vrijdag 12 januari 2018

26

 

Na het scoren van mijn nieuwe voorruit, ga ik nog even uitgebreid boodschappen doen voor de eerste dagen in Argentinië. Als ik terugkom zijn Ralf en Janneke ook aangekomen. We gaan met z’n drieën uit eten bij het restaurant van het hotel. Lekker maar vooral gezellig. Ook hier in de stad zijn de muggen talrijk en erg bloeddorstig. Ieder klein plekje dat je vergeten hebt in te smeren vinden ze overbiddelijk, waarna je je weer in moet houden om jezelf niet open te krabben. De muggenspray die ik hier kocht, helpt heel kort en heeft maar 10% deet. Gelukkig vind ik later ook nog een grote fles deet uit Nederland.

Paraguay was het 3e land op deze reis en sinds lange tijd weer eens een nieuw land, niet alleen hier in Zuid-Amerika. Ik tikte nummertje 75 aan. 

Ralf en Janneke blijven hier nog een aantal dagen om aan hun Landrover te werken, ik ga verder. Ik tref ze wel weer in Salta voor de Dakar en wieweet een tour door de bergen. Aan het einde van de straat waar we staan is een veerpont naar de andere kant van de Parana rivier en daar is Argentinië. Voor de pont dus uitchecken en erna Argentinië in. Ik kreeg een controle van de auto en die was redelijk grondig en met een speurhond. Ik had al gelezen dat er hier vooral op drugs wordt gecontroleerd. Voor de zekerheid had ik al mijn verse groente, fruit en een flinke steak verstopt in de kluis onder de vloer. Officieel mag je hier ook geen vers voedsel invoeren. Ben nog nooit gecontroleerd hierop bij binnenkomst in Argentinië, maar als ze geen drugs vinden, richten ze zich misschien hierop. Toen de hond was uitgesnuffeld kon ik verder. Terug in Maximaland.

Vanaf hier zal de weg nog steeds westwaarts gaan maar al na 50 kilometer is er Pilcomayo Nationaal Park. Ik lees enthousiaste verhalen. Als ik bij de gate aankom is er een lint gespannen en ik zie ook wel waarom. Het terrein staat deels onderwater van de stortregens die kennelijk ook hier hebben huisgehouden. Ik parkeer buiten de gate en ga wat wandelen, maar de meeste paden zijn om dezelfde reden gesloten. Daar bovenop zijn de muggen hier niet alleen zeer talrijk, ze zijn ook heel aggressief. Zelfs als je vol in de zon even stilstaat, zie je ze gelijk landen op de benen. Dat maak je niet vaak mee. Er is een groot meer en dat is te bereiken via een houten looppad over de moerassige kant. Aan het eind kun je uitkijken over het meer maar alle plekken zijn bezet door families of lokale jongeren. Ik zie ook niemand zwemmen. Buiten zitten kan niet vanwege de muggen, binnen zitten alleen met de ventilator vol op je gericht, zo warm is het. Park of niet, ik besluit om 5 uur dat ik toch verder rij. 

Ik kom na 200 kilometer bij een tankstation met een heel groot veld er achter. In de verre hoek staat een soort schaftkeet. Ik zet de cruiser er precies zo achter dat niemand mij kan zien en zo heb ik ook wat geluidswering tegen het geluid van af en aanrijdende trucks. Een prima plek zo en een prima nacht. 

Dan een volle rijdag waar ik 600 kilometer pak. De weg lijkt oneindig lang, recht en saai. Halverwege naar de horizon verandert de weg in een luchtspiegel. Het doet me denken aan Australië of Botswana. Eindeloze stukken met bushland, struiken en lage bomen, met de constante ruis van de talloze cicades. Een tankstation heeft wederom een plek voor mij in de verre hoek en na 11 uur komen of gaan er ook geen trucks meer. Er is zelfs een warme douche, wat een genot na een dag plakken op je stoel.

 
Onderweg zie ik een zijweg met een bord van een park, Calilegua heet het. Het park ligt tegen de steile hellingen van een berggebied met diverse soorten oerbos. Aan het begin is een camping waar ik even ga staan en wat eet voor ik de weg van 22 kilometer door het park omhoog rij, zo’n 1200 meter stijgend en dus veel haarspeldbochten. Mooi rijden zo met het tevreden ronkend Toyota-blok. Boven rij je het park weer uit en gaat de weg verder naar wat dorpjes. Ik ga op zoek naar een plek voor de nacht. Na een tijdje vind ik een verbreding in de weg waar ook een mooi uitzicht is. Heel in verte zie ik donkere wolken en onweer. Aanvankelijk denk ik nog dat het daarginds blijft maar als ik al bed lig komt het toch dichterbij. En dan besluit het weer om alles boven mij los te laten. Het stormt zo hard dat ik het dak dichttrek, het bliksemt zo vaak, dat het laadlampje van het zonnepaneel gaat branden. Je accu laden op bliksem, ik wist niet dat het kon. Dan af en toe een harde tik op het dak, dan vaker, tot het een oorverdovend geroffel is. Ik doe de koplampen aan en zie hagel. Gelukkig zijn ze niet groter dan een knikker, klein genoeg om geen schade aan te richten. Na een uur of twee ebt het weg en keer de rust weer. 
 
De volgende ochtend weer onweer, maar dan in mijn buik. Ernstig diarree en kotsen. Dat houdt de hele dag aan en het verbaast me hoe snel je kracht verliest hierdoor. Na een dag waarin ik 6 liter water drink, alleen al om het verlies aan vocht bij te benen, ben ik helemaal gesloopt. Ik heb geen koorts en hou het op een voedselvergiftiging, wie zal het zeggen.


Ik wil toch wel de berg af, je kunt in dit soort gebieden bij harde regen ook aardverschuivingen krijgen of rotsblokken die de weg versperren. Het duurt niet lang of er is inderdaad een stukje rotswand op de weg beland. Ik kan er maar net omheen navigeren. Na 10 kilometer moet ik weer liggen, zo moe ben ik. Dan schrik ik van een enorme bliksemknal die nog geen 100 meter van mij vandaan in slaat. Wat een knal, zelfs de GPS is helemaal van streek en ik moet hem een paar keer opnieuw opstarten, voor hij weer begrijpt wat zijn taak is.

Dan verder terug naar de grote weg, kijken of ik een plekje kan vinden. Eerst een tankstation met wifi gevonden zodat ik even contact kan hebben met Elize. Even mijn leed delen. Ik doe dan weer even een tukkie en als ik wakker wordt is het al donker. Deze plek is me toch te rumoerig. 5 km verderop is een camping en hoewel ik in principe niet in het donker rij, ga ik er wel heen. Om er achter te komen dat hij dicht is. Ik zet de cruiser voor het hek en ga slapen. 


De volgende dag gaat het al wat beter, in ieder geval niet meer misselijk en overgeven. Wel moet ik af en toe een noodstop maken. In Salta op zoek naar de camping municipal. Deze is gelegen aan een zwembad van ongekende grootte. Ik denk wel 3 voetbalvelden. Er omheen overal vaste tafels en grills. Zoals je van een gemeentecamping mag verwachten hier, is het een afgetrapte zooi. Het zwembad heeft zo te zien een vers blauw kleurtje gekregen, maar de rest is ernstig toe aan onderhoud. Het meest nog wel de sanitairblokken. Douches en zelfs sommige wc’s hebben geen deur meer, douchekoppen ontbreken allemaal en sommige wc’s trekken niet door. 

 
Toch is het geen onaangename plek, alleen het is zondag en dan is heel Salta bij het zwembad aan het grillen. Gezellig, totdat ze allemaal de deuren van de auto open gooien en de stereo op vol. Kermis. En dan komt Juan met zijn gettoblaster 2.0, een geluidsinstallatie die je in een middelgrote discotheek zou kunnen gebruiken. Hij trekt het gevaarte van het dak van zijn auto, die nog niet de helft er van waard is en zet hem er naast neer. De andere auto’s geven zich gewonnen en nu is er nog maar één Zuidamerikaanse treurnis te horen. Ik ben geen fan van de muziek hier. De nummers hebben allemaal hetzelfde ritme, je wordt er simpel van. Dat is ook te merken aan het volk. Ik heb de Argentijnen niet erg hoog zitten. Vergeleken met Brazilianen of Chilenen zijn er heel veel aso’s hier. Vooral hier in het noordwesten waar het allemaal een stuk armer lijkt.

Er komen twee families naast mij en na een tijdje gaan ze voetballen. Ze zetten mijn stoelen wat dichter tegen mijn auto. Niet dat dat nodig was, aan de andere kant is ruimte genoeg, even opschuiven met de goaltjes klaar. Nee, in de strijd om de bal vallen ze schreeuwend bijna de cruiser binnen. Geen enkel besef dat een ander misschien ook van zijn dag wil genieten. Vorig jaar maakten we ook al zoiets mee toen er hele families pal voor de deur van Arjens cruiser zaten en ook geen centimeter opschoven toen we er aan kwamen
Ik zet mijn tafel buiten en ga zitten eten. Het kan ze echt geen fuck schelen of ze met de bal mijn bord van tafel jassen. Ze nemen geen enkel gas terug. En dan verliezen we allemaal. Het gaat gieten. In eens is iedereen in rep en roer om alles in de auto’s te krijgen. Iedereen druipt af en gaat naar huis. Oh, rust. 


De volgende dag de stad in. Ik breng een grote zak was naar de Lavenderia en rij een berg op met uitzicht over de stad. In een grote supermarkt hebben ze iets waar ik gek op ben, gegrilde kip in een warmhoudzak. Ik vraag of ik ook een halve kan krijgen. Heerlijk altijd in de auto direkt wat ledematen verorberen en de rest later in een maaltijd verwerken. Tot mijn verbazing is het bij terugkomst op de camping best druk. Ach ja, het is vakantie hier. Maar omdat het wederom gaat regenen vertrekken de meesten. Nog even gekletst met een stel uit Buenos Aires die rondtrekken door eigen land. Er zijn natuurlijk ook genoeg leuke Argentijnen, gelukkig maar.
Ik heb een paar dagen voor de Dakar hier langs komt en ik wil een tourtje maken in de omgevng. Het wordt Cachi, volgens de Lonely Planet een leuk dorpje in de bergen. Bovendien loopt de weg deels door een park. 


Na een kilometer of 40 gaat het de bergen in. Weer een heerlijke kronkelweg. Vrij snel zie ik een plek voor een kop koffie. Niet dat mijn darmen al weer in orde zijn, maar ik wil mijn leven terug. En daar hoort koffie bij. Als ik weg rij stottert de auto. Dat is raar, ik heb een volle tank. Vooral als ik gas geef houdt hij in en ik zie ook wat wittige rook. Da’s niet goed. Zwarte rook is normaal als je wat hoger komt en ik zit al boven de 1500 meter. Hij blijft het doen, maar als ik de auto langs de kant zet en dan vol gas geef is er niets aan de hand.  Een gezonde zwarte wolk. De hele verdere weg naar boven houdt me dit bezig. Omdat ik toch redelijk kan blijven rijden, heb ik nog niet direkt dat ik terug wil. Misschien zit er water in de diesel, dat komt wel voor hier. Dan zal het een keer ophouden. Maar het bleef en ik denk dan dat het een lekke koppakking is. Dan zou de witte rook van de koelvloeistof moeten zijn. Die zou dan een lager nivo moeten hebben en dat klopt als ik er naar kijk.


Na een lange kronkelweg naar boven kom ik op een hoogvlakte van 3400 meter. Het wordt hier toch wel slechter en ik kom traag vooruit. De hoogvlakte is een dor landschap met heel veel cactussen, had ik zo niet verwacht hier. 


Samen met de rode rotsen hier en daar en prachtige aanblik. Maar ik kan er maar deels van genieten en hoewel ik een mooie plek voor de nacht heb gevonden, besluit ik toch om terug te rijden naar Salta en dan doe ik het liefst de afdaling nu. Dan kan ik morgen op tijd naar een garage. Ik rij tot de plek waar ik op de heenweg koffie had gedronken. Mooie plek aan een rivier, niet zichtbaar vanaf de weg.
In iOverlander staat een garage heel goed aangeschreven. Hopen dat hij niet met vakantie is en dan nog tijd heeft en dan ook nog eventueel aan een koppakking kan komen. Keep fingers crossed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten