnenstad heb verkend, op een slaapplaats op een boulevard. Staat bekend als zeer veilig en er staan 3 andere campers, alle Braziliaans. Het is zondagavond en heel druk. Pas om 10 uur ’s avonds nokt iedereen en kan ik op een betere plek gaan staan. Sao Luis heeft veel mooie oude gebouwen en er wordt veel gerestaureerd, maar er staat ook veel bijna op instorten.

Ik geniet nog van een heerlijke ochtend op de boulevard en ga dan richting de ferry die om half één vertrekt. In de haven ga ik in de wachtrij staan, als ik hoor dat de boot niet naar Alcantra, maar naar Jucupé gaat. Dan komt er nog ruim 100 km bij. En langzaam wordt duidelijk dat de boot later gaat vertrekken. Er zijn problemen met de ferry en het is onduidelijk wanneer hij komt. Nou is wachten sowieso al niet mijn sterkste kant, maar ik sta met de cruiser pal in de tropenzon. Het duurt niet lang of ik besluit te gaan rijden. Dat betekent wel 200 kilometer extra, maar qua tijd maakt het niet veel uit.
Onderweg wordt weer duidelijk dat Maranhao een van de armste staten van Brazilië is. De weg is af en toe vreselijk slecht, met enorme potholes. Sommige wel 40 cm diep. Als je daar vol in rijdt, gaat er zeker iets kapot. Zo slecht was het alleen in Paraguay, richting Bolivia. Net als de andere weggebruikers slinger ik me er doorheen. Het kost alleen zoveel tijd, steeds weer optrekken.

Een aangegeven plek is een restaurant waarvan de eigenaar het goed vindt als je er kampeert. Dat klopt en ik ga er ook wat eten. Helaas niet erg goed. De nacht wordt ik geplaagd door muggen. Die was ik niet meer gewend en heb begin van de avond de deur te lang open gehad.
Twee elektronische apparaten lijken last te hebben van de steeds hogere luchtvochtigheid met het naderen van de evenaar. De GPS-module wil pas na een hele dag zoeken satellieten vinden en mijn macbook heeft last van een springende cursor. Vervelend want je kunt bijna niks meer doen dan. Gelukkig doet hij af en toe normaal.

Ik vertrek vroeg, want ik wil kilometers maken vandaag. Veel anders is er niet te doen en de enige slaapplekken op iOv zijn tankstations. Het begin is weer met veel potholes en schiet dus niet op. En dan halverwege is het ineens beter. Ik check op mijn navigatie en wat ik al hoopte klopt. Ik ben in een nieuwe staat en die lijkt zijn wegbeheer veel beter op orde te hebben. Ik ben nu in Pará, bekend van de Paranoten. Die hele grote in een zakje gemixt. Direkt staan er ook stalletjes die ze verkopen. Mijn gemiddelde snelheid verdubbelt en ik maak meer dan 500 kilometer. Wel weer de laatste 10 kilometer in het donker, maar ik wilde een groot tankstation halen om te kamperen. Enorm groot station met een hal die wel wat op die van een klein vliegveld lijkt.
Omdat de trucks af- en aanrijden, slaap ik met oordoppen.

Ik hoef dan nog maar 40 kilometer naar Belem en rij rechtstreeks naar de eerste keuze voor een boot naar Macapa. Dit stuk van zo’n 500 kilometer is niet te rijden, hier steek je de Amazone over. Weliswaar is het niet allemaal water en vaar je om het grootste riviereiland ter wereld heen, groter dan Nederland. Maar feitelijk ligt Macapa aan de overkant en de afstand is gelijk als die tussen Londen en Parijs. Alle afstanden zijn enorm in Brazilië. In Natal ben je dichter bij Afrika dan het zuiden van Brazilië.
Als ik het terrein oprij van Porto Leao, vraag ik gelijk of ik met de wekelijkse boot op vrijdag, overmorgen, mee kan. Dan wordt gelijk duidelijk dat er deze week helemaal geen boot gaat. Deze week is het grootste katholieke festival van Brazilië. Heb ik weer. Wat nu, de eerstvolgende boot gaat pas volgende week vrijdag, over 9 dagen. Dan belt hij voor me naar een andere rederij en ik rij daar gelijk heen. Die varen op maandag, maar kost wel de helft meer. Daar hoef ik niet lang over na te denken, maandag wordt het. Dan hoef ik ‘maar’ 5 dagen te overbruggen. Er zullen meer dan een miljoen mensen in de grote optocht mee lopen. Ik moet nog even bedenken wat ik ga doen, hoewel er heel weinig opties zijn buiten de stad.


De rederijen boden mij beide aan dat ik er kon kamperen, maar buiten hun poorten is niets en bovendien onveilig. Voor de eerste nacht heb ik een plek aan een boulevard. Een boulevard aan de Amazone, want laat ik daar toch even bij stilstaan, ik sta aan de rivier der rivieren. De overkant is hier 3 kilometer verderop, maar dit is slechts een zij-arm in de delta. Een andere bedding is meer dan 20 kilometer breed.
Het duurt tot na middernacht dat er beetje rust over de boulevard daalt. Het meest verstorend waren wel de modelauto’s met benzinemotor waarmee geracet werd. Het geluid van een opgevoerde brommer zonder uitlaat, maar dan hoger en snerpender in toon. Die dingen gingen ook over de 100 km/u. Ze zijn wel twee uur bezig geweest.
Ik sta bij een politiepost en dat is qua veiligheid beter. Ook Belem heeft geen goede reputatie.
Af en toe heb ik aanspraak soms met iemand die engels spreekt.
Een jongeman die zijn goede engels heeft geleerd via het gamen en amerikaanse popmuziek. En ook nog een man die me later meeneemt naar zijn binnenkort te openen guesthouse, waar ik even kan douchen. De tweede nacht op de boulevard is al net zo lawaaierig als de eerste. Geen race-autootjes, maar bijvoorbeeld om 4 uur ’s nachts parkeert er een auto naast me -er zijn verder 200 lege plaatsen- met drie mannen die even hun (zoveelste) biertje drinken met de achterklep open. De hele achterbak is gevuld met speakers en die doen het allemaal. Ze kijken verbaasd als ik uitstap, voor weer instap en wegrij om verderop te gaan staan.

Beide dagen ga ik naar As Docas, een gerenoveerd havengebied met trendy barretjes, zoals je tegenwoordig in bijna elke havenstad wel ziet. Ik kan daar goed parkeren en dan de wijk in lopen om wat te eten. Een maaltijd met een gebakken visje, waarvan ik echt heb gesmuld. Verse vis en eindelijk eens niet te lang gebakken. Ik zit hier veel liever tussen de gewone mensen en de gezellige drukte, dan in de bijna tot het vriespunt ge-airconditionde ruimte met heel veel lege tafels en hier en daar een zakenman op zijn mobiel. Ik zwicht wel voor een ijsje van een sorveteria waar ze in een rij staan. Je hebt hier zoveel smaken van vruchten die wij niet kennen.

Op vrijdag besluit ik in de middag naar ‘mijn’ haven te gaan, Porto Lider. Ze kennen me nog en ik rij het terrein op. Door het grote hek en portier is dit ook een veilig gebied, er buiten niet. Dat is ook wel te zien. Heel groezelig allemaal. Hutjes op palen en veel vuilnis op straat. Er was me verteld dat zaterdag en zondag er geen doorkomen aan is in de stad. Ik neem geen enkel risico. Bovendien zal de vraag naar een plek op de ferry groter zijn na een uitgevallen week. Ik kan gelijk betalen voor de overtocht op maandag en dat doe ik graag, want dan is mijn plek verzekerd. Ik wil naar Macapa. Ik móet naar Macapa.

Dacht ik nog dat het hier rustiger zou zijn, how wrong can you be. Ik begrijp nu pas dat de ferry niet vaart, omdat hij wordt gebruikt voor een varende dienst op de rivier. Hij wordt opgetuigd als een kerstboom en er staat een enorme geluidsinstallatie te blazen op volumestandje ‘permanente gehoorsbeschadiging’. Ik sta er ruim honderd meter vandaan en nog hoor ik het lawaai door mijn earphones met eigen muziek heen. Toch val ik ergens in slaap, want als ik wakker wordt zo rond 4 uur zie ik dat ik ben ingesloten door een zee van auto’s. De passagiers voor de maria-vererende tocht zijn gearriveerd.

Ik moet 3 dagen slijten hier en dat gaat redelijk, hoewel het alleen zijn het niet makkelijker maakt. Er is hier geen wifi en daarvoor ga ik naar de eerste haven, Porto Leao, waar ze wel hebben. Ik wilde de tweeëneenhalve kilometer lopen, maar het is onaangenaam. Nauwelijks trottoir, veel verkeer en je loopt langs een kanaal, wat verworden is tot een open riool. Ik voel me niet onveilig zo overdag, maar ik hou toch liever een brommertaxi aan en klim achterop. De passagiershelm mag ie houden, who knows hoeveel biodiversiteit daar in schuilt.
Ik druk hem 2 Real in de hand en loop weg. Hij zegt nog even dat het vijf is, maar protesteert verder niet als ik weg loop. De terugbrommer zeurt ook niet bij hetzelfde bedrag.
De tweede nacht is iets beter. Dezelfde partyboot ligt er nog en er is nu live muziek. Van de meest trieste soort. Een keyboardje met ingeprogrameerde muziek, het live gepeelde deel door iemand die iedere vorm van talent hiervoor mist en een zanger die een half octaaf bereik heeft, maar zich daar niet door laat hinderen. Ondertussen probeert hij het publiek op te zwepen, als ware het Ahoy. Er zitten vijf mensen….

Na nog drie dagen op het haventerrein te hebben verbleven, is het dan eindelijk de dag van vertrek. Ik was afgelopen dagen al een paar keer op de boot wezen kijken en had al gezien welke plek ideaal zou zijn. Op het voordek passen zo’n 15 auto’s en verder naar achteren is het meest geschikt, omdat het dek naar voren toe flink omhoog loopt. Als dan de neus ook nog naar achteren gericht staat zou mijn bed mooi horizontaal zijn. Vooropgesteld dat ik in de auto mag slapen. Ik word als eerste opgeroepen de auto aan te leveren, waarschijnlijk omdat de cruiser het grootst is. Het oprijden op de boot mag ik niet zelf doen, dat doet de kapitein. En hij zet hem precies zo neer als ik hoopte.

Ondertussen worden er vrachtwagenladingen met fruit in het schip geladen. En alles gaat met de hand, doosje voor doosje, zak voor zak. Het geurt wel heerlijk benedendeks.
We varen eerst nog naar de passagiersterminal, waar naar schatting nog z’n 500 mensen aan boord komen. Een ‘plek’ voor een passagier bestaat uit twee tegenover elkaar geplaatste haken waartussen je je hangmat hangt. Het gaat vol worden en als ik zie dat de haken voor de hangmatten net 60 cm uit elkaar hangen, dan zal er niet veel persoonlijke ruimte zijn. En het wordt vol, bijna alle haken zijn bezet. Dat betekent dat het bijna onmogelijk is je buurman niet te raken. Laat staan als er iemand vanuit het midden naar de kant moet of terug. Die moet mensen opzij duwen.

Ik nestel me in mijn eigen hangmat en lees een beetje. De mensen om mij heen zijn allemaal heel vriendelijk. Van het stel naast mij krijg ik gelijk een blikje bier. De kapitein roept af en toe iets om en 1 ding begrijp ik: dat het passagiers niet is toegestaan op het autodek te komen. Hmm. Later vraag ik het na aan een duitssprekende Braziliaan en die beaamt het, zij het dat je wel iets uit je auto mag halen. Dan durf ik het aan om naar de cruiser te gaan. Bootspersoneel ziet me, maar niemand slaat acht op mij. Ik blijf een tijdje in de auto, eet wat, maak koffie. Dat ziet er wel gunstig uit voor de nacht. Ga weer naar boven en in mijn hangmat liggen. Ik wil toch ook proeven hoe het is om hier tussen al die mensen te verblijven. Ik kan het mooi een beetje afwisselen.

In de avond is er ineens een hoop reuring. Een paar kleinere typische Amazoneboten zijn langszij komen varen en zijn manden met açaibessen aan het overladen. Al varende gaan de manden van hand tot hand tot ze in het midden tussen de auto’s worden opgestapeld. En het gaat maar door, minstens twee uur lang, duizenden manden. Als ze denken dat mijn fotowand een mooie vlakke wand is om de manden tegen aan op te stapelen, grijp ik in. Met een deels gespeelde verontwaardiging trek ik de manden naar voren, los van de wand. Ik heb geen zin dat straks de wand beschadigd is door een dag lang schuren door het trillen van de scheepsmotor, of een aggressief sap dat in de fotofolie trekt. Tot mijn verbazing wordt er instemmend geknikt rondom mij.

Ik heb het even geprobeerd in de hangmat te slapen en het ligt prima, maar te veel beweging om mij heen Buurman draait zit om en raakt me aan, wakker. En dan lig ik nog tegen een wand aan, dus maar 1 buurman.
Ik kan de ramen wijd open doen en zo met het dak dicht ook goede ventilatie. Dak zou open gekund hebben, maar dat is misschien de goden verzoeken.
Het laden van açai heeft tijd gekost want we voeren wel door, maar langzaam. En ik sta nu volledig ingebouwd, dus vrees ik dat het uren gaat duren voor ik van boot af kan. 
 
De vaart is heel afwisselend. Af en toe nemen we een smalle waterweg die twee grotere met elkaar verbindt. Soms is de bedding 3 kilometer breed en op het laatst meer dan 20 kilometer. Het lijkt of je de open zee op vaart. Die laat zich trouwens hier, honderden kilometers landinwaarts ook nog gelden. Je hebt eb en vloed in de rivier. In Belem was dat wel 3 meter. Als het op zee vloed is kan de rivier zijn water ook niet goed meer kwijt en gaat het opstuwen.
Dan als het net donker gaat worden komen we aan in Santana, de haven van Macapa. Tot mijn genoegen meert de boot andersom aan en hoeven de manden met vruchten niet eerst gelost te worden.

Er is weer iemand die de auto van de boot rijdt, maar dat is een rauwdouwer. Hij blaft een beetje in het rond en beschadigt iemands auto. Stuk bumper er af bij het afrijden van de loopplanken. Ik zat al in de cruiser en blijf daar. Deze idioot gaat mijn auto niet van boord rijden, dat doe ik zelf. Met wat lastig gemanoevreer en overal om je heen roepende en gebarende mannen, lukt het ook prima. 

Wel weer 20 kilometer in het donker rijden maar ik wil naar een camping die ik had gemarkeerd. Daar wordt ik eerst wat argwanig ontvangen, maar uiteindelijk was ik welkom. Goeie plek om even bij te komen en wat schoonmaakwerk en de was te doen. Ik kan wel merken dat Macapa warmer is dan Belem. Inmiddels heb ik ook buikloop gekregen en dat zorgt, samen met de warmte, voor een lamlendig gevoel. Klam en moe. Na nog wat internetten ga ik de stad in en ga in daar de evenaar over. Op een rotonde staat een monument, maar veel leuker is een voetbalstadion dat zo gebouwd is dat de middenlijn van het voetbalveld ook precies op de evenaar ligt. Noordelijk halfrond tegen zuidelijk: 0-0. Ik doe nog wat inkopen en dan begin ik met de laatste fase van deze reis. Nog 600 kilometer naar de grens met Frans Guyana. Over twee weken vlieg ik terug. Ik hoop dat het adres wat ik nu heb om de auto te stallen, een goede is. De mensen lijken heel aardig. Het is wel wat verder van het vliegveld, zo’n 60 km. Ze wonen in Kourou, waar ook de lanceerbasis van de ESA is. Het zou me niet verbazen als hij daar ook werkt, en/of zijn vouw.

De rit naar de grens is op een goede weg, op ruim 100 kilometer na, wat nog niet geasfalteerd is. Vreselijk diepe kuilen dus dat stuk nam veel tijd. Aan het eind van de eerste dag, halverwege duik ik een zijweggetje in en slaap aan de rand van de jungle. Maak nog even een mooi vogelconcertje mee en ’s ochtends wordt ik gewekt door toekans.
Mijn laatste dag in Brazilië slaap ik bij een tankstation in het grensplaatsje Oiapoque. Zelden zo’n rustige nacht gehad bij een tankstation en dan ook nog bij een grens. Dat betekent dat er bijna geen economisch verkeer is tussen beide landen. Nou ja, er staan nog 2 vrachtwagens, maar wellicht hebben die alleen iets gebracht naar Oiapoque en keren morgen weer terug.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten