Bij de grensovergang terug
naar Argentinië staan twee tourbussen. Wij gaan eerst even ontbijten en wachten
tot de lange rijen weg zijn. Aan de argentijnse kant, waar wederom lange rijen
staan, mogen we in de kleine rij staan die eigenlijk voor uitgaande grenswisseling
is. Het maakt ze hier niet uit. En zo rijden we terug naar El Calafate en gaan
daar weer op de camping staan. Er moet een hoop gedaan worden, waaronder groot
inkopen. Alles is op en we zullen het weer een tijd lang zonder goede winkels moeten doen.
We blijven zelfs nog een dag extra om ook genoeg tijd te hebben voor internetten en
de was.
Dan gaan we op weg. We
moeten inclusief wat we eergisteren gedaan hebben zo’n duizend kilometer over dezelfde weg terug
naar het noorden. Het enige alternatief is langs de oostkust, maar daar hebben
we beiden helemaal geen zin in. We maken er de langste rijdag tot nu toe van.
In het gehucht Baja Caracoles moeten we even vragen waar we de zijweg kunnen
vinden die naar de Chileense grens gaat. De navigatie zit er voor het eerst
helemaal naast. Hij blijkt verlegd te zijn, zo’n 10 km verderop.
Het asfalt verruilen we voor
een slechte gravelweg met hier en daar gruwelijke wasbord. De bandenspanning
verlagen we aanzienlijk om het gerammel te beperken. Het helpt flink, maar door
het constant uitkijken naar scherpe stenen die je banden kunnen slopen, is het
toch een vermoeiende rit zo aan het eind van de dag.
Dan horen we een behoorlijke
knal. Ik stap uit en kijk van achteren onder de auto en zie vloeistof uitlopen.
Mijn eerste gedachte was een lekke dieseltank, maar al snel blijkt het water te
zijn. Een aftakking om de tank ook aan de onderkant te kunnen vullen is
volledig afgebroken en de tank loopt rap leeg. Het lukt me om de boel te
repareren, al wordt ik wel kleddernat en dat was niet heel prettig zo onder de
auto liggend met een frisse patagonische wind langs je heen. De luide knal was de
bodem van de watertank die naar binnen klapte vanwege het vacuüm dat was
ontstaan door het uitlopende water.
We vinden uiteindelijk ons
wildcamp hoog boven een prachtig meer.
De volgende dag richting de
grens op Paso Roballos, de zuidelijkste overgang naar de Carretera Austral die
we in Chili willen gaan rijden. Er schijnen hier maar zo’n 20 mensen per dag de
grens over te gaan. Als we aankomen zijn we de enigen, maar het wordt al snel heeeel
druk: er komt namelijk nog een auto. De douanebeambte neemt de tijd en het
lijkt of hij nog niet veel andere buitenlanders heeft gedaan. Ook vult hij alle
gegevens in op een kladje, kennelijk zijn er geen formulieren. Met de stempels
in de passen gaan we naar buiten.
Er loopt een knulletje van de gendarmeria mee die de auto wil
controleren. Beetje vreemd, uitgaand hebben we dat nog niet eerder gehad. En
hij neemt er ook de tijd voor. Alle lades en kasten worden opengemaakt. Wat
zijn dat voor lappen stof, oh, gordijnen. Een schaar, oei, das eigenlijk een
wapen. Mijn cameratas pakt hij uit. Ohhh, wat een grote camera. De zak met vuile
was wil hij zien. Hij is zijn schaamteloze nieuwsgierigheid aan het botvieren. Kijkt
bedenkelijk bij wat blikjes bier en de flessen wijn. Dat mag niet Chili in zegt
hij en suggereert dat we dat beter kunnen opdrinken (of aan hem geven hoopt ie
misschien??) Dan is zijn onprofessionele impertinentie voorbij en mogen we
gaan. Hij geeft mij een hand en Elize krijgt een kus op de wang. Dat is de eerste keer dat ik dat meemaak.
Na 10 km komen we bij de
Chileense grens en daar doet 1 man alle diensten. De passen, het
auto-importdocument en de controle op groente en vlees. Al onze inkopen liggen
in de vloerkluis. Ik laat hem de klaargemaakte macaronisaus zien, gebakken, dus
dat mag. 'Daar zitten al onze verse groenten en vlees in' zeg ik. Verder ziet hij
in de koelkast alleen potjes, sauzen en bier. 'Perfecto' zegt hij en kijkt nog
even achter de matras of we daar nog iets verborgen hebben. Hij schudt ons
vriendelijk de hand en we zijn weer in Chili.
We zitten ook gelijk in een
nieuw Nationaal Park, of eigenlijk nog in de maak. Er zijn twee reservaten en
een prive-landgoed samengevoegd. Het prive-gedeelte behoort toe aan Kris en Douglas
Thomkins, oprichters van de kledingmerken Patagonia, The North Face en Esprit.
De twee hebben hier meer megagrote stukken land opgekocht om terug te geven aan
de natuur. Douglas schijnt onlangs
overleden te zijn bij een kayakongeluk.
Als we een zijweggetje in
rijden komen we bij allerlei contructiewerk, zoals toiletgebouwen en zitjes om
te grillen en te eten. Een nieuwe camping in de maak. We rijden het weggetje
helemaal de berg op om bij een waanzinnig mooi uitzicht te komen. We overwegen
om hier te kamperen, maar de kille wind huilt hier om de auto. Toch maar niet,
we rijden verder en komen dan bij een camping die wel operationeel is. Er is
een nieuw gebouw met warme douches, fijn. De parking is heel krap en tussen de
struiken. We zetten de auto aan de waterkant waar we vrij uitzicht hebben.
De volgende dag klopt iemand
aan de deur. De amerikaanse vrouw vraagt vriendelijk of we de cruiser op de
parking willen zetten. Ze wil geen bandesporen aan het water. Omdat we
waarschijnlijk enigzins verbaasd kijken dat een amerikaanse ons dat vraagt, zet
ze haar verzoek kracht bij door zich voor te stellen. I am Kris Thompkins, the
owner. We verplaatsen de auto gelijk. Ze geeft nog wat tips over hikes die we
kunnen doen hier en gaat dan zelf op pad met wat vrienden of familie.
Laat de volgende dag ga ik
nog een hike doen. Er moet een rondje zijn met bruggen over de rivieren. Na het
begin over vlak terrein komt er klim met steile stukken. Na een mooi stuk over
een hoogvlakte met hier en daar een dalletje waar een stroompje met spa blauw
door loopt, zet een daling in naar een grotere zijrivier. Aan de overkant zie
ik het pad verder lopen, maar er is geen bruggetje te bekennen. Ik zoek nog wat
stroomopwaarts maar vind alleen plekken waar ik eventueel van de ene grote kei
naar de volgende zou kunnen springen. Het is
alleen een risico dat ik uitglij en met fototas en al in de rivier val.
Ik doe het niet en besluit dezelfde weg terug te nemen, zij het tegen mijn zin.
Het wordt al laat en ik moet de 8 kilometer ook nog terug. Om half negen kom ik
terug bij de auto waar Elize net de macaroni warm heeft. Yammie.
We gaan laat op pad naar een
volgende bestemming, welke weten we alleen nog niet. Na zo’n 5 kilometer komt
er een zijweggetje. Ik ben dan altijd nieuwsgierig waar dat heen gaat. We slaan
het weggetje in en komen uiteindelijk bij een rivier, die nu te diep is om te
doorwaden. Hier is volgens iOverlander een overnachtingsplek. Halverwege het
weggetje was er ook al één en we gaan terug om daar even koffie te drinken. Ik
kan de auto maar net achteruit op het kleine keerplaatsje zetten, maar dan is
het uitzicht is weer eens prachtig. We kijken uit over de hele vallei, ook van
binnenuit. De grote ramen doen hun werk nu heel goed. Ondanks dat we bijna
niets zijn opgeschoten, is dit onze plek voor de nacht. Heerlijk om zulke
beslissingen ad hoc te kunnen nemen.
Ik probeer om brood te
bakken in de Coleman oven, maar wordt nog niet een doorslaand succes. Het deeg
is niet goed gerezen en de broodjes zijn maar net gaar geworden en nogal hard.
Misschien was de gist niet helemaal goed meer en heb ik de oven niet heet genoeg
gestookt. Het brood wat Arjan en Anja gemaakt hebben een week geleden was
heerlijk. Misschien ook maar zo’n potjie, een zware gietijzeren pan met deksel
kopen. Die zet je op kooltjes die je op op de deksel legt en zo werkt hij ook
als een oven. Voor de uitgang van het park is er nog een visitor-center met een
camping. Okee, even snel de douche pakken dan maar.
Dan komen we eindelijk aan
bij de Carretera Austral, de zuidelijke weg. Die is ooit als prestigeproject
door Pinochet aangelegd. Het verbindt kleine slaperige dorpjes met de rest van
de wereld. Die weg gaan we voor het grootste deel rijden. We zouden nog 250
kilometer naar het zuiden kunnen, helemaal naar het einde van de weg naar het
dorpje O’Higgins, maar dan moet je dat zelfde stuk ook weer terug.
We hebben amper een paar
honderd meter gereden of we zien de Rio Baker, die bekend staat als de blauwste
rivier op aarde. Het is inderdaad onwerkelijk, die kleur. Als of ze verderop
grote potten verfstof er in gooien. We gaan een klein stukje zuid naar Cochrane
om inkopen te doen, maar pakken dan definitief richting noord. De weg is
meestal goed gravel maar sommige stukken die omhoog gaan hebben ripio, wasbord,
soms heel erg.
Als er een uitdraai van de
weg is waar duidelijk wel eens gekampeerd wordt, gaan we even kijken of er een mooi
plekkie voor ons is. Ik zet de achterwielen dicht aan de rand van de steile
helling zodat de kont van de cruiser er over heen steekt. Het is binnen nu net
of we in een penthouse zitten met een fenomenaal uitzicht over de Baker die
hier zelfs stroomversnellingen heeft. Net als gisteren kunnen we overdag
eindelijk weer eens lekker buiten zitten. Het wordt warmer.
Ik maak met de drone een
paar mooie shots van de rapids en hoe wij daar staan te kamperen. Dit is mooier
dan ik had durven dromen.
We genieten de volgende dag
ook nog volop van de plek en breken pas eind van de middag op. Onderweg is een
samenloop van twee rivieren die we gaan bekijken. Het is een stukje lopen maar
zeer de moeite waard. Hier zie je hoe de Rio Baker en de licht modderige Rio
Neff samengaan en mintblauw verder stromen. Voor de vermenging is de Baker dus
nog blauwer dan we eerst zagen. Donkerder azuurblauw.
We rijden langs de Rio Baker
maar meestal zit er een strook bos tussen en vangen we maar af en toe een glimp
op. Ook de plek waar we uiteindelijk kamp maken is in het bos, maar we kunnen
wel naar de rivier lopen. Ook hier is hij woest en nog steeds heel blauw. Er
komen ook twee motorrijders bij staan, een Amerikaan en een Canadees. Leuke
gasten die al een jaar onderweg zijn.
Ik wil nog wat opnames maken
met de drone, maar als ik hem oplaat, gaat het helemaal mis. Ongecontroleerd
vliegt hij een boom in en stort dan van zeker tien meter naar beneden. Hij ligt
op de kop en maalt nog wat bosgrond voor ik hem uit kan zetten. Er zitten nog
maar drie propellors aan. Van de vierde is geen spoor te bekennen. Die moet los
zijn gegaan en ver weg het bos zijn ingeschoten. Als ik de drone afveeg, aarde uit de gaatjes
blaas en opnieuw start doet 1 motor het niet meer. Dat is einde
verhaal wat betreft de drone, denk ik dan. Maar als ik hem helemaal uitdoe en
opnieuw de hele opstartprocedure, doen alle 4 motoren het weer. Ook de gimbal,
het bewegende gewricht waar de camera aan hangt, beweegt goed. Camera zelf is ook
onbeschadigd. Met een reservepropellor laat ik hem voorzichtig opstijgen. Alles
werkt goed, pffff. Wat een geluk bij een ongeluk. En wat een ongelofelijk ding
is het toch. Niet kapot te krijgen bijna, het lijkt wel een Toyota.
We moeten wat inkopen doen
de volgende dag en rijden een zijweg in naar Puerto Guadal dat 9 km verderop
ligt. Weer zo’n lieflijk dorpje met een steiger aan het meer. Ze hebben ook een
supermarktje, meer een grotere dorpswinkel die door de hele familie bestierd
wordt. Vader sjouwt met wijn en bier, moeders snijdt de vleeswaren, oma maakt
verse empenadas en dochterlief wacht verveeld achter de kassa op de volgende
klant. We vinden er alles wat we nodig hebben en gaan een lange pauze doen aan
het meer. Tijd voor een wasje en zo hangen onze kleren te drogen aan de
staalkabels die de lantaarnpaal moet bijstaan tegen de patagonische wind.
Laat in de middag toch maar
weer op weg als we al heel snel een prachtige hangbrug tegen komen. Vooral de
licht-oranje kleur steekt schitterend af tegen het azuurblauw van het meer. We
filmen wat en naast de brug is een mooie plek voor de nacht. Buiten ons
zijweggetje hebben we op de Carretera zelf toch zeker wel weer 10 kilometer
gereden vanaf de vorige stop. Zo willen we het doen, langzaam, alle mooie
plekken niet alleen bekijken, maar ook beleven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten