zondag 18 februari 2018

30



Het eerste YPF–tankstation van San Juan zou goede wifi hebben. De juffrouw achter de balie moet even het modem resetten en dan doet ie het. En goed, ik kan bellen met Elize. Normaal blijf ik buiten, maar de hitte is niet te harden, dit moet tegen de 40 graden lopen. Binnen is het aangenaam, ze hebben airco. Net buiten San Juan is een groot stuwmeer en ik zie op de iPad diverse plekken. Maar bijna overal moet je betalen om aan het meer te komen en bovendien is het erg druk. Het is nog steeds weekend en vakantietijd.

Dan is er een zandweggetje dat een beschermd gebied ingaat dat wel wat heeft van het maanlandschap in Ischigualasto. Genoeg plekken hier en ik heb er gauw één gevonden. Tussen de bergjes blijft de warmte wel hangen, dus alles moet open ook de grote ramen. Gelukkig heb ik daar ook muskietengaas voor want die kleine etterbakvliegjes zijn nog steeds in grote getalen aanwezig. Er komen nog wat crossmotoren en auto’s langs maar dan is het weer helemaal stil.

Ik wil naar Barreal, een dorpje naar het westen waar positief over geschreven wordt. En die kant moet ik nog steeds op om uiteindelijk bij de grens met Chili te komen. MapsMe geeft een route binnendoor, de RP404. Het ziet er uit als een bergweggetje en hij zal zeker niet geasfalteerd zijn. Maar misschien wel een hele mooie rit. Totaal is het 130 kilometer en omrijden over de grote weg is het het dubbele. Het eerste stuk zuidwaarts van zo’n 30 kilometer is goed gravel, hoewel ik toch de banden aflaat om er net iets soepeler over te rijden. Dan maakt de weg een bocht naar het westen en gelijk wordt het anders.


Ik moet regelmatig een rivierbedding doorkruisen die door recente regens diepe dwarsliggende groeven hebben, al of niet nog met water gevuld. Die moet je heel langzaam nemen anders vliegt alles door de auto. Ook wordt de weg steeds smaller, zodat het eigenlijk nog maar een pad is. Af en toe moet ik me door struiken wurmen, wat een geluid geeft als met nagels over een schoolbord. Het stijgt ook nog behoorlijk en door de zachtere banden en de ruwe weg moet ik een paar keer de motor even laten afkoelen.

Onderweg zie ik een paar keer een verlaten boerderij, verder nog geen mens gezien. Waren de afgelopen 20 km pittig, nu wordt het echt een uitdaging. De weg heeft nu ook steeds diepe geulen in de lengte, grote stenen en wordt steeds steiler. Het is dus echt navigeren over een pad dat niet veel mogelijkheden laat. Ik moet toegeven dat ik wel lol in heb. Dit is het echte werk. Ik zit inmiddels al boven de 2100 meter als de weg zich splitst. 

Automatisch volg ik de duidelijkere naar links. Naar rechts zie ik de weg enorm steil omhoog gaan. Maar als ik de linker volg zegt MapMe dat het de verkeerde is, dat ik wel degelijk rechtsaf moet. Ik rij de net gedane 100 meter weer achteruit en ga even lopend kijken. De weg is zo steil dat ik hem op mijn slippers nauwelijks kan doen. Boven zie ik de weg verder lopen. Ik weet uit ervaring dat de cruiser deze helling wel haalt. Het is ‘maar’ 10 meter omhoog en ik kan een beetje een aanloop nemen. Maar de weg helt ook naar één kant over en heeft ook nog een diepe lengtegeul in het midden. 
 
Ik ga nog een keer de weg linksaf naar boven en ga net zo ver tot ik overtuigd ben dat er geen aansluiting is op de rechter. Had gekund, een omleiding. Met veel moeite vind ik een plek waar ik kan keren en kom terug op de splitsing. De helling is een risico doordat ik in volle vaart in de geul kan terecht komen en wie weet wat er dan gebeurt. Omslaan is niet uit te sluiten. Tel daarbij op dat ik dan nog 70 kilometer moet naar Barreal en ik geen idee heb wat me nog allemaal te wachten staat. En er is hier helemaal niemand en ook al een tijd niet geweest. Het enige dat ik zie is een vaag spoor van een quad. Ja, dat is fun om te doen, maar niet met een camper van ruim 3 ton. 
Ik moet nu een beslissing nemen die me helemaal niet aanstaat. Ik ga terug, het is niet anders. Dit hoort ook bij avontuurlijk reizen. Ik kies een willekeurige plek langs de weg om te bivakkeren en de volgende dag doe ik dan toch maar de lange omweg. De tegenstelling kon niet groter zijn, een grote brede gloednieuwe asfaltweg. En ook nog door mooi landschap. Dat is dan ook weer genieten. 

Barreal heeft een prettige sfeer en het ziet er opgeruimd uit, dat is wel eens anders. Ook als ik de buurtsuper binnen ga, is opvallend hoe clean en strak het allemaal is. Niet lux maar gewoon netjes. Er is een mooie, ook weer verzorgde plek aan de rivier waar ik kan staan. De rivieren lijken hier allemaal eerder op modderstromen, zo bruin zijn ze. Ze voeren kennelijk heel wat zand en puin af uit de bergen waar ik zo mooi uitzicht op heb. Eigenlijk is het niet te geloven waar ik naar kijk. Een stuk of 8 toppen van boven de 5000 meter en drie van boven de 6000. Ik kan ook de hoogste berg van de wereld buiten de Himalaya zien, de Aconcagua, bijna 7000 meter hoog.

Het werd niet zo’n rustige nacht als ik gehoopt had. Een groepje mannen heeft het heel gezellig aan één van de betonnen tafeltjes. En dat duurt tot 3 uur in de nacht.
Te zuiden van Barreal ligt het Leoncito Park, waar ook twee sterrenkijkers staan. Eén er van is te bezoeken. Lijkt me interessant. Ik neem de afslag om na een kilometer of 10 hekjes op de weg te zien. No Pasar. Huh, dicht? Dat is raar. Omdat het lunchtijd is smeer ik hier een broodje, misschien komt er toevallig nog een ranger ofzo. En na een kwartier komt er toevallig een ranger. Wat is er aan de hand. Zware regenval heeft de weg beschadigd en de camping is gesloten. Dat is nou jammer. Dan blijft er niet veel over dan door te rijden naar het laatste plaatsje voor de grens met Chili, Uspallata. 

Onderweg kom ik een plek tegen waar bomen zijn geplant, bijzonder in het verder kale landschap. Even een break. Er is ook een gebedsplek van Difunta Correa. Het verhaal gaat dat een moeder langs de weg is omgekomen van de dorst, maar dat haar baby nog leefde omdat die nog aan haar borst hing. De Argentijnen zetten op diverse plaatsen langs wegen een bouwseltje met erin beeldjes van haar met baby. Er omheen leggen de mensen dan plastic flessen met water. Honderden soms en ook onderdelen van auto’s en autobanden, als getuigenissen van overleefde ongelukken. Je denkt eerst altijd een illegale vuilstort te zien. De nationale sport in vooral Argentinië, illegaal vuil storten. 

Het uitzicht vanaf deze plek is weer fenomenaal en ik besluit hier te blijven. ’s Nachts is er geen verkeer en een belofte van een mooie zonsopgang op de bergen. Ik verzet de auto als ik ineens merk dat ik een lekke band heb. Zomaar. Helemaal plat. Het is dan lastig de krik onder de as te krijgen, maar ik heb natuurlijk nog een krik en die heb ik op dit continent nog niet gebruikt. De Hi-lift Jack. Ik heb hem in delen op verschillende plaatsen in de auto. Goed moment om even te kijken of alles nog werkt. Voor het eerst steek ik hem in de speciaal gemaakte T-vormige krikgaten in de achterbumper. En zo krik ik de auto zo ver omhoog dat ik de gewone krik er onder kan schuiven. De Hi-lift krik kan heel hoog krikken, maar is daardoor ook tamelijk instabiel en dus gevaarlijk. Als de gewone krik zijn werk heeft overgenomen haal ik hem weg. Alleen al als dat ding omvalt kun je je voet breken. Ik vind het gat in de band en steek er een speciale reparatieprop in. Zo hoef ik het wiel niet eens van de as te halen. Later kan ik al of niet de band nog echt laten repareren bij een bedrijf. De volgende ochtend zit alle lucht er nog in. Of net niet alles, ik twijfel een beetje. We merken het wel de komende dagen.

Uspallata is ook weer een leuk aandoend plaatsje. Centrum voor kayakken en klimsport. Bij de tourist-info is de wifi sterk genoeg om weer een blog online te zetten. Hier kook is van de groente die ik nog heb een pastasaus, anders moet ik ze weggooien in verband met de grens naar Chili. Je mag geen verse waren meenemen en er wordt op gecontroleerd. Maar ik weiger om mijn kruiden weg te gooien hoewel ik niet zeker ben of die nou wel of niet mogen. Verschilt ook nog weer per grens geloof ik. Zo twijfel ik ook over een worst. Vers vlees mag niet maar en worst is verwerkt vlees. Ik neem geen risico en verstop de spullen goed in plastic verpakt in de ondervloerse kluis. Ik zet er nog een zak met vuilnis op dat stuk vloer. Als er controle van een hond is, dan ruikt hij zeker wat er in de zak zit. Hopelijk dan een werkende afleidingstruc.

Later in de middag rij ik het laatste stuk naar de grens. Het is de drukste grens tussen Argentinië en Chili, ook wel logisch met grote steden Mendoza en Santiago aan weerszijden. Ik lees horrorstories over honderden auto’s in rijen te wachten. Mensen die 5 of 6 uur gewacht hebben. Onderweg wordt ik nauwelijks ingehaald, wat een goed teken is. Ook als ik af en toe zicht heb op een lang stuk weg zie ik weinig verkeer in mijn richting. Sowieso al meer de andere kant op. Het landschap is weer van een ongekende grootsheid. De bergwanden stijgen hoog boven het relatief nauwe dal uit en doordat ze zo dichtbij zijn lijkt het allemaal nog indrukwekkender.
Je kunt kiezen uit twee wegen. Eén gaat door een tunnel en de andere gaat via een grote hoeveelheid haarspeldbochten over een pas. Ik kies natuurlijk voor de laatste en slinger mijn weg omhoog naar het punt waar een Christusbeeld op de grens van beide landen staat. Ooit neergezet om de wederzijdse vriendschap te benadrukken nadat de vele grensonenigheden eindelijk waren beslecht. 
Van de top naar beneden eerst nog gravel, later komt er nog een hele serie haarspelden op verharde weg. Wat ook apart is, is dat je alle grensformaliteiten aan één kant doet. In mijn geval aan de chileense kant. Daar wordt de argentijnse TIP van de auto uitgeschreven en krijg ik een nieuwe van Chili. Een uitstempel van Argentinië krijg ik niet, maar dat had ik al gelezen. De auto is nog gecontroleerd op voedsel en ik overhandig een ui, een ei en wat knoflook. Altijd iets afgeven is het beste. 

Terug in Chili, het verschil is gelijk te merken. Veel meer bewoning, overal waar je kijkt in het dal zie je gebouwen. Een plekje vinden gaat nog niet zo makkelijk worden. Aanvankelijk ook bijna geen zijweggetjes. Na een kilometer of 40 pak ik een willekeurige zijweg en rij een stuk omhoog. Een mototrijder had geschreven dat hier een plek is voor een motor en een grote tent, maar niet voor een auto. Dit klinkt voor mij direkt als totale onzin en dat blijkt het ook te zijn. Ik zou eerder zeggen dat een tent lastig zou zijn hier, want ik sta midden op een doodlopend weggetje.

Dan moet ik gaan nadenken over wat ik de komende dagen ga doen, want ik ben eigenlijk veel te vroeg in Chili voor het afhalen van Elize. Dat duurt nog vijf dagen. In de omgeving zijn er niet echt dingen om heen te gaan en over de slaapplekken wordt ook al niet te enthousiast geschreven. Eerst maar eens geld pinnen en inkopen doen. Ik overweeg even om naar Valparaiso aan de kust te gaan, maar dat wil ik samen doen. Moet erg mooi zijn, maar is ook berucht om zijn onveiligheid hier en daar. 

Buiten het plaatsje Los Andes vind ik een plek die geen goede eerste indruk geeft. Je moet door een stortplaats voor bouwafval rijden om er te komen. Het verandert in een stortplaats voor grint en keien en dat doet gelijk heel anders aan. Afgezien dat het allemaal gestorte bultjes zijn is het wel natuurlijk materiaal. Ik ga hier even lunchen om het aan te zien. Het is super rustig hier, de rivier waaraan ik sta overstemd het geluid van de weg erachter en er is geen mens te zien. Ik heb prachtig zicht op de bergen, eigenlijk helemaal niet slecht. Ik blijf twee nachten en doe wat klussen. Ik wissel alle wielen door en begin met de grote schoonmaak. De rijdende mancave moet weer een paleisje op wielen voor twee worden. Vandaag ben ik halverwege mijn reistijd, nog tweeëneenhalve maand te gaan. Hier even een kaartje met, in het lichtblauw, waar ik in de afgelopen even zolange tijd ben geweest.

Vanuit Los Andes ben ik nog noordwaarts de bergen in gereden op aanraden van iemand ie ik bij een tankstation sprak. Zijn voorstelling van het gebied was wel wat positiever dan hoe het mij over komt. Hellingen met verdorde begroeiing en overal huisjes, zo te zien vakantiehuisjes. Uiteindelijk vind ik wel en mooi punt langs de weg met schitterend uitzicht over een vallei. 
Tijd om naar Santiago te gaan. Ik rij naar een plek die iO aangeeft en vrij uniek is. Een bewaakte parkeerplaats in de stad, gratis en je kunt er ook nog overnachten. Het blijkt allemaal waar te zijn. En het is ook nog aan de rand van een groot stadspark en villawijk en ’s nachts heel rustig. Ideaal dus. Ik loop de volgende dag naar het centrum, zo’n 6 km en struin wat rond bij de Plaza de Armas en Belles Artes een kunstenaarswijk. Terug bij de auto voel ik de voetjes wel. 
Een jong stel uit Canada naast me moet hun busje dat ze in Colombia hebben gekocht zien door te verkopen aan andere overlanders. Dat is qua papierwerk nog helemaal niet zo makkelijk. Als het ze niet lukt willen ze terugrijden, maar hun budget is al op. Ik hoop het beste voor ze. 

Na nog een dag in het centrum ga ik ’s morgens vroeg richting vliegveld. Ik had rekening gehouden met druk verkeer, maar ik kan overal goed doorrijden. In de buurt van het vliegveld is een modern tankstation met douches. Tegen de tijd dat Elize’s vliegtuig landt, rij ik het korte stuk naar de aankomsthal. Een klein uurtje later vallen we elkaar in de armen. Samen verder.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten