In Puyuhuapi vinden we zelf
een mooie plek aan de baai. In plaats van een boulevard heeft dit dorpje
stukjes niemandsland tussen bebouwing en de zeeinham. We gaan een keer uit eten
omdat mensen in iOverlander erg waren te spreken over een restaurantje. Het was
wel grappig in de zin van knullig, maar dat hoeft niets over het eten te
zeggen. Maar helaas kon het eten de kwalificatie amateuristisch niet ontstijgen.
Een zielig hompje flink doorbakken rundvlees met van de olie druipende
frietjes. De enige andere keuze, vis met friet, was waarschijnlijk van
hetzelfde allooi geweest. Maar ach, je bent weer even in een andere omgeving.
De volgende tip van onze digitale
gids was een stuk beter. Een plek aan een rivier, ja, voor de zoveelste keer,
maar nu van schoonheid dat ie bij ons in de top 3 komt.
We zitten inmiddels op
een zijweg die naar het dorpje Raul Marin Balmaceda aan de kust gaat. Die weg
is nog geen 10 jaar geleden voltooid, voorheen kon je hier alleen over water
komen. Voor de plek moeten we een stuk van de weg af en op het zijpad een hek
openen. Als we er niet over gelezen hadden dat dat okee is, dan zouden we zoiets
niet gauw doen en zouden zijn omgekeerd. Hier komen twee rivieren samen en
onder een grote boom zit één jonge knul gitaar te spelen voor zijn tentje. We
zwaaien even en zoeken ons eigen plekje op het grote grasterrein. Omdat het nogal
waait gaan we bij de bosrand staan. Daar kunnen we ook heerlijk douchen met
warm water van ons houtgestookte keteltje.
De hele omgeving rondom
straalt een ongereptheid uit. Het gras waar we op zitten is dan weliswaar van
een koeienfarm, maar aan de overkant van de rivier zijn de bergen begroeid met
primair oerwoud. De wildheid wordt nog benadrukt door de besneeuwde toppen van
de hoge bergen in de verte er achter.
Het dorpje Raul Marin
Balmaceda stelt niet veel voor. De straten zijn van modder en de huizen meestal
toe aan wat onderhoud. Het heeft onmiskenbaar een end-of-the-road gevoel. Bij
een hostal kunnen we internetten en de sympathieke uitbater biedt boottochtjes
aan. Aanvankelijk had ik daar niet heel veel zin in, maar uiteindelijk hebben
we het toch gedaan. Als is het maar om even wat anders te doen. Om wat we
gezien hebben hoefden we het niet te doen, wat zeeleeuwen en aalscholvers. De
eilandjes waar om heen voeren waren wel mooi, maar helaas hebben we de
zeeotters niet gezien.Dat had me zeker wel geïnteresseerd. Goed, met wildlife
moet je ook een beetje geluk hebben.
Op weg terug naar de
carretera gaan we weer naar dezelfde plek waar de twee rivieren samenvloeien. Er
is nu niemand en hebben dus het rijk alleen. Het weer is nu echt zomers en dat
maakt het allemaal nog aangenamer. 's Ochtends een schitterende ochtendnevel met kleur.
Omdat het zaterdag is en we
het op deze plek niet zien gebeuren dat er overlastige jongeren de nacht gaan
verstoren, besluiten we te blijven. Alleen moesten we al vrij dringend inkopen
doen. We graven door de voorraden heen om te zien wat er nog is. Twee blikjes
tonijn, altijd goed, een ui en knoflook. Voor de lunch ga ik voor de tweede
keer chipati’s maken. De simpelste vorm van brood maken. Meel hebben we nog en
gemengd met water maak je balletjes deeg. Die rol ik met een wijnfles als
deegroller plat en leg ze in een hete koekepan. Na een paar minuten zijn ze al
gaar. Direct oprollen met tonijn erin…..verrukkelijk. En na vijf van die dingen
zijn we allebei voldaan. Super om met zulke simpele dingen zoiets lekkers te
maken. De volgende morgen worden we (nou ja, ik) wakker door een kudde langslopende koeien.
Terug op de carretera komen
we weer in La Junta, een dorpje met wat basics. We kopen wat hoognodig proviand
en dan zien we weer een zijweggetje. Die gaan we natuurlijk doen. Het is maar
25 kilometer en hij komt een eind verder weer uit op de carretera. Onderweg
weer een mooi meer en krakkemikkige hangbrug. De oever van het meer is modderig
en stinkt een beetje. We zien af van hier overnachten. We rijden weer terug
naar La Junta, omdat we nog wat extra inkopen willen doen. Het pompstation
heeft ook water en lucht om de banden weer op spanning te brengen. Op alle
slechte gravelwagen laat ik lucht af, want dat maakt zoveel uit. Met harde
banden heb je soms het gevoel dat de auto uit elkaar rammelt, iets dat met
minder lucht soms helemaal weg is. De weg is weer mooi nieuw asfalt.
We vinden onderweg nog een mooie
slaapplaats op een groot weideveld. Verderop is een hele oude hangbrug, met een bord dat er niet meer dan twee koeien tegelijk op mogen. Hoe landelijk wil je het hebben.
We rijden door naar
Chaiten. Net buiten het dorp vinden we een mooie plek aan de baai. Er staan twee
andere campers, van die megadingen met uitschuifpuien. Niks op tegen om een
plek met anderen te delen, maarrrr.. bij eentje staat er een generator te
draaien. Als ik ergens een hekel aan heb, is dat het wel. Wat een idioten zijn
dat, die de natuur in gaan en dan zo de rust verstoren.
Gelukkig is er verderop een
veel betere plek op een keienstrandje. We staan nog maar net als we een groepje
dolfijnen vlak langs het strand komt. Ik voel me gelijk weer een stuk beter.
Ook zijn er bijzondere zwanen, wit met zwarte hals en rode snavel. Het zijn er
wel honderd.
De plek wordt vervolmaakt
door het zicht op de Corcovado, een scherp omhoog stekende vulkaan. Dit is wat
dit land zo bijzonder maakt. Later komen er nog twee fietsers bij ons staan die
stilletjes in een hoekje hun tentje opzetten. ’s Morgens brengen we ze thee en
kletsen we een beetje. Onze vrienden in de zee zijn er ook weer.
Elize heeft kunnen bellen
met haar jarige Jurgen, wat de reden was om voorbij het Pumalin Park te rijden
gisteren. We rijden nu 25 kilometer terug omdat we dit niet willen overslaan.
Ook dit park is/was van de Tompkins en de opzet en stijl is dezelfde. De
ingangsweg van het park is omzoomd door
een gemanicuurd grasveld. En ook de camping zou je zo kunnen veranderen
in een golfbaan. De rondweg erdoor heen is goed aangelegd en gaat enkelbaans
door een mooi bos. Als er een tegenligger komt moet één van de twee achteruit
tot er een passeerplaats is.
We doen een wandeling van twee
uur die stijl omhoog gaat naar een uitzichtpunt op een gletsjer. De hike was lekker, even weer de spiertjes gebruikt.
Van het campinggebeuren hier
begrijpen wij niet veel. Het ziet er uit als het enorme gazon van een landgoed,
er zouden zo 100 tenten kunnen staan. Maar er is maar plek voor een handjevol
auto’s op de parkings. Iederen moet dus al zijn spullen de camping op sjouwen.
De toiletgebouwen zien er perfect uit maar de warme douches doen het niet. Wij
kunnen dus niet anders dan op de parking kamperen en met zelf warmgemaakt water
naar de douchehokken. Op zich niets mis mee, maar we zijn niet van plan om
hiervoor de hoge campingprijs te betalen. En we zijn niet de eersten die er zo
over denken. We lezen dat de ranger rond 9 uur geld komt innen. We nokken
redelijk op tijd, maar komen hem onderweg toch tegen. Of we even willen
afrekenen. Ik zeg dat we vanochtend vroeg uit Chaiten zijn gekomen. Het bonnenboekje
gaat weer in de zak en we rijden door.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten