dinsdag 17 januari 2017

13

 

Bij de grensovergang terug naar Argentinië staan twee tourbussen. Wij gaan eerst even ontbijten en wachten tot de lange rijen weg zijn. Aan de argentijnse kant, waar wederom lange rijen staan, mogen we in de kleine rij staan die eigenlijk voor uitgaande grenswisseling is. Het maakt ze hier niet uit. En zo rijden we terug naar El Calafate en gaan daar weer op de camping staan. Er moet een hoop gedaan worden, waaronder groot inkopen. Alles is op en we zullen het weer een tijd lang zonder goede winkels moeten doen. We blijven zelfs nog een dag extra om ook genoeg tijd te hebben voor internetten en de was. 

Dan gaan we op weg. We moeten inclusief wat we eergisteren gedaan hebben zo’n duizend kilometer over dezelfde weg terug naar het noorden. Het enige alternatief is langs de oostkust, maar daar hebben we beiden helemaal geen zin in. We maken er de langste rijdag tot nu toe van. In het gehucht Baja Caracoles moeten we even vragen waar we de zijweg kunnen vinden die naar de Chileense grens gaat. De navigatie zit er voor het eerst helemaal naast. Hij blijkt verlegd te zijn, zo’n 10 km verderop.
Het asfalt verruilen we voor een slechte gravelweg met hier en daar gruwelijke wasbord. De bandenspanning verlagen we aanzienlijk om het gerammel te beperken. Het helpt flink, maar door het constant uitkijken naar scherpe stenen die je banden kunnen slopen, is het toch een vermoeiende rit zo aan het eind van de dag.
Dan horen we een behoorlijke knal. Ik stap uit en kijk van achteren onder de auto en zie vloeistof uitlopen. Mijn eerste gedachte was een lekke dieseltank, maar al snel blijkt het water te zijn. Een aftakking om de tank ook aan de onderkant te kunnen vullen is volledig afgebroken en de tank loopt rap leeg. Het lukt me om de boel te repareren, al wordt ik wel kleddernat en dat was niet heel prettig zo onder de auto liggend met een frisse patagonische wind langs je heen. De luide knal was de bodem van de watertank die naar binnen klapte vanwege het vacuüm dat was ontstaan door het uitlopende water.
We vinden uiteindelijk ons wildcamp hoog boven een prachtig meer. 

 

De volgende dag richting de grens op Paso Roballos, de zuidelijkste overgang naar de Carretera Austral die we in Chili willen gaan rijden. Er schijnen hier maar zo’n 20 mensen per dag de grens over te gaan. Als we aankomen zijn we de enigen, maar het wordt al snel heeeel druk: er komt namelijk nog een auto. De douanebeambte neemt de tijd en het lijkt of hij nog niet veel andere buitenlanders heeft gedaan. Ook vult hij alle gegevens in op een kladje, kennelijk zijn er geen formulieren. Met de stempels in de passen gaan we naar buiten. 
Er loopt een knulletje van de gendarmeria mee die de auto wil controleren. Beetje vreemd, uitgaand hebben we dat nog niet eerder gehad. En hij neemt er ook de tijd voor. Alle lades en kasten worden opengemaakt. Wat zijn dat voor lappen stof, oh, gordijnen. Een schaar, oei, das eigenlijk een wapen. Mijn cameratas pakt hij uit. Ohhh, wat een grote camera. De zak met vuile was wil hij zien. Hij is zijn schaamteloze nieuwsgierigheid aan het botvieren. Kijkt bedenkelijk bij wat blikjes bier en de flessen wijn. Dat mag niet Chili in zegt hij en suggereert dat we dat beter kunnen opdrinken (of aan hem geven hoopt ie misschien??) Dan is zijn onprofessionele impertinentie voorbij en mogen we gaan. Hij geeft mij een hand en Elize krijgt een kus op de wang. Dat is de eerste keer dat ik dat meemaak.

 

Na 10 km komen we bij de Chileense grens en daar doet 1 man alle diensten. De passen, het auto-importdocument en de controle op groente en vlees. Al onze inkopen liggen in de vloerkluis. Ik laat hem de klaargemaakte macaronisaus zien, gebakken, dus dat mag. 'Daar zitten al onze verse groenten en vlees in' zeg ik. Verder ziet hij in de koelkast alleen potjes, sauzen en bier. 'Perfecto' zegt hij en kijkt nog even achter de matras of we daar nog iets verborgen hebben. Hij schudt ons vriendelijk de hand en we zijn weer in Chili.
We zitten ook gelijk in een nieuw Nationaal Park, of eigenlijk nog in de maak. Er zijn twee reservaten en een prive-landgoed samengevoegd. Het prive-gedeelte behoort toe aan Kris en Douglas Thomkins, oprichters van de kledingmerken Patagonia, The North Face en Esprit. De twee hebben hier meer megagrote stukken land opgekocht om terug te geven aan de natuur. Douglas schijnt onlangs overleden te zijn bij een kayakongeluk.

 

Als we een zijweggetje in rijden komen we bij allerlei contructiewerk, zoals toiletgebouwen en zitjes om te grillen en te eten. Een nieuwe camping in de maak. We rijden het weggetje helemaal de berg op om bij een waanzinnig mooi uitzicht te komen. We overwegen om hier te kamperen, maar de kille wind huilt hier om de auto. Toch maar niet, we rijden verder en komen dan bij een camping die wel operationeel is. Er is een nieuw gebouw met warme douches, fijn. De parking is heel krap en tussen de struiken. We zetten de auto aan de waterkant waar we vrij uitzicht hebben. 

De volgende dag klopt iemand aan de deur. De amerikaanse vrouw vraagt vriendelijk of we de cruiser op de parking willen zetten. Ze wil geen bandesporen aan het water. Omdat we waarschijnlijk enigzins verbaasd kijken dat een amerikaanse ons dat vraagt, zet ze haar verzoek kracht bij door zich voor te stellen. I am Kris Thompkins, the owner. We verplaatsen de auto gelijk. Ze geeft nog wat tips over hikes die we kunnen doen hier en gaat dan zelf op pad met wat vrienden of familie.

 

Laat de volgende dag ga ik nog een hike doen. Er moet een rondje zijn met bruggen over de rivieren. Na het begin over vlak terrein komt er klim met steile stukken. Na een mooi stuk over een hoogvlakte met hier en daar een dalletje waar een stroompje met spa blauw door loopt, zet een daling in naar een grotere zijrivier. Aan de overkant zie ik het pad verder lopen, maar er is geen bruggetje te bekennen. Ik zoek nog wat stroomopwaarts maar vind alleen plekken waar ik eventueel van de ene grote kei naar de volgende zou kunnen springen. Het is  alleen een risico dat ik uitglij en met fototas en al in de rivier val. Ik doe het niet en besluit dezelfde weg terug te nemen, zij het tegen mijn zin. Het wordt al laat en ik moet de 8 kilometer ook nog terug. Om half negen kom ik terug bij de auto waar Elize net de macaroni warm heeft. Yammie. 

 

We gaan laat op pad naar een volgende bestemming, welke weten we alleen nog niet. Na zo’n 5 kilometer komt er een zijweggetje. Ik ben dan altijd nieuwsgierig waar dat heen gaat. We slaan het weggetje in en komen uiteindelijk bij een rivier, die nu te diep is om te doorwaden. Hier is volgens iOverlander een overnachtingsplek. Halverwege het weggetje was er ook al één en we gaan terug om daar even koffie te drinken. Ik kan de auto maar net achteruit op het kleine keerplaatsje zetten, maar dan is het uitzicht is weer eens prachtig. We kijken uit over de hele vallei, ook van binnenuit. De grote ramen doen hun werk nu heel goed. Ondanks dat we bijna niets zijn opgeschoten, is dit onze plek voor de nacht. Heerlijk om zulke beslissingen ad hoc te kunnen nemen.

Ik probeer om brood te bakken in de Coleman oven, maar wordt nog niet een doorslaand succes. Het deeg is niet goed gerezen en de broodjes zijn maar net gaar geworden en nogal hard. Misschien was de gist niet helemaal goed meer en heb ik de oven niet heet genoeg gestookt. Het brood wat Arjan en Anja gemaakt hebben een week geleden was heerlijk. Misschien ook maar zo’n potjie, een zware gietijzeren pan met deksel kopen. Die zet je op kooltjes die je op op de deksel legt en zo werkt hij ook als een oven. Voor de uitgang van het park is er nog een visitor-center met een camping. Okee, even snel de douche pakken dan maar.

Dan komen we eindelijk aan bij de Carretera Austral, de zuidelijke weg. Die is ooit als prestigeproject door Pinochet aangelegd. Het verbindt kleine slaperige dorpjes met de rest van de wereld. Die weg gaan we voor het grootste deel rijden. We zouden nog 250 kilometer naar het zuiden kunnen, helemaal naar het einde van de weg naar het dorpje O’Higgins, maar dan moet je dat zelfde stuk ook weer terug. 

 

We hebben amper een paar honderd meter gereden of we zien de Rio Baker, die bekend staat als de blauwste rivier op aarde. Het is inderdaad onwerkelijk, die kleur. Als of ze verderop grote potten verfstof er in gooien. We gaan een klein stukje zuid naar Cochrane om inkopen te doen, maar pakken dan definitief richting noord. De weg is meestal goed gravel maar sommige stukken die omhoog gaan hebben ripio, wasbord, soms heel erg.

Als er een uitdraai van de weg is waar duidelijk wel eens gekampeerd wordt, gaan we even kijken of er een mooi plekkie voor ons is. Ik zet de achterwielen dicht aan de rand van de steile helling zodat de kont van de cruiser er over heen steekt. Het is binnen nu net of we in een penthouse zitten met een fenomenaal uitzicht over de Baker die hier zelfs stroomversnellingen heeft. Net als gisteren kunnen we overdag eindelijk weer eens lekker buiten zitten. Het wordt warmer.
Ik maak met de drone een paar mooie shots van de rapids en hoe wij daar staan te kamperen. Dit is mooier dan ik had durven dromen.

  

 

We genieten de volgende dag ook nog volop van de plek en breken pas eind van de middag op. Onderweg is een samenloop van twee rivieren die we gaan bekijken. Het is een stukje lopen maar zeer de moeite waard. Hier zie je hoe de Rio Baker en de licht modderige Rio Neff samengaan en mintblauw verder stromen. Voor de vermenging is de Baker dus nog blauwer dan we eerst zagen. Donkerder azuurblauw. 

 

We rijden langs de Rio Baker maar meestal zit er een strook bos tussen en vangen we maar af en toe een glimp op. Ook de plek waar we uiteindelijk kamp maken is in het bos, maar we kunnen wel naar de rivier lopen. Ook hier is hij woest en nog steeds heel blauw. Er komen ook twee motorrijders bij staan, een Amerikaan en een Canadees. Leuke gasten die al een jaar onderweg zijn.

 

Ik wil nog wat opnames maken met de drone, maar als ik hem oplaat, gaat het helemaal mis. Ongecontroleerd vliegt hij een boom in en stort dan van zeker tien meter naar beneden. Hij ligt op de kop en maalt nog wat bosgrond voor ik hem uit kan zetten. Er zitten nog maar drie propellors aan. Van de vierde is geen spoor te bekennen. Die moet los zijn gegaan en ver weg het bos zijn ingeschoten. Als ik de drone afveeg, aarde uit de gaatjes blaas  en opnieuw start doet 1 motor het niet meer. Dat is einde verhaal wat betreft de drone, denk ik dan. Maar als ik hem helemaal uitdoe en opnieuw de hele opstartprocedure, doen alle 4 motoren het weer. Ook de gimbal, het bewegende gewricht waar de camera aan hangt, beweegt goed. Camera zelf is ook onbeschadigd. Met een reservepropellor laat ik hem voorzichtig opstijgen. Alles werkt goed, pffff. Wat een geluk bij een ongeluk. En wat een ongelofelijk ding is het toch. Niet kapot te krijgen bijna, het lijkt wel een Toyota.

We moeten wat inkopen doen de volgende dag en rijden een zijweg in naar Puerto Guadal dat 9 km verderop ligt. Weer zo’n lieflijk dorpje met een steiger aan het meer. Ze hebben ook een supermarktje, meer een grotere dorpswinkel die door de hele familie bestierd wordt. Vader sjouwt met wijn en bier, moeders snijdt de vleeswaren, oma maakt verse empenadas en dochterlief wacht verveeld achter de kassa op de volgende klant. We vinden er alles wat we nodig hebben en gaan een lange pauze doen aan het meer. Tijd voor een wasje en zo hangen onze kleren te drogen aan de staalkabels die de lantaarnpaal moet bijstaan tegen de patagonische wind. 

 

Laat in de middag toch maar weer op weg als we al heel snel een prachtige hangbrug tegen komen. Vooral de licht-oranje kleur steekt schitterend af tegen het azuurblauw van het meer. We filmen wat en naast de brug is een mooie plek voor de nacht. Buiten ons zijweggetje hebben we op de Carretera zelf toch zeker wel weer 10 kilometer gereden vanaf de vorige stop. Zo willen we het doen, langzaam, alle mooie plekken niet alleen bekijken, maar ook beleven. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten