maandag 5 augustus 2019

48





  

Na de 100 kilometer glibberpartij rijden we gelijk naar een leuk restaurantje aan de oever van de Beni. We voelen ons lucky dat we hier kunnen eten in plaats van op een crackertje bijten ergens gestrand onderweg. De volgende dag ga ik dan eindelijk de tour boeken bij Madidi Travel. Vier dagen in de Serere Lodge midden in de jungle. Elize blijft op de camping en gaat studeren.
De boot vertrekt rond half 10 en gaat er bijna 3 uur over doen. Ik ben met nog 8 andere toeristen. Het onwaarschijnlijke doet zich voor dat het onderweg koud is. Dit hele gebied heeft te maken met El Sur, een koudefront dat helemaal uit Patagonië hier heen is gekomen. In plaats van een tropisch temperatuurtje zal het zo rond de 14 graden zijn, maar met de vaarwind over het water heb ik alles dicht en nog krijg ik het niet warm. Thuis in Nederland puffen ze nu met 40 graden. Rare wereld waarin we leven. 

De boot komt aan bij een steile afkalvende oever. Iedereen krijgt hulp om de 3 meter op de zanderige klei omhoog te komen. Dan is het nog een half uur lopen naar de lodge. Eerst komen de cabins waar men slaapt en 5 minuten verder staat de casa grande. Alle bouwsels bestaan uit een balken frame, gaas en een dak. Geen buitenwanden dus. Het ziet er prima uit, goede bedden hele cleane badkamer. 

Na even relaxen is er een wandeling van een paar uur met een gids. We zien uiteindelijk brulapen en slingerapen. Die laatste had ik nog niet in het wild gezien. Als ik ze wil fotograferen leun ik even tegen een schuine boom en voel dan een steek in mijn bil. Ik zie een bullet ant weglopen. Ai, die heten zo omdat een steek van ze voelt als een kogel die je raakt. Ze zijn tweeëneenhalve centimeter lang. De steek gaat gelukkig niet erger pijn doen. Waarschijnlijk was het slechts een schampschot. Na een paar uur is het weg. 

Er is ook nog een nachtwandeling maar die levert niets op, helaas.
Ik deel mijn cabin met drie anderen maar heb een rustige nacht. Het is nog steeds heel koel dus ben blij dat er extra dekens klaarliggen. Voor vertrek heb ik eindelijk eens een lokale simkaart gekocht en kan nu zonder wifi internetten met de telefoon. Je zou zeggen dat je daar diep in de jungle niks aan hebt, maar vreemd genoeg is er bij de lodge aan het meer 1 vierkante meter waar wel bereik is. Eén balkje dat net genoeg is om te whats-appen.

De volgende dagen ieder dagdeel weer wat gelopen of gevaren in kano, samen met het kleine groepje waar ik in zit. Engels stel, belgisch stel en een Noor. Ik moet eerlijk bekennen dat het me wat tegenvalt, wat er te zien is. De verwachtingen waren misschien wat te hoog. In een gebied zijn met de meeste soorten dieren wil nog niet zeggen dat je die ook gaat zien. Maar mijn jungletochten in Peru en Suriname waren toch veel beter. Dat ik hier een tapir en een reuzenmiereneter heb gezien telt niet helemaal. Die zijn gewend aan mensen en hangen rond in de buurt van de lodge. 


Wel fascinerende dieren, de tapir het grootste dier van Zuid-Amerika en de miereneter misschien wel de vreemdste verschijning. 
Gelukkig is het eten erg goed en de sfeer in de lodge ook prima. Verder kan ik wel enorm genieten van het lopen in een oerwoud. De enorme bomen met plankwortels zie je alleen in zo'n jungle.

De vierde dag ga ik weer terug naar Rurrenabaque, terug naar Elize. Heerlijk om een duik in het zwembad van de camping te nemen. 
Zijn we tot nu toe vooral in noordelijke richting gereden, vanaf hier gaan we oost. De eerste 100 kilometer gaat terug over de goede weg die we ook zijn gekomen, maar na de afslag is alles weer anders. Na 100 meter wordt gelijk duidelijk dat deze weg een stuk minder is. Heel afwisselend weer, stukjes goed asfalt, gravel met diepe kuilen, stukken goed gravel, asfalt met enorme gaten. En het wisselt elkaar soms om de paar honderd meter af, soms ook kilometers lang één van de variaties. Al met al vermoeiend rijden, want de hele tijd alert zijn. We komen aan in San Ignacio de Moxos, waar een aangename plek aan een meer is. In de verte horen we harde muziek uit het dorp en als we even lezen, blijkt dat we hier precies op de eerste van twee dagen festival zijn beland.
We hebben na de lange dag rijden geen puf om ons in het feestgedruis te storten, maar de volgende dag gaan we wel kijken. Oude mannen met grote verentooien dansen voor de kerk en binnen wordt een mis gehouden. Het is een oude Jezuietenkerk, de eerste die we tegenkomen. In het oosten zijn er meer. 

Een paar dagen lang staat het dorp op zijn kop. Dag en nacht muziek, rituelen, optochten en in een arena gaan dronken jongen mannen op de horens van een opgefokte stier. Sommige worden per ambulance afgevoerd. Het leger paradeert langs het plein, allen in smetteloos wit en de vrouwen op witte pumps maar ook met bajonet op hun geweer. 

Dan zie ik een man met een bekend gezicht die klaar staat om in een stoet mee te lopen. Is dat…ja dat is…de president van het land. Evo Morales. Als er dan allemaal cameramensen om hem heen komen staan, weet ik het zeker. Dat is de man die ik vaak op billboards langs de weg zag staan. Ik weet niet heel veel van hem, behalve dat hij controversieel is. Een man van het volk, cocaboer, maar naar eigen zeggen coca om te kauwen en niet voor productie van cocaïne. Hij wil analfabetisme elimineren en zorgt voor algemene gezondheidszorg. Maar ook wil hij hele stukken oerwoud laten kappen om er weides voor vee van te maken. Ook de Salar de Uyuni is bedreigd nu er enorme hoeveelheden lithium zijn gevonden onder het zout. Lithium dat enorm gewild is voor accu’s in smartphones en electrische auto’s. Hoe dan ook, ik ben op twee meter afstand van een staatshoofd, maak je niet elke dag mee.

De hele dag zie je vooral oude mannen met enorme verentooien ritueel dansen in de straat. Prachtig gezicht, maar ik moet onwillekeurig ook even denken aan al die mooie papagaaien die hiervoor het leven lieten.

De tweede nacht is rustiger en na een ochtendzwem in het pislauwe meer, gaan we weer op weg. Eerst Trinidad, waar we moeten regelen dat we wat langer in Bolivia mogen blijven. We halen het net niet met de gegeven 30 dagen en halen er nog 30 bij in het kantoor van de Imigracion. Al rijdend zien we wat van de stad maar zijn niet geneigd om langer te blijven. We laten de auto wassen die dan weer 20 kilo lichter is en zoeken de iO-plek op aan een riviertje. Niets bijzonders maar adequaat.

Dan een lange rijdag. 400 kilometer over wederom gemiddeld zeer matige weg. Daar ben je dan inclusief pauzes de hele dag mee bezig. Onderweg zien we een bizarre verschijning. Een luiaard die de weg oversteekt. Uiteraard in zijn trage tempo, maar het gekste is wel hoe hij zich voortbeweegt. Hij kan niet staan op zijn poten en al helemaal niet lopen. Hij schuift als een soort droogzwemmer vooruit op zijn buik. Samen met zijn vriendelijke en onschuldige gezicht is het een aandoenlijke vertoning. We blijven bij hem om te voorkomen dat nog platter op de weg eindigt door een auto.

In San Ramon vinden we een mooie plek op een bergje bij het dorp. Daardoor is het relatief rustig, relatief. Boven op het bergje staat een gebouw waarvan ik eerst dacht dat het het huis was van een miljonair. Vier verdiepingen hoog op palen een groot huis wat later slechts een uitkijktoren blijkt te zijn. Totaal over de top want het uitzicht is saai te noemen. Ik ga dan ook niet betalen om naar boven te gaan. 

Van San Ramon doen we even een stap van onze route en rijden noordelijk naar San Javier. Dit is het begin van weer een Jezuïtenroute zoals je die ook in Paraguay en Argentinië hebt. Er zijn zeven kerken in opvolgende dorpjes, maar we gaan er maar twee bezoeken, want de rest ligt aan een 400 km hobbelweg en daar hebben we even genoeg van.
De kerk van San Javier is bijzonder mooi met prachtig gedraaide palen van hout. De jezuïeten bekeerden ook hier de indianen en bouwden een samenleving met ze op die in die tijd heel succesvol waren. Ze lagen wel voortduren onder dreiging van slavenhandelaren en de katholieke kerk. Een zwitser heeft zich eind vorige eeuw ingezet op al deze kerken volledig te restaureren en dat is prachtig gelukt.

Na nog een nacht in San Ramon gaan we weer en dag rijden. Eerst nog wat wegwerkzaamheden maar dan komen we op een in goede staat verkerende F4 richting het oosten. Glad asfalt, wat kun je daar van genieten. En het schiet zo lekker op, want erg inspirerend is de omgeving niet. Halverwege zijn we wel weer eens toe aan een camping en vinden een hotel met mooie tuin waar we mogen staan.  Nog één dag rijden voor we de grens over gaan naar Brazilie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten